Met grote interesse heb ik de ontwikkelingen van 7 keer 7 gevolgd. In korte tijd wisten de vier initiatiefnemers op zeven avonden zeven sprekers te vinden die hun visie wilden geven op de toekomst van het christendom. Zelf heb ik de bijeenkomst in Zwolle bijgewoond. (Mijn impressie vind je hier). De uitkomsten van deze roadtrip zijn misschien niet verrassend, maar benoemen wel de dilemma’s waar het christendom mee worstelt. Er is veel waardering voor christelijke waarden en voor de kracht van verbondenheid, maar de beklemmende christelijke ethiek en de inperkende dogma’s blijken op veel weerstand te stuiten. De conclusies oogsten waardering bij mensen die zich niet meer of minder thuis voelen in het kerkelijke christendom, en pittige kritiek van met name vertegenwoordigers van de evangelische en orthodoxe geloofsgemeenschappen.
Eigen verhaal
Hier wil ik niet zozeer ingaan op die kritieken, maar mijn eigen verhaal vertellen over kerk en geloof. Als mijn bijdrage aan 7keer7, in de hoop dat het helpt om de dialoog te blijven voeren. Het christendom raakt pas echt in crisis als we niet meer in staat blijken te zijn om oprecht naar elkaar te luisteren.
Ik ben opgegroeid in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, een orthodox-protestant kerkgenootschap. Toen ik lid was van deze kerk heerste nog de opvatting dat de vrijgemaakte kerk de enige ware kerk was. De verzuiling van het kerkgenootschap was op zijn hoogtepunt. Het betekende dat ik vrijgemaakte scholen doorliep, lid was van vrijgemaakte verenigingen, op de vrijgemaakte politieke partij stemde en voornamelijk met vrijgemaakten optrok. Al op jonge leeftijd wilde ik predikant worden. Zo groeide ik op binnen de kerkelijke muren en maakte ik mij de leerstellingen van de kerk eigen. Ik moet eerlijk zeggen: ik was bijzonder enthousiast over mijn kerk. Sterker nog, ik hield van de vrijgemaakte kerk. Ik wilde niets liever dan voorganger worden binnen dit kerkgenootschap en aan de wereld laten zien hoe geweldig we waren.
Theologische Universiteit
In 1989 begon ik met mijn studie aan de Theologische Universiteit van de vrijgemaakte kerk. Ik kwam in een jaar terecht met veel kritische en onderzoekende studenten. Het weerspiegelde de ontwikkelingen en de spanningen binnen de kerk, waar de vrijgemaakte zuil barsten begon te vertonen. Op zich vond ik die ontwikkelingen best interessant, maar het studentenleven en de soos hadden meer mijn interesse. Ik was geen hervormer en geen verdediger van traditionele waarden. Ik was het hoofd van sooscommissie, schonk fris en bier, bakte tosti’s en luisterde aan de bar.
Waar ik wel steeds meer moeite mee kreeg, was de veronderstelling dat de vrijgemaakte kerk de enige ware kerk zou zijn. Ik wilde mijn blik verruimen, contact zoeken met andere christenen, van elkaar leren en elkaar opbouwen (en stiekem ook bekeren natuurlijk). Het verbaasde me dat er in Kampen twee theologische universiteiten konden bestaan die niet of nauwelijks met elkaar contact hebben. De andere universiteit was van de (toenmalige) Gereformeerde Kerken – de vrijgemaakte kerk had zich na een kerkstrijd in 1944 losgemaakt van dit grote kerkgenootschap. Over het algemeen was er binnen de vrijgemaakte kerk logischerwijs weinig sympathie voor de gereformeerde kerken, om het maar zachtjes uit te drukken.
Een ontmoeting op de soos
Een gebeurtenis die mijn leven en levensovertuiging volledig zou veranderen, was mijn initiatief om een behoudende studentenvereniging van de gereformeerde universiteit uit te nodigen op onze soos. Wat zij wel hadden en wij (bijna) niet, waren vrouwelijke studenten. Tijdens die eerste ontmoeting was Esther ook aanwezig. We raakten aan de praat, hielden contact, werden vrienden en kregen verkering.
Op het moment dat ik met Esther verkering kreeg, werd ik meegesleurd in een maalstroom die ik niet voorzien had, en waar ik totaal geen controle over bleek te hebben. Mijn ouders waren ontzet en woedend dat ik met een gereformeerd meisje thuis kwam. Mijn moeder had de Vrijmaking nog meegemaakt, en mijn vader had bewust voor de vrijgemaakte kerk gekozen, waardoor het contact met zijn familie uiterst moeizaam werd. Voor hen was de vrijgemaakte kerk een levend onderdeel van het geloof. Het contact met mijn ouders is hierdoor enkele jaren verbroken geweest. Later waren we weer on speaking terms. Ze zaten voor in de kerk toen Esther predikant werd in Brouwershaven. Was die strijd nou nodig geweest?
Ik legde uit dat Esther en ik natuurlijk niet zomaar verkering hadden gekregen. We hadden veel gesproken over geloof en kerk. Ik had uitgelegd hoe geweldig onze kerk was, en we hadden samen zorgen over de koers van de gereformeerde kerken. Voorwaarde voor verkering was dat Esther op termijn vrijgemaakt zou worden. Ik was zo overtuigd van het goede van deze kerk dat ik amper oog had voor het offer dat ik aan Esther vroeg. Zij wilde immers predikant worden, maar dat was in de vrijgemaakte kerk onmogelijk. Volgens de Bijbel zou de vrouw niet in de gemeente mogen spreken – een leerstelling die ik lastig vond, maar toch accepteerde. De Bijbel zegt het toch?
Kerkstrijd
Binnen enkele weken was voor Esther echter de maat vol. In plaats van dat zij met open armen werd onthaald en wegwijs werd gemaakt in de kerk, lag zij voortdurend onder vuur. Ze kwam immers uit een foute kerk. Mij werd verweten dat ik al met Esther verkering had voordat zij vrijgemaakt was. Niet alleen mijn ouders vielen over ons heen, ook de kerkenraad van mijn kerkelijke gemeente en het bestuur van de universiteit. In mijn naïviteit ging ik zonder terughoudendheid steeds opnieuw in gesprek met mijn ouders, met mijn predikant en met mijn mentor van de universiteit. Ik kon niet begrijpen hoe ik binnen enkele weken van een relaxte, goedgemutste en breed geaccepteerde gelovige student, was veranderd in een bedreigende dwalende.
Om mijn verkering te redden, besloot ik een concessie te doen. Ik sprak met Esther af dat we eerlijk rond zouden kijken in onze beide kerkgenootschappen. Waar was ruimte? Waar zouden we samen worden geaccepteerd? In welke kerk zouden we thuishoren? Voor mij was deze concessie niet eens echt spannend. Ik was immers tot in het diepst van mijn wezen overtuigd dat de vrijgemaakte kerk de beste kerk – nee, de ware kerk was. Dat zou absoluut blijken. Ik nam de strijd voor lief, en wees Esther op de gevaarlijke gereformeerde standpunten over homoseksualiteit, over de zeggingskracht van de Bijbel, etc.
Tot mijn grote verbazing reageerden de vertegenwoordigers van de vrijgemaakte kerk desondanks furieus op mijn concessie. Esther kreeg de volle laag. Zij trok mij weg van de waarheid. Ze was een gevaar en moest daar op worden aangesproken. Het was een ziekmakende tijd, letterlijk. Wanhopig zocht ik steun binnen mijn eigen kerk. Ik ging naar gemeenteleden, naar hoogleraren, naar de predikant. De gesprekken verliepen desastreus. Niet alleen werd er openlijk getwijfeld aan mijn motieven en dus aan mijn authenticiteit, ook werd mijn geloof scherp veroordeeld.
Avondmaal
De gesprekken met vertegenwoordigers van de gereformeerde kerken verliepen volstrekt anders. Mijn gesprekspartners waren in mij geïnteresseerd, dachten met mij mee over mijn dilemma’s en probeerden Esther en mij samen te steunen – in plaats van ons uit elkaar te drijven. Na anderhalf jaar had ik een gesprek met een gereformeerde predikant. We zouden die zondag bij hem kerken, maar het Avondmaal zou ook gevierd worden. [Alarm: kerkjargon] De vrijgemaakte kerk kent een strikte en beperkende opvatting over wie aan het Avondmaal mag deelnemen. Het Avondmaal bevestigt de gemeente en alleen ware gelovigen van de ware kerk mogen hier natuurlijk aan deelnemen. Daarom mogen anderskerkelijken niet aan het Avondmaal in de vrijgemaakte kerk. Maar goed, mijn vraag was of ik wel aan de gereformeerde tafel welkom was. De predikant heette mij hartelijk welkom – het is niet de kerk, maar Christus die nodigt. Het Avondmaal is niet bedoeld voor gearriveerde gelovigen, maar voor de vermoeiden, de zoekenden en de verdwaalden.
Toen ik aan mijn eigen kerkenraad vertelde dat ik aan het Avondmaal was gegaan in de gereformeerde kerk, eisten ze van mij berouw over deze ‘zondige daad’. Op dat moment knapte er iets van binnen. Ondanks alle vernederende gesprekken, de verdachtmakingen en het onheus bejegenen van Esther, bleef ik tegen beter weten in hopen op ruimte in de vrijgemaakte kerk. Ik was als de dood om de kerk waarin ik groot was geworden, die mijn gedachten had bepaald en gevormd, die helderheid verschafte over waarheid, hemel en hel – om die kerk te moeten verlaten.
Onder de tucht
Het knapte. Nog steeds wilde ik voor mijzelf de kerk niet uit. Ik wilde mijn excuses aanbieden. Het was dom om terwijl ik nog lid was van de vrijgemaakte kerk, een kerkregel te overtreden. Berouw ging echter een stap verder. Dan zou ik moeten zeggen dat die tafel zondig was. Dan zou ik iets moeten beweren over de mensen die daar met mij het Avondmaal hadden gevierd. Dat kon en wilde ik niet. In een laatste poging heb ik de kerkenraad proberen te overtuigen van mijn intenties, maar tevergeefs. Ik werd onder de tucht geplaatst.
Diezelfde week heb ik mij laten uitschrijven. Een dramatische bijkomstigheid was dat ik ook de vrijgemaakte universiteit moest verlaten. De hoogleraren maakten mij duidelijk dat ik bepaalde tentamens niet zou gaan halen, omdat ze mij vragen zouden stellen over mijn visie op de ware kerk. En zo vertrok ik gedesillusioneerd naar de gereformeerde kerk en naar de gereformeerde universiteit. Van de onbekommerde, vrolijke en bevlogen student was weinig meer over.
Beschadigd geloof
Wat heeft deze episode voor mij betekend? Het was voor mij een verschrikkelijke ervaring, misschien zelfs wel traumatiserend. Lange tijd ben ik woedend geweest op de vrijgemaakte kerk en de universiteit. Achteraf bleek ik slachtoffer te zijn geworden van een richtingenstrijd binnen de vrijgemaakte kerk. Ik werd opgeofferd om aan de preciezen te laten zien dat de rekkelijken nog steeds pal voor de waarheid stonden. Inmiddels is er in de vrijgemaakte kerk erg veel veranderd, tot vreugde van de een en tot verdriet van de ander. Misschien was ik op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Tien jaar later heeft een hoogleraar nog excuses aangeboden om hoe Esther en ik behandeld zijn.
Niet alleen heeft het mij psychisch verwond, maar ook mijn geloof liep ernstige schade. Voor mij waren kerk en geloof nauw met elkaar verbonden. Ik was verbaasd dat er zo hartgrondig aan mijn geloof werd getwijfeld toen ik anders handelde dan gewenst was. Ik raakte mijn vertrouwen in God kwijt, omdat kerkmensen Esther en mij geweld aandeden vanuit de heilige overtuiging de waarheid te dienen. In de gesprekken was niet de liefde leidend, maar de achterdocht, de haat, de roddels, en het eigen gelijk. En dit waren mensen die meenden God te dienen? Ik wilde niets, en dan ook niets meer met hen en Hem te maken hebben.
Achteraf vind ik het onbegrijpelijk dat ik zo lang geworsteld heb en zoveel narigheid heb getolereerd. Maar goed, dat is de zuigkracht van een krachtige gemeenschap die meent te weten wat de waarheid is.
Bevrijding
Het goede was dat Esther mij gered heeft uit een wereld van rechtlijnigheid, oordeel en bekrompenheid. Ik was daar gevoelig voor en had mij daar nooit van los kunnen maken, of slechts met zeer grote moeite. Het andere winstpunt is het meest belangrijke: ik ben anders tegen waarheid aan gaan kijken. Kenmerkend voor orthodox-protestantse kerken is dat zij uitgaan van één waarheid, die te kennen is. Deze waarheid wordt gedestilleerd uit de Bijbel, als woord van God. Hoe de kerk (in de loop van de eeuwen) deze waarheid onder woorden heeft gebracht, is sturend en dient door de kerkleden beaamd te worden. Bij deze waarheid hoort een krachtige ethiek die wonderlijk genoeg vooral zichtbaar wordt rond gender en seksualiteit (vrouwen moeten zwijgen in de gemeente, homoseksualiteit is zonde, samenwonen is zonde, etc). In de strijd om de waarheid blijken gevoelens en levensverhalen van ondergeschikt belang.
Het was een bevrijdende ontdekking om vanuit een relationeel waarheidsbegrip met anderen in gesprek te gaan. Niet de discussie zoeken en de andersdenkende veroordelen, maar de dialoog vinden om de ander te verstaan. Jarenlang ben ik ongelovig geweest of heb verwoed getwijfeld. Voor Esther werd ik lid van de gereformeerde kerk van Kampen, een kerkelijke gemeenschap die mij opnieuw deed veranderen. Deze gemeente was niet oordelend aanwezig, maar steunend, bemoedigend, vertrouwen schenkend. Het is deze gemeenschap waarover ik opnieuw gestruikeld ben: mijn woedende verwijten en bitter ongeloof konden niet langer stand houden. De ruimte van bevrijdend geloof opende zich.
7 keer 7
Dit wens ik het christendom toe: dat we met elkaar in gesprek raken, de dialoog zoeken. Laten we leren van elkaars onrust, van de zekerheden en twijfels. Juist de angst voor twijfel, de massieve dogma’s en de beklemmende ethiek kunnen een belemmering vormen voor het zoeken naar God. Toch hebben we ook geloofsgemeenschappen en geloofstaal nodig. Wat zou het gaaf zijn als verbondenheid in de ontmoeting centraal zou staan, en niet het oordeel.
Mijn strijd tussen kerk en geloof is, dat ik mensen tegen kom, die beweren christen te zijn. Zij geloven in de kerk en niet in de liefde van God. Ik ben heilssoldaat en ook het Leger des Heils is een kerk.
Ik kan hier zo boos om worden,omdat ik teveel onrecht heb gezien en van heel dichtbij heb meegemaakt hoe Christenen elkaar verketteren,ik heb het zelf meegemaakt dat mijn buurvrouw die later mijn vriendin is geworden niet met mij mocht omgaan omdat ik niet tot de ware kerk behoorde.De ouderlingen wamen haar dit op een avond vertellen.Gelukkig is de vriendschap daardoor sterker geworden,zij had gelukkig een andere visie,en we wisten ons zeker dat we kinderen van dezelfde God waren.Dat was het belangrijkste,wat hebben kerken grote fouten gemaakt door te zeggen dat ze de ware kerk zijn.De ware kerk zijn alle kinderen van God zonder muren.