Reisverslag van een zoeker

9 jun

Deel I De queeste

Het was warm. Of misschien wel koud. Ik huiverde. Het maakte eigenlijk niet zoveel uit. Ondanks het vroege tijdstip was het al druk. Twee steltlopers begonnen taken te verdelen. Steltlopers stonden in hoog aanzien. Zij hadden overzicht en leefden dichter bij de hemel. Een kauw schetterde nieuws door de allengs voller wordende hal. We luisterden hier graag naar, hoewel we wel wisten dat de berichten herkauwd waren.

Zoals elke ochtend begonnen we met onze taken. Onze ploeg werd, zoals gebruikelijk, de woestijn ingestuurd. Een grote zandduin torende hoog boven ons uit. Onze taak was om deze zandduin  te verplaatsen. Het was zwaar werk. Toen we na enkele weken klaar waren, kregen we de opdracht om te duin opnieuw te verplaatsen. Dit herhaalde zich keer op keer. Het enige dat  veranderde was onze positie in de ploeg. Wie vooraan raakte, had kans. Het uitzicht op kans veroorzaakte een grimmige stemming.

Zo vulden onze dagen zich. Elke keer als we in de  vroege ochtend weer op weg werden gestuurd leek het ochtendgloren langer op zich te laten wachten. Het donker leek dikker te worden, duisterder en droeviger. In het donker verloren we veel. Sommigen verloren hun moed, anderen hoop. Wat iemand kwijtraakte, moest als verloren worden beschouwd. Dat bood degenen die iets achter de ellebogen hadden mogelijkheden om door te schuiven. Wat moest je anders?

De moed was mij inmiddels in de schoenen gezonken. Met een uiterste inspanning zette ik mij steeds weer aan het werk. De ochtend leek te zijn opgelost in de nacht. Vrolijke vinken hielden voor ons de tijd bij. Toen ze het trompetsignaal voor de lunch kwetterden, kon ik niet langer het verlangen onderdrukken om op de heuvel te gaan zitten. Om verder te kijken. Mijn welhaast onafscheidelijke maat haastte zich achter mij aan om zo snel mogelijk ongezien boven te komen.

Samen aten we zwijgend ons brood in de luwte van de heuvel. In de verte streelden zonnestralen het wolkendek. Een zonnestraal raakte ons gezicht. Ik keek ademloos, voelde verlangen, levenskracht – hoop.

‘Daar moet ik naar toe’, fluisterde ik. ‘Daar moet ik zijn – ga je mee?’ Mijn maat keek me geschrokken aan en schudde haast onmerkbaar zijn hoofd. ‘Morgen, voordat de haan kraait, ga ik. Zeg niets, ok?” Achter de heuvel hoorden we de vinken zenuwachtig trompetteren. Er moest weer gewerkt worden. En snel.

Deel II De reisgenoten

Die nacht kon ik de slaap niet vatten. Het licht dat ik gezien had maakte me onrustig. Ik keek naar de wereld waarin ik zo hard gewerkt had, maar die nooit echt mijn wereld was geworden. Ik voelde me vreemdeling. Vreemdeling met heimwee.

Midden in de nacht stond ik, pakte mijn tas en sloop naar buiten. Ik dacht dat ik alleen zou zijn, maar in het duister ontwaarde ik enkele gestalten. ‘We hoorden van je plannen’ zei de langste. ‘We willen graag met je mee’. Ik zag een kleine vrouw, kromgetrokken door de ouderdom. Met heldere en onderzoekende ogen keek ze me aan, terwijl ik naar de talloze lijnen in haar gezicht keek. Lijnen die haar levensverhaal vertelden. ‘Ik ben Hoop’ zei ze. Een lange gedaante deed een stap naar voren. ‘Ik ben Twijfel’ Een welhaast vierkante gestalte boog zich naar me toe. ‘Ik ben Koppigheid’. ‘Ik ben Geloof’. Ik hoorde wel een stem, maar ik zag niemand. Koppigheid pakte iets op en hield het omhoog. Ik zag een klein mensje in zijn hand. Ah, dat was dus Geloof.

‘Laten we gaan’. We lieten ons bestaan achter ons en trokken het duister in, op weg naar het licht.

Deel III Brenger van licht

Het was een lange weg. Hoe verder we kwamen, hoe moeilijker ik het kreeg. Hoop werd daarentegen juist krachtiger. Ik verbeeldde me ook dat ze er jonger uitzag en meer rechtop liep. Soms was de weg onbegaanbaar. De weg lag vol met tegenwerpingen, teleurstellingen en argumenten. Het was Koppigheid die dan voorop ging. Vierkant. Als een bulldozer zwiepte hij de obstakels van het pad. We volgden hem dankbaar.

Soms kon ik gewoon niet meer verder. Het was alsof mijn rugtas te zwaar en te vol was. Ik viel op mijn knieën. Ik kón niet meer. Hoop en Geloof kwamen naast me zitten. Geloof gaf me een klein boekje. Toen ik het boekje opende, werd ik getroffen door het schitterende licht dat het verspreidde. In mijn rugtas klonk gestommel. Twee figuren rolden uit mijn tas. Met verbazing keek ik naar hen, terwijl ze met elkaar leken te worstelen.

‘Wie zijn jullie?’, vroeg ik.

‘Ik ben Leed van de Wereld en ik zit graag bij je op de rug’.

‘En ik ben Kwetsbaarheid. Meestal ga ik schuil achter je muren. Maar ik ben er wel. Voor jou.’

De aanwezigheid van Leed van de Wereld en Kwetsbaarheid ontnamen me de adem. Kwetsbaarheid omarmde me en Leed ging bovenop me zitten. Ik dreigde onder zijn gewicht ten onder te gaan. Toen greep Geloof in. Ze gaf me een kleine parel. ‘Als niets meer helpt, eet dan deze parel. Het zal je naar het licht brengen. Maar je moet me geloven!’

Met mijn laatste krachten pakte ik de parel aan. Ik zag Koppigheid om vallen. Hoop zag er oud en krom uit. Geloof was zó klein. Alleen Twijfel rees boven alles uit, maar begon als een razende heen en weer te rennen. ‘Misschien!’ riep Twijfel. ‘Maar misschien ook niet!’.

Met een ferme beweging bracht ik de parel naar mijn mond en slikte hem door. Alles om mij heen begon te veranderen. Geloof en Hoop begonnen te stralen, Twijfel werd rustiger en handzamer, Koppigheid begon te glimlachen. Kwetsbaarheid stond op, en Leed van de Wereld stapte naar achteren.

Licht omstraalde mij. Het was een intensiteit die ik niet kende. Het kwam niet in de buurt van de verhalen van de steltlopers en kauwen. Het was anders. Warmer. Het was het antwoord op de heimwee. Het was thuis. Ik realiseerde me dat ik niet naar het Licht hoefde te reizen, maar dat het licht altijd al bij mij was.

Ik hoorde een vriendelijke stem. ‘Je mist nog één persoon. Liefde. Ik geef je haar. Neem haar mee op je reis en deel uit van haar gaven’. Ik wilde dat het nooit meer stopte, dat dit het was. Maar zo onverwachts als het Licht was gekomen, was het ook weg. Twijfel keek mij vertwijfeld aan. Geloof, Hoop en Liefde zetten mij weer op mijn benen.

‘Kom, er is een wereld te winnen’.

We gingen op weg, om te vertellen van het Licht. Met name aan hen die in het zand verplaatsen hun hoop en hun moed verloren hadden. De gekwetsten en gebeukten. Zij die geen kans hadden.

Hand in hand met Koppigheid en Twijfel, met Kwetsbaarheid en Leed van de Wereld in mijn rugtas, volgden we Geloof, Hoop en Liefde. En elke avond openden we het boekje om naar het licht te kijken.

 

Eén reactie naar “Reisverslag van een zoeker”

  1. zomoethetzijn 14 juni 2015 bij 10:09 pm #

    gaaf dat je het verhaal online hebt gezet Alexander

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: