Onderstaand verslag vond ik terug en komt uit 2011. Esther werd uitgenodigd om enkele werken tentoon te stellen in Stony Brook University, New York. Een fantastische gebeurtenis, en prachtig dat Esther hiervoor gevraagd is. Meer werk van Esther zien? Zie: http://www.kunstuitgeweld.nl
Laat ik eerlijk zijn: ik ben geen held. Toen Esther maanden geleden begon met het regelen van de reis naar New York, en het op enig moment duidelijk werd dat iemand (lees: ik) in New York zou moeten autorijden, besloot ik deze informatie verder gewoon te negeren.
Met trots en plezier leefde ik toe naar onze trip naar New York. Het gebeurt immers niet elke dag dat je vrouw een aantal werken mag laten zien in een tentoonstelling in Stony Brook University of the State New York. Alleen dat was al zo bijzonder en zo gaaf dat het beslist elke moeite waard was.
Maar goed. Het autorijden. Na een vlucht van 7 uur kwamen we aan op JFK-airport. Daar zouden we door een taxi naar ons hotel worden gebracht. Het instappen ging goed, maar zodra deze chauffeur begon te rijden, sloeg de schrik ons om het hart. De rit duurde ruim een uur – een uur waarin de chauffeur er behagen in scheen te scheppen om het lot te tarten. Het verkeer stond redelijk vast – wat klaarblijkelijk hoort in Manhattan, New York. Maar onze chauffeur uit India bleek steeds weer een gaatje te zien, waar hij met zijn taxibusje indook. Al mopperend en zwaaiend met zijn armen, toeterend en anderen de weg afsnijdend, bracht hij ons uiteindelijk op de plaats van bestemming: hotel Beacon. We waren vooral blij dat we het overleefd hadden, maar tegelijkertijd bekroop me ook wel een onrustig gevoel: over twee dagen zouden wij zelf onze weg moeten vinden in New York met een huurauto.
De garage waar we de huurauto konden ophalen was gelukkig dichtbij. Hoewel gelukkig – het betekende dus wel dat we vanuit hartje Manhattan moesten vertrekken. Nadat alle formaliteiten geregeld waren met de huurauto, wilden we vertrekken. We hadden een gloednieuwe zilveren Chevrolet Impala gehuurd, Een niet onbelangrijk detail: in Nederland hadden we onze VW Golf ingeruild voor een Citroën Xantia. Niet uit vrije wil, natuurlijk, maar omdat de besturing van de Golf uitviel op wat ongelukkige momenten. Op de snelweg bijvoorbeeld. Ook sloeg de motor af wanneer je het gas losliet. Onhandig bij verkeerslichten. En zo waren we wel meer ditjes en datjes waardoor we ons genoodzaakt zagen naar een andere auto uit te kijken. Het werd dus die Xantia. Nieuw was dat de ramen elektronische gingen. En de auto ging natuurlijk omhoog wanneer de motor werd gestart. Alleen was dat systeem niet helemaal in orde. Soms duurde het in de winter 10 tot 15 minuten voordat de auto zover omhoog was gekomen, dat we de eigen stoep af konden.
Maar goed, de Impala. Die zag er van de buitenkant buitenkant geweldig uit, maar als chauffeur zag ik voornamelijk lampjes, knopjes en snufjes waar ik helemaal niets van begreep. Toch maar gauw de elementaire dingen van deze auto gevraagd (hoe werkt een automaat, bv of: hoe gaat de achterklep eigenlijk open?) en daar gingen we.
Er was geen tijd om aan de auto te wennen. Zodra we de garage uitreden zaten we gelijk in de drukte van het verkeer in New York. Op zich viel het niet tegen. Een beetje brutaal autorijden, niet teveel ruimte laten, niet al te sociaal rijden – dan kom je een heel eind. Alleen: onze gps liet het afweten. Vreemd genoeg hadden we de simulatiefunctie aangeklikt en de gps reed vrolijk voor ons uit. Toen wij nog klem zaten in de verkeersdrukte in Manhattan, reed de gps al vrolijk op de snelweg naar Long Island…
Dat maakte de eerste autorit wel bijzonder memorabel. Voor het eerst in New York, voor het eerst een automaat, (voor het eerst een nieuwe auto, waar alles werkte – vering, snelheidsmeter, motorkap, rem, etc) maar zonder navigatie. We hadden ook verzuimd om een goede kaart aan te schaffen (we hadden immers een gps…).
We probeerden nog even onze weg te vinden via het kaartje op de gps, maar al snel raakten we hopeloos verdwaald in Queens. Het leek ons het beste om maar te proberen de weg terug te vinden naar Manhattan en daar een nieuwe gps te vragen. Maar toen we terug reden, kwamen we toevallig (?) op de goede snelweg te zitten. We hadden een uitdraai van google-maps, zodat we besloten verder te rijden naar Stony Brook. Natuurlijk was dat niet zonder risico: als je immers een aanwijzing mist, heb je opnieuw geen idee waar je bent. Maar al met al, na her en der de weg te vragen, wisten we toch nog op de plaats van bestemming te komen. Het aantal verkeersovertredingen viel mee: 2x door rood (de verkeerslichten hangen in het midden van het kruispunt en het is niet altijd even duidelijk wie er groen heeft. Aan het toeteren van de medeweggebruikers te beoordelen had ik toen blijkbaar geen groen).
De mensen van de expositie gaven ons een heldere routebeschrijving. Het kon eigenlijk niet fout gaan. We moesten alleen op een bepaalde straat komen (die je niet kon missen omdat alle wegen vanaf het universiteitsterrein daar uitkwamen), maar helaas. Die ene straat bleken wij toch gemist te hebben en we reden in het donker mijlen lang een andere route. We stopten bij een ietwat onguur uitziend winkeltje om de weg te vragen. Een man die amper Engels sprak, zei bemoedigend: Koed wee. Zird traavik lait lefd. Enkele verkeerslichten verder moesten we toch concluderen dat deze man waarschijnlijk tegen elke verdwaalde gast hetzelfde zinnetje uitspreekt. We begonnen net ten einde raad te raken, toen we toch nog maar eens de gps probeerden. En ja. Nu deed-ie het wel! Eerlijk is eerlijk, met goede navigatie is het een stuk makkelijker om te rijden!
In Manhattan was er nog één hachelijk moment. We misten de parkeergarage, zodat we even een blok om moesten rijden. Het is immers meestal éénrichtingsverkeer, maar niet altijd. Na 2x rechtsaf te zijn geslagen, wilde ik weer rechtsaf. Het was een lekkere brede weg (Amsterdam Avenue) dus ik dacht: hier mogen we wel in. Maar met dat ik rechtsaf sla, zie ik over de hele breedte koplampen op me af komen. Razendsnel wisten we voor de aanstormende gele taxi’s te keren en konden we onze weg vervolgen.
De volgende dag ging beter. De gps deed wat-ie moest doen en het verkeer zat zo vast, dat we beter hadden kunnen lopen.
Het was een mooi avontuur. Bijzonder om op de Stony Brook University in gesprek te zijn met de organisatie en met kunstenaars, allemaal mensen die met behulp van kunst hun ervaringen met geweld een plek proberen te geven. Indrukwekkender dan de hoge wolkenkrabbers, het Vrijheidsbeeld en de drukte van New York. Een mens die in haar / zijn jeugd zo beschadigd is door geweld, maar toch de moed vindt om op te staan, de afschuwelijke verhalen te schilderen of te tekenen en zo het verleden onder ogen te zien, opdat er ruimte komt voor toekomst – daar word ik stil van.
Dat vraagt pas echt moed. Rijden in New York is daarmee vergeleken gewoon een eitje. Ik ben geen held, maar deze vrouwen en mannen, die de moed hebben om het opnieuw te wagen met het leven.
Geef een reactie