Waar hebben mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld behoefte aan? – Deel I

6 jan

(Dit artikel is verschenen in Praktische Theologie 2000/3)

‘Medemenselijkheid. Ik vraag geeneens veel, alleen medemenselijkheid.’ Dit antwoordde een vrouw die in haar jeugd slachtoffer was geworden van seksueel geweld op de vraag wat zij van een pastor verwacht. Wanneer het gaat om seksueel geweld en pastoraat, wordt een gevoelige lacune zichtbaar. Het wordt steeds duidelijker dat seksueel geweld een zeer omvangrijk probleem is. Desondanks blijken pastores niet of nauwelijks voorbereid op het adequaat reageren op seksueel geweld. Een pastor krijgt tijdens de opleiding weinig handvatten aangereikt om slachtoffers van seksueel geweld te herkennen en te begeleiden.[i]

omzien-naar-elkaar

Het doel van dit artikel is om de pastorale behoeften te schetsen van mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld. Het artikel begint met het levensverhaal van Els. Daarin worden verbanden en gevolgen van seksueel geweld pijnlijk zichtbaar. Na de beschrijving van mijn onderzoek[ii] worden vijf pastorale behoeften geformuleerd.

Het verhaal van Els

Een meelevend gemeentelid

Els is een getrouwde vrouw van 40 jaar. Ze heeft twee kinderen en is als vrijwilligster werkzaam in de hulpverlening. Zij is zorgzaam en staat altijd klaar voor familie, vrienden en mensen uit de buurt. Ook in de kerk is Els actief. De predikant en de kerkenraad doen nooit tevergeefs een beroep op haar. Met enthousiasme en plezier leidt zij jeugdclubs, regelt allerlei zaken voor de kerk en bezoekt trouw de kerkdiensten. Iedereen mag haar graag.

Ondertussen is er echter een groot verschil tussen hoe de mensen Els beleven en hoe zij zichzelf ziet. Zij is erg onzeker en voortdurend bang om te worden afgewezen. Ze heeft nooit het gevoel dat ze iets goed doet of dat ze genoeg doet. Daarnaast heeft Els haar hele leven al last van lichamelijke klachten, waar de huisarts geen raad mee weet. Ook de twee zwangerschappen verliepen moeizaam. Het wordt elke dag moeilijker om de binnen- en buitenkant bij elkaar te houden. Hierdoor krijgt zij psychische klachten: ze is erg gespannen en lijdt aan slapeloosheid en depressiviteit. Ook heeft zij sinds haar jeugd regelmatig last van afschuwelijke nachtmerries en soms lijkt het alsof ze in het verleden leeft. Op die momenten beleeft zij de angstige gebeurtenissen uit haar jeugd opnieuw. Wanneer ze weer terug is in de realiteit, herinnert ze zich weinig meer van vroeger, alleen blijft de enorme angst en dreiging haar bij. Ze weet nog wel vaag dat haar vader dingen deed die ze naar vond, maar deze herinneringen wil ze achter zich laten. Deze periode beschrijft els ‘het gevoel een beetje boven de aarde gezweefd te hebben’.

Wanneer Els via haar huisarts bij een therapeute in behandeling gaat, is de confrontatie met haar verleden onvermijdelijk. Ook deze fase wordt getekend door angst. Het doorbreken van het zwijgen maakt de herinneringen aan de dreigementen weer levendig. Na zware jaren met intensieve therapie is er een duidelijke kentering zichtbaar, alhoewel ze zichzelf nog niet als stabiel ervaart. ‘Ik denk meest, dat ik er mag zijn zoals ik ben. Met mijn hele verleden; wat ik mij inmiddels ook meer eigen heb gemaakt, zodat ik nu ook kan zeggen: ik ben Els, en ik ben een misbruikt mens. Niet dat ik ermee te koop hoef te lopen, maar wel dat het iets is dat bij mij hoort. Ik wilde vroeger altijd dat het weg was en dat het over ging. En ik weet nu dat het nooit over gaat.’

Het seksueel geweld en de gevolgen

In die jaren wordt duidelijk wat er zich in haar verleden heeft afgespeeld. Els is geboren als jongste in een gezin van zes kinderen. Els omschrijft het gezin waarin ze is opgegroeid, als gesloten. In haar jeugd had ze dan ook vrijwel geen vriendinnen. De sfeer werd mede bepaald door ruzies en geweld. Els ervoer haar vader als autoritair. ‘Ik denk dat je hem wel een tiran kunt noemen, iemand die op zichzelf gericht was. “Een kind is er voor de ouders”, zei mijn vader altijd.’ Naar buiten toe kwam hij echter heel anders over: ‘hij had ook iets innemends over zich, hij maakte gemakkelijk contact met veel mensen.’ Els groeide op als een angstig, teruggetrokken kind. Ze was in zichzelf gekeerd en ‘bang voor de wereld buiten.’

Geloofsleven

In het leven van Els spelen het geloof en de kerk een belangrijke en ambivalente rol. Aan de ene kant lijken de religieuze context en het seksueel geweld onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘Mijn vader zei altijd dat ik precies moest wat hij zei, omdat God mij dan niet zou straffen. Hij heeft God als een soort beloner en straffer van goede en kwade dingen afgeschilderd. Door dat beeldloop ik nog altijd tegen veel problemen op.’

Het geloof stond voor Els vrijwel geheel in het teken van gehoorzaamheid aan haar ouders en van de acceptatie van het lijden. Ook probeerde zij met God in het reine te komen. ‘Ik wilde eigenlijk altijd in een goed blaadje komen te staan. Meestal ben je een wit boek, en dar komen zwarte blaadjes in. Maar bij mij was het boek helemaal zwart en probeerde ik witte blaadjes te halen.’

Aan de andere kant is het geloof een krachtbron geweest om te overleven. Het geloof van Els in haar kinderjaren bood haar de mogelijkheid te ontsnappen aan de angstige realiteit en gaf haar momenten van rust.

Achteraf omschrijft Els haar geloof uit haar kindertijd als ‘incestueus geloof’. ‘Ik denk dat ik het zo wel mag zeggen, want zo voel ik alles wat er in de kerk op mij af is gekomen. Ik ben daar ook ontzettend door gemanipuleerd.’ Temeer daar de beleving van God in het verlengde lag van de angst voor haar vader. ‘Voor mij had mijn vader natuurlijk behoorlijk veel macht over mij, en God is ook zo’n machtig iemand.’ Het verdere leven van Els werd bepaald door de moraal van de van huis uit meegekregen religie. Deze drukkende last, alsmede haar behoefte haar schuldgevoel ten opzichte van God goed te maken, en de angst voor de straf van God hebben lange tijd het geloofsleven van Els in sterke mate beïnvloed. ‘En zo is mijn gedrag eigenlijk door de jaren heen geworden, dat ik fanatiek gelovig werd, in de vorm van: heel veel voor anderen doen, en ook hier in de kerk, kinderclub, evangelisatiewerk, zo extreem.’

Op het moment dat Els in therapie verbanden gaat leggen tussen het seksueel geweld en haar functioneren, begint ze een zoektocht naar God. ‘Ik heb gezocht naar een stukje bevrijding uit het incestueuze geloof.’ In haar zoektocht krijgt ze steun van een predikant, die haar helpt om de dwangmatige en beklemmende elementen in haar geloofsbeleving te ontdekken en los te laten. Tegelijkertijd wordt Els door haar therapeute en door haar huisarts aangespoord om haar eigen kracht te ontdekken. Het zoeken naar en ontdekken van haar eigen kracht heeft voor Els ook een spirituele dimensie. Ze wordt Els gestimuleerd om haar autonomie te herstellen. Vanuit haar autonomie kan zij de ruimte vinden om haar leven opnieuw te verbinden met God als bron van kracht en leven.

Het onderzoek

In het verhaal van Els komt duidelijk naar voren hoe het seksueel geweld op alle terreinen van haar leven doorgewerkt. Het misbruik heeft schadelijke gevolgen voor haar psychisch, sociaal en lichamelijk functioneren, en uit zich in haar houding en gedrag. Haar vriendelijke en coöperatieve houding was uiteindelijk schadelijk voor haarzelf en maakte het moeilijk om haar signalen te ontdekken.

Het verhaal van Els staat niet op zichzelf. Op basis van verschillende onderzoeken kan gesteld worden dat ongeveer 10% van de bevolking op de een of andere manier te maken heeft gehad met seksueel geweld.[iii] Er is geen aanwijzing dat seksuele geweld binnen de kerk meer of minder voorkomt dan buiten de kerk. Lang niet alle slachtoffers zijn zo ernstig getraumatiseerd als Els. De ernst van de gevolgen van het misbruik hangt af van de duur en de aard van het misbruik, de thuissituatie, en de draagkracht van het slachtoffer. Hoewel de ernst van de gevolgen verschilt per verhaal, zijn de lijnen die in het verhaal van Els naar voren komen, ook te herkennen in de verhalen van andere slachtoffers.

Het doel van het door mij uitgevoerde onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de pastorale behoeften van vrouwen die in hun jeugd slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld. Er is sprake van seksueel geweld wanneer iemand gebracht wordt tot het ondergaan of uitvoeren van seksuele activiteit in woorden, gebaren of handelingen of de dreiging daartoe, terwijl zij/hij dat niet wenst of niet in staat is daarover te beslissen.[iv] Om twee redenen is gekozen voor de term ‘seksueel geweld’. Allereerst wordt deze term gebruikt als een overkoepelend begrip voor de verschillende vormen van seksueel misbruik. Daarnaast wordt met ‘geweld’ aangegeven dat de ene mens de wil van de ander niet respecteert. Geweld betekent dat per definitie de integriteit van de een door de ander wordt beschadigd, ook wanneer er geen sprake is van hardhandige dwang of overweldiging. Seksueel geweld heeft immers betrekking op ongewenste grensoverschrijdingen. Elke vorm van overmeestering met als gevolg een schadelijke grensoverschrijding is daardoor gewelddadig van aard.

Het onderzoek richt zich op pastorale behoeften van de respondenten. Het gaat om de vraag wanneer pastoraat als bevrijdend en helend wordt ervaren. Onder pastoraat wordt verstaan het aangaan van een relatie met mensen om – in het licht van het evangelie en in verbondenheid met de gemeente van Christus en haar traditie – met hen een weg te zoeken in geloofs- en levensvragen, met als doel dat zij iets ervaren van heling, ondersteuning, leiding en verzoening in hun leven.[v] Het begrip ‘behoefte’ wordt omschreven als de tot uitdrukking gebrachte ervaring van een tekort.

Om de behoeften op het spoor te komen, werden acht vrouwen geïnterviewd en werd hen verzocht een enquête in te vullen. Middels het interview en de enquête vertelden de respondenten hun levensverhaal, waarin vooral aandacht werd besteed aan ervaringen van seksueel geweld, religie en persoonlijke ontwikkeling. De interviews werden opgenomen en vervolgens uitgeschreven. De enquête bood de mogelijkheid om verschillende gegevens met elkaar te vergelijken. Vervolgens werden de acht verhalen gethematiseerd om de terugkerende patronen en thema’s te vinden. Voor de analyse golden ‘gezin van herkomst’, ‘seksueel geweld’, ‘religie’, ‘identiteit’ en ‘ervaringen met pastorale zorg’ als indelingscriteria. Elk criterium leverde steekwoorden op waaraan behoeften konden worden ontleend. Zo bleek bijvoorbeeld dat alle respondenten door het seksueel geweld angstig waren en zich onveilig voelden. Dit kan vertaald worden naar de behoefte ‘veiligheid’. Als uitkomst van het onderzoek werden vijf fundamentele behoeften geformuleerd, te weten: veiligheid, ruimte, erkenning, warmte en heelheid. De behoeften worden in het vervolg kort uitgelegd en verhelderd aan de hand van citaten uit de acht interviews.

-EINDE DEEL 1 –

Deel II vind je hier

[i] Aanvullende opmerking: in de afgelopen periode is er meer aandacht gekomen in de opleiding voor huiselijk en seksueel geweld. Wel blijken veel pastores handelingsverlegen te zijn.

[ii] A.L. Veerman (1998) Bang voor God. De contouren van een theologie van de gekwetste mens aan de hand van een onderzoek naar de pastorale behoeften van vrouwen die in hun jeugd slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik. Doctoraalscriptie Theologische Universiteit Kampen

[iii] Zie: N. Draijer (1990) Seksuele traumatisering in de jeugd. Gevolgen op lange termijn van seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Van de 1054 geïnterviewde vrouwen blijkt dat één op de zeven vrouwen als kind slachtoffer is geworden van incest, en dat één op de drie vrouwen voor hun zestiende levensjaar te maken heeft gehad met een vorm van seksueel geweld. Uit een onderzoek van het ministerie van Justitie (1997) blijkt dat 13% van de mannen en 30% van de vrouwen slachtoffer is geworden van seksueel geweld binnenshuis.

[iv] R.R. Ganzevoort & A.L. Veerman (2000) Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld. P. 12

[v] G. Heitink (1998) Pastorale zorg. Theologie – differentiatie – praktijk. P.41

4 Reacties naar “Waar hebben mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld behoefte aan? – Deel I”

  1. Ivonne Meeuwsen 7 januari 2014 bij 9:28 pm #

    Mooi, zo’n kwalitatief onderzoek.
    Helder ook hoe je schetst hoe je tot de kernbegrippen bent gekomen. Vanuit angstig en onveilig zou je echter ook op ander behoeften kunnen komen: Voorspelbaarheid bijvoorbeeld. Of betrouwbaarheid. Ik ben benieuwd, wat zijn daarin je overwegingen geweest?

    • Alexander Veerman 7 januari 2014 bij 9:39 pm #

      Dank je wel. Het is uitgevoerd in 1998, en dit artikel is een samenvatting van het onderzoek. Misschien wordt het duidelijk bij de uitkomsten in deel 2.

  2. jominee 14 april 2014 bij 1:49 pm #

    Dit is op Jominee aan de Linge herblogden reageerde:
    Omdat het juist nu weer volop in het nieuws is, lijkt het mij goed – zeker in deze week van inkeer – hier de blog van Alexander Veerman over te nemen, die zich in de PKN indringend bezig heeft gehouden met vragen rond seksueel misbruik en de gevolgen daarvan.

Trackbacks/Pingbacks

  1. Waar hebben mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld behoefte aan – deel II | Alexander Veerman - 8 februari 2014

    […] verschenen in Praktische Theologie 2000/3, heb ik in twee delen geplaatst. Het eerste deel vind je hier. […]

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: