In 1989 ging ik studeren aan de theologische universiteit in Kampen. Ik was 18. Voor het eerst op kamers, voor het eerst op eigen benen. Het was een relatief kleine universiteit met ruim 100 studenten. Vrijwel alle studenten waren lid van de studentenvereniging. Daar, op die studentenvereniging speelde het échte leven zich af. Studeren was best wel belangrijk, of zo, maar op de vereniging werden vriendschappen gesmeed en werd van het leven genoten. Als eerstejaars wilde ik niets liever dan lid worden. De studentenvereniging zou kunnen vervangen wat ik ging missen aan thuis, zou voor mij een nieuwe leefkring kunnen worden. De studentenvereniging had veel goede en opbouwende kanten. De ontgroening heeft mij niets gebracht. Behalve narigheid.

Ontgroend
Handtekeningen verzamelen
Ik schreef me in voor de vereniging. Je werd echter niet zomaar lid. Daar moest je je best voor doen. Na de inschrijving volgde een ontgroeningsperiode: een periode waarin je opdrachten moest uitvoeren om te laten zien dat je echt graag lid wilde worden. Daarnaast moest je handtekeningen verzamelen van leden. Als je voldoende handtekeningen wist te bemachtigen, kon je uiteindelijk lid worden.
In de val
Misschien is het voor een buitenstaander lastig te begrijpen welke dynamiek er gaat spelen. Het was voor mij een bewuste keuze om lid te willen worden. Sterker nog, het voelde als een noodzakelijkheid: alleen als ik lid zou zijn, zou mijn studietijd een succes worden. Om lid te worden, moest ik de opdrachten ondergaan. Ouderejaars mochten allerlei opdrachten verzinnen die wij moesten uitvoeren om de handtekening te veroveren. Terwijl ik mee deed met een programma dat door de ontgroeningscommissie was samengesteld, bezocht ik in de vrije uren zoveel mogelijk ouderejaars. Het was een uitputtingsslag, die fysiek en emotioneel zijn tol eiste.
Te spontaan
Wat voor mij ongunstig was, was dat ik nogal opviel. Ik maakte graag grapjes, reageerde vaak spontaan en had een hekel aan hiërarchische structuren. Het betekende dat meerdere ouderejaars vonden dat ik een toontje lager moest leren zingen. Al snel was duidelijk dat ik helemaal niets in te brengen had. Elk lid van de vereniging was machtiger dan ik. Opvallend was dat met name de tweedejaars studenten hun macht wilden laten gelden. Als was het een compensatie voor hun eigen ontgroening.
Gebroken
Vlak voor het verstrijken van de ontgroeningsperiode stortte ik in. Ik was gebroken. Het programma dat tot diep in de nacht doorliep, de soms vernederende opdrachten en de voortdurende dreiging dat ik niet zou worden toegelaten deden bij mij de stoppen doorslaan.
Balen
Achteraf baalde ik vooral dat ik het zover had laten komen. Waarom had ik niet een grens getrokken? Waarom liet ik alles maar gebeuren? Waarom zei ik niet: ‘Hoepel toch op met je vereniging’? Misschien had het te maken met wat voor de ouderejaars een spel was, voor mij mijn werkelijkheid was geworden. Misschien was wat ouderejaars ‘een spel’ noemden, voor hen een mogelijkheid geworden om in het echte leven macht uit te oefenen en zichzelf te verheffen? In ieder geval was ikzelf machteloos geworden en niet meer in staat om mij te verzetten. Ik wilde alleen nog maar lid worden. Ondanks alles. Een verschrikkelijke en waardeloze levensles.
Gevormd door ontgroening
Het roept de vraag op hoe studenten gevormd worden door deze ontgroeningspraktijken. Het heeft mij gevormd. Ik heb nog meer een hekel gekregen aan hiërarchie. Ik ben erg gevoelig geworden voor mensen die klem gezet worden. Als tweedejaars deed ik niet mee aan de ontgroening. Een jaar later heb ik mijn lidmaatschap opgezegd – er speelde meer, maar dit heeft in mijn beslissing zeker een rol gespeeld. In zekere zin was mijn ontgroening mild. Maar waarom wilden die ouderejaars mij vernederen of ‘eens kijken hoe ver we kunnen gaan’? Dat baart me zorgen als ik de verhalen van Vindicat hoor. Het gebrek aan inzicht over wat studenten andere studenten aandoen. Het gebrek aan ruimte om weerstand te mogen bieden en kritiek te hebben. Deze studenten worden opgeleid om leiding te nemen in de maatschappij. Een deel van onze leiders is mede gevormd door dit soort praktijken.
Een zorgwekkende gedachte.
Beste Alexander, jou verhaal is mijn verhaal helaas.
Het is misdadig te noemen wat deze mensen ons hebben aangedaan. Moeilijk te verteren dat sommigen nu de passie preken…
Groeten Jan Bernhard Dijkstra
Dank je wel voor je reactie. Het spijt me om te horen dat je ook negatieve ervaringen hebt. Het kan zo diep raken, terwijl de ontgroeners daar geen idee van hebben.
Beste Alexander.
Bedankt voor je verhaal. Je hebt het over studenten die studenten iets aandoen. Zeker, in die context gebeurt het, maar het gaat over mensen die andere mensen met groot plezier vernederen en iets aandoen. Het heeft naar mijn idee te maken met “het hoort zo” en vooral met meelopers, die feitelijk niet over voldoende normbesef beschikken. Dit gecombineerd met de gedachte dat het over toekomstig leidinggevenden gaat vervult mij met zorg. Tijdens mijn werkzame bedrijfsleven heb ik meerdere keren gesproken met jonge managers over “normen en waarden”. Heel modern is dat je na je afstuderen een Audi onder je kont krijgt en een riant salaris. Je hoeft je daarbij geen zorgen te maken over je prestatie want “het hoort zo” en dat werd er op de studentenvereniging met de paplepel ingegoten. Groet, Bernard
Dag Alexander, In zijn boek ‘Invloed: de zes geheimen van het overtuigen’ betoogt Robert B. Cialdini dat de kenmerken van de groentijd veel weg hebben van de initiatieriten van vreemde stammen. Antropologen hebben vastgesteld dat een jonge Thonga tijdens zijn verblijf in de ‘tuin van de mysteriën’ zes grote beproevingen moet doorstaan. Uit het doorbladeren van een aantal krantenartikelen is hem gebleken dat al die beproevingen ook voorkomen bij ontgroeningen in scholieren- en studentenverenigingen: slaan, blootstelling aan kou, dorst, walgelijk voedsel, straf en doodsbedreiging. Er bestaat volgens hem nog een opvallende overeenkomst tussen de initiatieriten van inheemse volkeren en van studentenverenigingen: ze zijn niet uit te roeien. Vervolgens legt hij ook uit waarom pogingen ze af te schaffen of ze te verbieden mislukken (p. 84 vv).
Overigens, ik kijk met plezier terug op de ontgroeningsperiode in Kampen. Ik was een jaar eerder dan jij aan de beurt. Het zal wel iets met mijn postuur te maken hebben gehad. Ik vond de opdrachten meestal wel leuk en als ik er zin in had gooide ik gewoon een student bij de Veerweg in het water..)).
Hartelijke groet,
Arend