Hieronder de onverkorte versie van het artikel in Trouw van 7 oktober 2011 onder de kop: Dader misbruik moet niet zijn schuld etaleren.
In de Trouw van zaterdag jl. was te lezen dat de Protestantse Kerk daders van seksueel misbruik publiekelijk boete wil laten doen. Op die manier moeten daders zich verantwoorden tegenover de kerkelijke gemeente en het slachtoffer. Dit stelde ds. Plaisier voor in reactie op een reportage van de EO (De vijfde dag, donderdag 29 september) over seksueel misbruik binnen protestantse kerken en evangelische geloofsgemeenschappen.
In mijn beleving is dit een ongelukkig antwoord op de verkeerde vraag. De reportage van de EO probeerde te achterhalen waarom zoveel mensen wel melding maken van seksueel misbruik door ambtsdragers (300 meldingen), terwijl dit uiteindelijk maar tot enkele officiële klachten (9) heeft geleid. Uit de verhalen van de slachtoffers kwam naar voren dat de weg van het kerkrecht buitengewoon zwaar is. Voor veel slachtoffers is deze weg dan ook geen optie.
In de afgelopen jaren heeft de Protestantse Kerk in Nederland veel energie gestoken in het bespreekbaar maken en aan de orde stellen van seksueel misbruik door ambtsdragers. Er is een protocol gepubliceerd en opgestuurd naar alle gemeenten, er zijn meerdere brochures geschreven, in de bepalingen bij de kerkorde is speciaal aandacht voor misbruik door ambtsdragers, en de interkerkelijke stichting tegen seksueel misbruik in pastorale relaties (SMPR) beschikt over een netwerk van vertrouwenspersonen om slachtoffers te ondersteunen. Desondanks laten de cijfers van de EO een pijnlijke lacune zien.
Waar blijven de slachtoffers in onze kerken? Wordt er recht gedaan? Worden de daders ter verantwoording geroepen? Deze cijfers zijn extra pijnlijk wanneer ik me bedenk dat de Protestantse Kerk zich met name is gaan richten op misbruik door ambtsdragers – en dan met name op misbruik door predikanten. Vrijwilligers in de kerk die zich schuldig maken aan misbruik is nog een redelijk onontgonnen gebied. We hebben ontzettend veel vrijwilligers die actief zijn binnen het jeugdwerk. Deze vrijwilligers hoeven geen verklaring van goed gedrag te overleggen.
Daarnaast had de Protestantse Kerk enkele jaren geleden geweldig veel kennis in huis als het gaat om misbruik en geloof. Helaas zijn met het afstoten van de Regionale Dienstencentra ook de meeste van deze groepen verdwenen.
Daar had ds. Plaisier over kunnen spreken: hoe maken we onze kerken veiliger? Hoe kunnen we op een proactieve manier werken aan preventie? Hoe dragen we er zorg voor dat er naar slachtoffers geluisterd wordt en dat er recht gedaan wordt?
Het antwoord van de secretaris van de PKN ging echter over boetedoening door daders als een mogelijkheid de doofpotcultuur te doorbreken. Het is de vraag of een openbare boetedoening wel een goed idee is. Boetedoening sluit aan bij dadermechanismen. In eerste instantie zal een dader ontkennen, vervolgens bagatelliseren en tot slot spijt betuigen om zijn / haar leven weer op te kunnen pakken. De dader krijgt een podium aangereikt waarop hij zijn schuldbesef mag etaleren. Dit is een risicovolle strategie: daders vertellen niet altijd het hele verhaal. In mijn onderzoek (Ontredderd, 2005) deed een predikant vier of vijf keer een poging om tot een openbare schuldbelijdenis te komen. De kerkenraad en gemeente wilden hem graag weer in de armen sluiten, maar telkens bleken er zich nog nieuwe slachtoffers te melden, waar de schuldbelijdenis niet over repte.
De vraag die zich opdringt en waar we mee aan de slag moeten is: hoe kunnen we beter recht doen aan slachtoffers binnen de kerk?
Geef een reactie