Heelheid uit gebrokenheid. Woorden die elkaar uit lijken te sluiten. Het is een ervaring die ieder wel kent. Gebrokenheid. Misschien in je eigen leven, en anders zie je het om je heen. In mensen die je dierbaar zijn. In berichten die ons bereiken. Levend in gebrokenheid kan het verlangen naar heelheid sterk zijn. Het verlangen ook om die gebrokenheid achter je te laten, om vooruit te kijken en voorbij te leven aan je pijn, aan je verdriet en je verlangens. Het is de Bijbel die ons op het spoor van hoop brengt.
In Ezechiël 37, 1-14 lezen we een aangrijpende profetie. Een profetie met een krachtige belofte: “En hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” 12 Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen.13 Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik je graven open en jullie uit je graven laat komen.14 Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.”
Het beeld dat het visioen van Ezechiël oproept, toont ons een andere kijk op gebrokenheid. Het is een indringend en beklemmend schilderij dat ons getoond wordt. Een heel dal vol beenderen. Volkomen uitgedroogd: lang hadden ze daar gelegen in weer en wind. Die botten staan voor de vervlogen hoop, de levensdraad die is afgesneden. Dat kan gebrokenheid met je doen. Het gevoel niet langer op te kunnen staan, niet langer deel uit te maken van de levenden, maar neergevallen in doodsheid. Gevangen in wanhoop. Daar is geen eer meer aan te behalen.
Voor sommigen is dit een realistisch beeld. Neergedrukt door levensverhalen, door rouw is het moeilijk om hoop te ervaren, om leven te voelen. Voor anderen is het een gevoel dat meer aan de binnenkant zit, dieper ligt. Van tijd tot tijd steekt het de kop op.
En dan vraagt God: kunnen deze beenderen herleven? Kan vervlogen hoop weer opbloeien? Het lijkt onmogelijk, maar Gods woord brengt beweging. En als Gods adem over de dorheid en doodsheid blaast, ontstaat er bezieling, leven! Hoop waar dat totaal ongedacht was. Wat in het visioen van Ezechiël zo treffend is, dat de vervlogen hoop de basis is van het opstaan, van nieuw leven. God zegt niet: Kom, we gaan naar een ander dal, en dan schep ik nieuwe mensen met nieuw stof. Nee, de beenderen vormen de basis. De beenderen worden bezield en krijgen levensadem. De dorre gebrokenheid wordt nieuw leven ingeblazen.
Het verleden met alle pijn, je levensverhaal met alle vreugde en verdriet, je weg die je tot nog toe gegaan bent, met alle schuld en schaamte, wordt niet weggegooid, maar krijgt een plek. Dat is echter niet datgene dat leven brengt, dat is de Geest van God. Zijn levensadem doet ons opstaan; maar als we opstaan, staan we op met ons verleden om Gods toekomst tegemoet te gaan. En zo ontstaat heelheid uit gebrokenheid.
Ons leven is kostbaar in Gods ogen, en Hij koestert al onze dagen.
Geef een reactie