Dit artikel is verschenen in ‘Voorbij de sprakeloosheid. Over de missie van de kerk in de wereld’ Utrecht: Protestantse Kerk, juni 2016. Het magazine bevat 15 bijdragen van de predikanten die de opleiding missionaire specialisatie volgden
Er zijn maar weinig kerkleden die niet doordrongen zijn van het belang van een gastvrije en uitnodigende geloofsgemeenschap. In die zin is de tijd rijp voor meer aandacht voor de missionaire dimensie van geloofsgemeenschappen. Veel kerkelijke gemeenten kiezen dan ook voor woorden als ‘open’ en ‘veelkleurig’ om zich te omschrijven. De praktijk blijkt echter weerbarstiger. De keuze voor een open identiteit resulteert niet per definitie in een beleidsverandering. Geloofsgemeenschappen blijven de sterke neiging vertonen om zich vooral naar binnen te richten, op de eigen leden. Voor buitenstaanders valt het niet mee om de weg naar de kerk te vinden en de drempel van kerkelijke taal te slechten.
Verlegenheid
Dit zou kunnen samenhangen met een zekere verlegenheid in mainstreamkerken over de vraag wie zij zijn en waar zij voor staan. Enkele decennia geleden was het nauwelijks denkbaar dat ‘veelkleurigheid’ een kenmerk van de identiteit van een kerkelijke gemeente kon zijn. De gemeente kwam immers bijeen rond een bepaalde gedeelde visie en ook over de vormen bestond relatief veel overeenstemming. Inmiddels kennen vele gemeenten binnen de Protestantse Kerk in Nederland een grote diversiteit in geloofsbelevingen en voelen gemeenteleden zich bij verschillende vormen thuis.
Veelkleurig als constatering
Het woord ‘veelkleurig’ wil de nadruk leggen op de ruimte die er is voor verschillen. Voor een identiteit rond veelkleurigheid zijn ruimte en vrijheid wezenlijke elementen zijn. Wat mij opvalt, is dat het spreken over ‘de veelkleurige gemeente’ soms ingegeven is door verlegenheid. Het is niet zozeer een bewuste keuze waar een visie achter schuil gaat, maar meer een constatering van wat er in de gemeente gebeurt. Het risico is dan dat de gemeente niet écht veelkleurig is, maar grijs (waar staan we eigenlijk voor?) en vrijblijvend (als je niet mee wilt doen, is natuurlijk ook goed).
Weerstanden
Er valt nog iets op. Juist in gemeenten die zich omschrijven als veelkleurig, is weerstand tegen veranderingen voelbaar. Enerzijds wordt de noodzaak van een meer missionaire gemeente onderkend, anderzijds leidt deze constatering niet tot concrete handelingen. Deze ongemakkelijkheid is ook terug te zien in het verdwijnen van evangelisatiecommissies, terwijl er geen nieuwe vorm gevonden wordt voor deze kerntaak van de plaatselijke gemeente.
Mijn veronderstelling is dat de erosie van geloofsinhouden en van betrokkenheid op kerkelijke activiteiten van kerkleden een ervaring van crisis oproept, waardoor de neiging ontstaat de vormen belangrijker te gaan vinden.
In dit artikel ga ik eerst in op de vraag wat de missionaire gemeente inhoudt en waar de grootste bedreiging voor de gemeente ligt. Vervolgens schets ik de mogelijkheden van een hoopvol antwoord.
De noodzaak voor aandacht voor de missionaire gemeente
In zekere zin zou het eigen aan een geloofsgemeenschap moeten zijn om missionair te zijn. Het christelijk geloof is immers in zichzelf zendend. Het is God zelf die het goede leven, het Koninkrijk van God, bestemt en toedicht aan de mens. De geloofsgemeenschappen zijn gestalten en oefenplaatsen van dat Koninkrijk en hebben de roeping om het goede nieuws door te vertellen in woorden en handelingen. Stefan Paas merkt op dat evangelisatie het hart van de zending is en onopgeefbaar meegegeven is in het christelijke geloof. Dat maakt het missionaire verlangen wakker (2015, 38).
De missionaire praktijk in het verleden, een terughoudendheid om het eigen gelijk aan anderen op te leggen en verlegenheid met de eigen identiteit maken dat het missionaire handelen van de kerk met argwaan wordt begroet, niet in de laatste plaats door de eigen leden. Het heeft ertoe geleid dat de missionaire dimensie meer en meer naar de achtergrond is geraakt.
Desondanks zindert er in de Protestantse Kerk een missionair verlangen. Het is de vraag wat dat verlangen wakker heeft gemaakt. Is het het verlangen om deel te nemen aan de missio Dei? Of kent het verlangen een meer ‘economische’ grond: hoe kunnen we de kerk in stand houden, gezien het ledenverlies en zorg om komende generaties?
Nu hoeft dit natuurlijk geen tegenstelling in te houden. De vraag is echter wel van belang om zowel de missionaire opleving als de ontwikkelingen in de kerk goed te kunnen duiden. Daarnaast is de grond van het verlangen wel van belang om het doel van missionaire activiteiten tegen het licht te houden: wil men nieuwe leden om de bestaande gemeenschap voort te kunnen zetten of mag het bestaande ook veranderen ten dienste van de boodschap? Opnieuw: het hoeft geen tegenstelling te zijn, maar het is wel goed om de diepere motivatie te verhelderen.
Zorg om ontwikkelingen
Aan de ernst van de ontwikkelingen in de kerk wordt niet meer getwijfeld[1]. Afgelopen oktober publiceerde de Protestantse Kerk in Nederland de visienota Kerk 2025: waar een Woord is, is een weg, van de hand van de scriba Arjan Plaisier. In deze nota slaat de PKN een nieuwe weg in. De gedachte aan een vanzelfsprekende volkskerk die er altijd en overal is, wordt losgelaten. Back to the basics is het devies. De crisis in de kerk creëert nieuwe kansen en mogelijkheden om het eigene te herontdekken en afscheid te nemen van overtollige ballast.
Het onderzoek God in Nederland[2] bevestigt het sombere beeld en spreekt van een ‘wijkende kerk’. De PKN ziet zich geconfronteerd met een veranderende seculiere context, waarin de kerkelijk betrokken christenen een minderheid zijn geworden.
Betekenisverlies
Als ik artikelen lees over kerkverlaters of in gesprek ben met gemeenteleden of mensen die ooit kerkelijk waren, valt op dat de kerk in hun levens niet of nauwelijks nog betekenis heeft. Als je niet naar kerkdiensten gaat, mis je niet zoveel. Op de een of andere manier heeft de kerkelijke ondersteuning van geloven haar relevantie verloren voor een grote groep mensen. Daarnaast is het opvallend dat deze groep mensen vaak uitspreken dat ze het geloof niet vaarwel zeggen. Als ze zoeken naar betekenis of naar antwoorden zijn de plaatselijke kerken niet meer de vanzelfsprekende gesprekspartners.
Waar komt dit betekenisverlies vandaan? Het lijkt erop dat gelovigen in meer of mindere mate moeite hebben gekregen om onder woorden te brengen waar ze voor staan, waar ze in geloven. Het ontbreken van taal gaat niet alleen over ‘hoe je het zegt’, maar ook over de inhoud van het geloof zelf. Waar sta ik voor? Waar maakt het geloof voor mij een verschil? Wat is die boodschap van het Koninkrijk van God en hoe beïnvloedt het mijn gemeenschap en mijzelf? Die verlegenheid rond inhoud en betekenis van geloof is in ook in de kern van de geloofsgemeenschap zelf terug te vinden.
Als je zelf al moeite hebt om helder te krijgen waarom je lid bent van een kerk en het geloof ten diepste niet meer relevant is voor je dagelijks leven, hoe zou je dan wervend kunnen (en willen) zijn voor buitenstaanders? Maarten Wisse beschrijft dit gegeven in zijn boek Zo zou je kunnen geloven. Het betekenisverlies van geloof binnen de kerk zou een van de redenen kunnen zijn waarom zoveel waarde wordt gehecht aan geloofsvormen. De vorm herinnert nog aan de betekenis die inmiddels verloren is gegaan en biedt daardoor nog een zekere mate van houvast. Voor de volgende generaties heeft de vorm echter niet alleen de betekenis, maar ook de herinnering verloren.
Volgens Wisse is het een logische ontwikkeling vanwege de krachtige invloed van de Verlichting op ons westerse denken. De filosoof Immanuel Kant onderscheidde drie domeinen die toegang verschaffen tot het begrijpen van onze werkelijkheid: kennis, het goede en het schone. De taal en het denken van de Verlichting hebben ook een prijs: het maakt het spreken over geloof lastig en misschien zelfs onmogelijk. Wanneer kennis over de waarheid alleen gebaseerd kan zijn op meetbare feiten, verliest het geloof aan betekenis. Waar de waarheidsclaim geen aan betekenis heeft verloren, worden nieuwe wegen gezocht om de relevantie van geloven onder de aandacht te brengen. Het tweede domein dat Kant onderscheidt, die van het goede (moraal en ethiek) is lang door verschillende kerken omarmt: het goede doen als de kern van het christelijke gedachtegoed. Ook dit domein lijdt aan betekenisverlies. Als anderen (anders dan christelijk) ook het goede doen, is er dan een wezenlijk verschil met het christelijke ‘goed-doen’? Als het goede doen de kern is, waarom zou je dan nog aansluiting zoeken bij een kerk?
In het zoeken naar hernieuwde betekenis kreeg het derde domein (het schone) meer en meer ruimte in verschillende kerken. De schoonheid van de liturgie, kunst, taal, etc kan ontroeren en het transcendente in aanwezigheid brengen. Deze schoonheid is echter niet meer verbonden met waarheid waardoor het door niet ingewijden als een leeg omhulsel ervaren kan worden.
Maarten Wisse beschrijft in het tweede deel van zijn boek hoe je zou kunnen geloven. Welke geloofselementen juist in onze tijd van betekenis kunnen zijn. Interessant is dat Tom Wright in Eenvoudig christelijk spreekt over ‘echo’s van een stem’ en wijst op elementen uit de hierboven genoemde domeinen. In onze cultuur zijn meerdere dilemma’s als richtingwijzers te vinden die iets laten zien van een betere wereld of van iets dat (iemand die?) ons overstijgt: het verlangen naar eerlijkheid en gerechtigheid, terwijl het ons maar niet lukt om een rechtvaardige wereld te maken. Het verlangen naar spiritualiteit, naar betekenis, terwijl de troosteloosheid maar niet overwonnen wordt. Het verlangen naar goede en opbouwende relaties, terwijl we scherpe conflicten en pijn maar niet achter ons kunnen laten. Tenslotte wijst Wright op het verlangen naar schoonheid, terwijl schoonheid ons steeds door de vingers glipt.
Een hoopvol antwoord
Hoewel de crisis binnen de kerk diep en de urgentie om te handelen groot is, biedt deze crisis goede kansen om opnieuw over het eigene van de geloofsgemeenschap na te denken. Om als kerken te winnen aan relevantie, is de eerste noodzakelijke stap om na te denken over de identiteit van de gemeente. Wat mist de buurt als de kerk verdwijnt? Wat missen de eigen leden? Daarnaast is het van belang dat de eigen leden waarde hechten aan en waarderend spreken over de activiteiten van de geloofsgemeenschap. Want waarom zou iemand zich willen aansluiten bij een gemeente als er een negatieve sfeer hangt of de eigen gemeenteleden het al niet zo belangrijk vinden?
Het zou kunnen zijn dat een geloofsgemeenschap voor eigen leden en buitenstaanders relevanter wordt, wanneer de identiteit expliciet en inclusief is. Een expliciete identiteit spreekt aan: de geloofsgemeenschap staat ergens voor. Een inclusieve identiteit is uitnodigend: mensen worden niet buitengesloten.
Betekenisvolle identiteit
Vanuit de betekenisvolle identiteit kan langs twee lijnen aan de missionaire gemeente worden gewerkt. Door Voor de verandering van Sake Stoppels ben ik op spoor gezet van de eerste lijn. Missionaire ruimte kan alleen ontstaan wanneer de gemeente van binnenuit weer leert groeien in de relatie met God en met de leden onderling. Het betekent dat missionaire gemeenten aandacht besteden aan het gesprek van hart tot hart, opdat de gemeente kan groeien in haar spirituele eigenheid.
Een antwoord op het betekenisverlies is immers om opnieuw na te denken en te spreken over de relevantie van geloof in onze cultuur, in ons eigen leven. In mijn beleving is het christelijk geloof uiterst relevant – Jezus Christus is gekomen om enerzijds mensen die zich verloren en vervreemd voelen thuis te brengen, anderzijds om kwade machten een halt toe te roepen. Met andere woorden: geloven brengt het inzicht dat er kwaad is, zicht op verlossing door Jezus Christus, en een manier van leven zodat gelovigen lichtdragers en lichtbrengers worden.
De tweede lijn wordt aangereikt door Michael Monagh. Hij toont het belang van pionieren, van nieuwe vormen van kerk-zijn. De focus van elke geloofsgemeenschap zou gericht moeten zijn op het trachten te bereiken van mensen die geen kerkelijke binding hebben.
Focus op missie
Wat betekent deze focus op missie voor de lokale gemeente? Een geloofsgemeenschap kan op drie manieren reageren. De eerste mogelijkheid is om als lokale gemeenschap niets te doen en niet te veranderen. De prijs zal zijn dat de opdracht om missionair gemeente te zijn niet goed uit de verf zal komen. Een tweede mogelijkheid is dat de lokale gemeente zich probeert aan te passen in haar vormen en inhoud om zoveel mogelijk mensen aan te spreken. De prijs is echter dat er kostbare concessies worden gedaan aan de identiteit van de gemeente. De veranderingen kunnen tot gevolg hebben dat niemand zich meer echt thuis voelt in de gemeente. Een derde mogelijkheid is om als lokale gemeente te blijven doen waar ze goed in is. De eigen identiteit mag versterkt en gevoed worden. Tegelijkertijd worden gemeenteleden gestimuleerd om in hun eigen context het geschenk van de geloofsgemeenschap handen en voeten te geven en ook door te geven. Het gevolg zal zijn dat er nieuwe lokale geloofsgemeenschappen kunnen ontstaan, los van de eigen lokale gemeente.
Ontspanning
Deze derde optie is een ontspannen mogelijkheid die ten volle voorleeft dat de kerk een geschenk van God aan de wereld is. De lokale kerk mag dat geschenk doorgeven. Deze tweede lijn bepaalt de kerk bij de noodzaak om focus naar buiten te blijven richten en om te durven loslaten.
Bibliografie
Bernts, T & Berghuijs, J. (2016) God in Nederland Utrecht: Ten Have
Heitink, G. (2007) Een kerk met karakter. Tijd voor heroriëntatie Kampen: Kok
Moynagh, M. (2014) Being church. Doing life. Creating gospel communities where lif happens. Oxford UK: Monarch Books
Paas, S. (2015) Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke omgeving. Zoetermeer: Boekencentrum
Plaisier, A. (2015) Kerk 2025: waar een Woord is, is een weg. http://www.protestantsekerk.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/WaareenWoordis-iseenweg.pdf
Wisse, M. (2014) Zo zou je kunnen geloven. Franeker: Van Wijnen
Wright, Tom (2007) Eenvoudig christelijk Franeker: Van Wijnen
[1] In 2007 publiceerde Gerben Heitink Kerk met karakter. In een gepassioneerd betoog beklemtoonde bij de urgentie en de diepte van de crisis in de Protestantse Kerk.
[2] Sinds 1966 wordt dit onderzoek naar de godsdienstigheid in Nederland elk decennium uitgevoerd. De laatste versie is van dit jaar en laat zien dat de mainstream kerken moeite hebben om geloofsinhouden over te dragen en de leden vast te houden. Het geschetste beeld lijkt echter wel iets te somber, omdat er geen rekening is gehouden met de opkomst van de migrantenkerken en de vragenlijsten de nieuwe bewegelijke religiositeit niet in het vizier lijkt te krijgen. Wel is de conclusie gerechtvaardigd dat de grote kerken, zoals Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in hun huidige vorm grote moeite hebben om te overleven.
Geef een reactie