Simson, held tegen wil en dank, deel I

28 apr

(Aan de kinderen van de kinderkerk van de Protestantse Gemeente ’t Harde heb ik beloofd van hun lievelingsverhalen een dagboekje te maken. Dit is het tweede verhaal. Het eerste vind je hier)

Hallo Kyamo, wat ben ik blij dat jouw lievelingsverhaal het verhaal van mijn goede vriend Simson is. We woonden in een klein plaatsje in de buurt van Sora, in Israël. Plaatsje, plaatsje – dat is misschien al te veel gezegd. Het was meer een tentenkamp. We volgden onze kuddes tussen Sora en Estaol. Een prachtig gebied, trouwens. Tussen de rotsen kon je de beste schuilplaatsen vinden. Maar je moest wel oppassen, hoor. Want er woonden ook leeuwen en die ben je liever kwijt dan rijk!

bergleeuw

Het was een spannende tijd. De Filistijnen waren eigenlijk heer en meester in ons land. We moesten altijd op onze hoede zijn. Niet dat we voortdurend ruzie hadden en op voet van oorlog leefden met elkaar. We konden het best goed vinden met de Filistijnen bij ons in de buurt. Maar er waren ook bendes die zomaar ons tentenkamp binnen konden vallen om te plunderen. En dat kon heel verkeerd aflopen. Een plaats verderop was met de grond gelijk gemaakt, omdat zij zich probeerden te verzetten tegen de Filistijnen. Nee, je kon ze maar beter hun zin geven en proberen om niet op te vallen.

Over niet opvallen gesproken – dat was met Simson niet mogelijk. Simson viel altijd op. Hij was als kind al een bijzondere verschijning. Vanaf dat ik me herinner had hij lang haar. Simson was mijn beste vriend. Een betere vriend kon ik mezelf niet wensen. Hij hield van avonturen en van geintjes. En weet je, hij was beresterk. Echt waar! Niemand durfde met hem te vechten. En sinds hij mijn vriend was, had iedereen ook veel respect voor mij.

Op zich hield Simson helemaal niet van ruzie. Hij hoefde niet zo nodig te vechten. Maar als iemand hem onrecht aandeed, dan kreeg hij zo’n waas voor zijn ogen en moesten we oppassen.

Hij was een bijzondere vriend. Zijn geboorte was ook al zo apart – ken je dat verhaal? Zijn moeder kon geen kinderen krijgen. Dat was voor haar man Manoach en haarzelf best heel verdrietig. Maar op een dag kwam er een vreemdeling bij haar die vertelde dat ze tóch een kindje zou krijgen. Die bezoeker was niet zomaar iemand, nee, het was een engel van God! Die engel vertelde dat Simson heel dicht bij God zou leven. Hij zou een nazireeër zijn. Zo noemen we iemand die helemaal voor God leeft. Als teken mocht Simson nooit zijn haar afknippen. Nou, je begrijpt dat Simsons haar opviel. Maar we maakten er natuurlijk nooit grappen over – Simson was immers erg sterk…

Simson en ik zwierven vaak samen door de omgeving. We kenden de bergen en rotsen op ons duimpje. We kwamen ook geregeld in kleine nederzettingen van de Filistijnen. En weet je, als we zo samen met de Filistijnen optrokken, waren ze echt heel aardig, We genoten ervan om samen te jagen en om samen door de velden te trekken. We vonden het heerlijk om samen feest te vieren – ja, dat konden ze goed, hoor!

Kampvuur

Met het laatste feest zag ik Simson vreemd kijken. Je weet wel, met zo’n glazige blik. Ik keek waar Simson zo naar zat te staren. Toen zag ik haar. Het vuur wierp een prachtig licht over haar mooie haren en gebruinde huid. Ze lachte met een stralende lach haar witte tanden bloot. Ja, ze was met afstand het mooiste meisje van Timna. En Simson – Simson was tot over zijn oren verliefd.

Toen we weer thuis waren bleef hij maar aan haar denken. Ik zie nog dat het niet verstandig was om een Filistijns meisje te willen, maar Simson was niet op andere gedachten te brengen. Met haar wilde hij trouwen, en met niemand anders. Met zijn ouders kreeg hij een enorme ruzie. Ze vonden het helemaal niets dat hij met een Filistijns meisje zijn leven wilde delen. Maar ja, je kent Simson inmiddels. Hij was natuurlijk niet op andere gedachten te brengen. Koppig bleef hij bij zijn eigen mening en uiteindelijk stemden zijn ouders er mee in.

‘Het is goed, Simson. Als zij zo belangrijk voor jou is, gaan we met je mee om met haar kennis te maken.’ En zo gebeurde het dat Simson met zijn ouders de reis naar Timna maakte. De liefde gaf Simson vleugels. Hij kon zoveel sneller dan zijn ouders – tjonge wat gingen die langzaam. En dus dwaalde Simson ook maar een beetje door de omgeving. Op een gegeven moment liep hij in de buurt van de wijngaarden van Timna, een rotsige weg. Opeens sprong een leeuw brullend naar beneden en versperde hem de weg. Simson kon geen kant uit. Als hij zich zou omdraaien zou de leeuw hem bespringen. Zonder zich te bedenken sprong Simson naar voren en greep de leeuw bij zijn bek. Alsof het een vers gebakken brood van zijn moeder was, zo scheurde hij de leeuw in tweeën. Vol verbazing over zijn kracht rende hij weer naar zijn ouders toe, maar besloot om niets te vertellen.

samson(1)

De kennismaking verliep verder zonder problemen. Iedereen kon zich in het voorgenomen huwelijk vinden. En zo gingen zijn ouders en hij weer naar huis.

Een tijdje later ging mijn vriend Simson opnieuw naar Timna om de bruiloft te organiseren. Dit keer ging ik met hem mee. Simson had mij verteld van de leeuw, maar ik geloofde er helemaal niets van. Simson mocht dan sterk zijn, maar dat met die leeuw sloeg natuurlijk nergens op, Simson werd kwaad, omdat ik hem niet geloofde. ‘Geloof je me niet?!’, schreeuwde hij me toe. ‘Kom mee! Dan laat ik je het zien. Mij niet geloven. Hoe is het mogelijk!’

We liepen over het smalle pad in de richting van de wijngaarden. Ergens was ik wel een beetje bang. Ik kwam liever geen leeuwen tegen… Opeens hoorden we het gonzen van bijen. Naast het pad lag de leeuw. Of tenminste wat er van over was. Met verbazing keken we naar het karkas waar zich een zwerm bijen in had genesteld. We konden de honing ruiken.

In Timna gaf Simson een groot feest. Zoals zo vaak als Simson in het middelpunt van de belangstelling stond, begon hij andere mensen uit te dagen. Ik was altijd maar blij dat hij geen alcohol mocht drinken als nazireeër, want anders was het hek helemaal van de dam geweest.

Maar goed. Simson begon de Filistijnse vrienden van zijn bruid een beetje te plagen. Ze gaven elkaar raadsels op. Simson zei: ‘Ik weet een raadsel die jullie onmogelijk kunnen oplossen. Als jullie het raden, krijg je van mij een groot cadeau. Zo niet, dan krijg ik het van jullie.’ De Filistijnse vrienden gingen akkoord.

‘Het is sterk en het verslindt altijd, nu biedt het een maal van zoetigheid.’

De Filistijnen hadden natuurlijk geen idee waar dit over ging. Maar ik moest gelijk aan de dode leeuw denken. Nee, dit konden ze nooit raden. Die Simson toch; echt een goede grap! Maar de Filistijnen waren niet voor één gat te vangen. Via zijn kersverse bruid wisten ze achter Simsons geheim te komen.

Simson was woedend. Hij voelde zich verraden en te kijk gezet. Hij was zo boos, dat hij naar Askelon ging en alle Filistijnen die hij tegenkwam tegen de grond sloeg. Hij had beloofd als de 30 Filistijnse vrienden het raadsel konden oplossen hen allen een dure jas te geven. Hij hield zijn belofte, maar niet op de manier die de Filistijnse vrienden in gedachten hadden. Hij sloeg dertig Filistijnen neer en gaf hun jassen aan de dertig vrienden.

Je begrijpt dat Simson vanaf nu als een vijand van de Filistijnen werd gezien. Zelf had hij ook even helemaal genoeg van Timna en hij vertrok naar ons tentenkamp. Hoe het verder gaat, zal ik een andere keer vertellen!

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: