Wat maakt het toch allemaal uit.
Monique liep boos het schoolplein af. Om de hoek begon ze te stapvoeten. Rotjongens waren het. Ze vocht tegen haar tranen. Door haar tranen heen zag ze in de kant van de weg narcissen die uitbundig bloeiden in de eerste warmte van de lentezon.
Ze werd nog bozer en met een ferme trap schopte ze zo een aantal narcissen uit de grond. Het was toch allemaal waardeloos. Ze was boos op de jongens van groep acht, die haar steeds uitlachten op het schoolplein. Ze was boos op de meisjes uit haar eigen klas, die grappen maakten. Ze was boos op de juffrouw die het nooit zag, maar haar straf gaf omdat ze een meisje een klap had gegeven.
Toen ze thuis kwam rende ze gelijk de trap op, en ging naar haar eigen kamer. In een reflex zag ze haar eigen spiegelbeeld in de spiegel op de gang. Een slungelig meisje, piekerig rood haar, sproeten en een beugel. Nou, daar ben je dan mooi klaar mee.
Haar moeder riep dat de thee was ingeschonken, maar ze had geen zin.
Ze verborg haar gezicht in haar kussen en begon te huilen.
Ze voelde een hand op haar schouder. Het was haar moeder. “He, joh, wat is er nou? Waarom ben je zo verdrietig?” Monique was helemaal niet van plan om iets tegen haar moeder te zeggen, maar opeens kwam alles eruit. Ze klemde zich vast aan haar moeder, en met horten en stoten begon ze te vertellen. Ze vertelde over hoe de kinderen haar waren begonnen te plagen. Hoe de jongens van de hogere groep haar waren gaan uitlachen. Hoe de meisjes over haar roddelden.
Haar moeder aaide haar zachtjes door haar haar. “Je weet toch dat je mijn zonnestraaltje bent? Ach, meisje toch, ach.” Monique begon weer een beetje te kalmeren.
De bel ging. Moeder ging naar beneden en deed open. Het was Robert, een jongen uit de klas van Monique.
“Is Monique ook thuis?” Moeder aarzelde. ‘Wat moet Robert hier?’, dacht ze. “Nou…” begon ze. Robert keek naar de punten van zijn schoenen en zei zachtjes: “Ik wil tegen haar zeggen dat het me spijt.” Moeder keek naar boven en zag Monique boven aan de trap staan. Ze knikte. “Nou, Robert, kom maar even binnen.”
Hij liep naar boven en deed de deur achter zich dicht.
’s Avonds voordat Monique naar bed ging kwam moeder hier nog op terug. Ze ging vlak naast Monique zitten en zei: “Ik vond het heel verdrietig om jou zo overstuur te zien. Ik had stilletjes tot God gebeden. Je bent zo een mooi meisje, je bent gemaakt door God. Het kan toch niet zo zijn dat je je zo waardeloos voelt. Kan het je niet helpen als je zo aan God denkt?”
Monique dacht even na. “Ja. Ja. Het is fijn om te bedenken dat je bijzonder bent. Maar het is nog fijner als Robert dat tegen je zegt.” Met een glimlach om haar lippen stond ze op, en liep naar boven.
Mooi.
leuk verhaal super om zo een nederlands verhaal te volgen op wordpress