Ter voorbereiding op zondag 16 augustus, bij Marcus 7, 31 – 37
Jezus bevindt zich in een gebied waar rechtgeaarde Joden liever omheen zouden lopen. Decapolis. Een gebied dat enige decennia geleden zich had losgemaakt van Israël en als Romeinse provincie bij Syrië was gevoegd. Het was een manier om het Hellenisme te bevorderen en om een dam op te werpen tegen het Joodse gedachtegoed. Je zou kunnen zeggen dat deze steden geen deel meer willen uitmaken van het Beloofde land. Dat de inwoners zich met kracht afzetten tegen het goede nieuws dat God omziet naar zijn volk, tot heil van de wereld.
Doof
Naar die wereld reist Jezus af. In die wereld treft Jezus een dove man. Hij is niet meer in staat om het goede nieuws te horen, om woorden van heil en heelwording te ontvangen. Hij is niet meer in staat om heilzame woorden te spreken. Verstild en verstomd. Losgeraakt van de weg die naar het leven leidt. Misschien is het wel mijn wereld. Misschien ben ik die dove man. Misschien druk ik wel met al mijn kracht mijn handen voor mijn oren. Misschien wil ik niet langer luisteren naar die God die mij tot mijn bestemming roept.
Bedreigd bestaan
Ik voel me bedreigd in mijn eigen bestaan. Als ik niet voor mijzelf zorg, wie zorgt er dan voor mij? Als ik niet strijd voor mijn positie, voor mijn eigen geluk, wat komt er dan van mij terecht? Hoe snel kan ik anderen niet als een bedreiging gaan zien. Hoe ver zou ik gaan?
KZ Ebensee
Het zijn vragen die naar boven komen bij ons bezoek aan het concentratiekamp in Ebensee. In deze prachtige omgeving blijkt in WOII een concentratiekamp te hebben gelegen. Een werkkamp waar uiteindelijk 8900 mensen hun leven hebben verloren. De foto’s van het kamp en het monument zijn schokkend en ontnemen me de adem. De gevangenen werden uitgebuit – niet alleen door de SS, maar ook door de managers van de industrie die goedkope arbeidskrachten zochten. Het was voor alle gevangen een hel op aarde, maar nog meer voor de Joodse gevangenen. Totaal ontmenselijkt. Zoveel ontbering. Hoe kon dit gebeuren? Hoe konden gewone soldaten, gewone mensen tot zulke wrede daden in staat zijn?
Gebeurt nu niet hetzelfde als we anderen ontmenselijken en niet meer in hun waarde laten? Als we anderen de ruimte om te leven ontnemen door hoe we over hen spreken of hoe we hen het leven zuur maken? Verliezen we zelf niet onze menselijkheid wanneer we alleen nog maar kunnen denken van de macht van de economie of vanuit het verdedigen van ons eigenbelang?
Ik ben de dove
Ik ben de dove man, vervreemd van mijn bestemming. Ik ben de dove man, op drift geraakt uit het Beloofde land. Mijn oren zitten dicht. Ik kan geen woorden van mededogen en van heil horen. Ik ben niet langer in staat om heilzame woorden te spreken. Het is Jezus die me opzoekt. Die mijn oren opent en mij herinnert aan mijn roeping en mijn bestemming.
Naar Gods beeld
Jezus herinnert ons aan het goede nieuws van Gods omzien naar ons. Jezus herinnert ons aan hoe wij echt mens kunnen worden. In Genesis lezen we dat we geschapen zijn naar Gods beeld. We zijn niet geschapen naar onze aard, naar onze soort. We zijn meer dan ons instinct en onze drift. In ons doen en laten mogen we iets weerspiegelen van de liefde en bewogenheid van God.
Als we de ander in de ogen kijken, als we geraakt worden door haar of zijn levensverhaal, dan gebeurt er wat. In de ander kan iets oplichten van God. We zijn aan elkaar geschonken om licht te brengen, hoop te delen en uit liefde te leven. Zo kan deze wereld tot vaderland worden – het Koninkrijk van God, een Rijk van vrede en gerechtigheid.

Geef een reactie