Het Reformatorisch Meldpunt heeft vier personen geïnterviewd die in de afgelopen decennia zich hebben ingezet voor de strijd tegen misbruik. Het derde interview was met mij en is hier op de site van het meldpunt te lezen. Het Reformatorisch Meldpunt wil bijdragen aan het verbeteren van de positie van slachtoffers van seksueel misbruik in de reformatorische gezindte. Dit begint bij het bieden van een anoniem contactpunt voor de slachtoffers. Hier krijgen zij een luisterend oor en goed advies.
Onze reformatorische medewerkers spreken de taal van de slachtoffers en begrijpen de specifieke dilemma’s in onze doelgroep. Slachtoffers ervaren veel steun via de anonieme contactmogelijkheden van het Reformatorisch Meldpunt.
U promoveerde in 2005 op het proces in de kerkenraad wanneer seksueel misbruik naar buiten komt. Hoe kwam de afbakening van dit thema tot stand?
De keuze voor de thematiek van seksueel misbruik is verweven met mijn biografie. In 1993 ben ik getrouwd met Esther. Al in onze verkeringstijd was duidelijk dat zij in haar jeugd te maken had gehad met seksueel misbruik, hoewel ik in die periode geen idee had van de geestelijke beschadigingen en de pijn. Aan het begin van ons huwelijk werd echter duidelijk hoe diep ingrijpend het misbruik doorwerkt in het leven. Het betekende dat ook mijn leven op zijn kop werd gezet. Veel verloor zijn vanzelfsprekendheid.
In zekere zin was het schrijven over misbruik het ordenen van gedachten en het uiting geven aan mijn verbijstering, machteloosheid en woede. Mijn eindscriptie (1998) ging over de pastorale behoeften van vrouwen die in hun jeugd zijn misbruikt. Deze scriptie was de reden dat Ruard Ganzevoort mij vroeg om mee te schrijven aan het synoderapport ‘Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld’ (2000). De thematiek kreeg dus bredere kerkelijke aandacht, waardoor ook de universiteit het belang van onderzoek naar misbruik binnen de kerken ging onderstrepen. In 2000 kon ik als promovendus beginnen.
Het afbakenen van het onderzoek had nog wel wat voeten in de aarde. In eerste instantie wilde ik graag meerdere stemmen laten horen in mijn boek (slachtoffer, dader en omstanders). Om het onderzoek behapbaar te houden moest het echter nader worden toegespitst. De ingang via de kerkenraad bracht veel inzicht in het proces in de gemeente. Vandaar dat deze route gekozen is.
Wat is voor u de belangrijkste bevinding uit uw onderzoek?
In de tijd van het onderzoek waren er nauwelijks handvatten voor een kerkenraad om te kunnen reageren op beschuldigingen van misbruik. Het beschrijven van het proces heeft handvatten opgeleverd die in de praktijk ook behulpzaam blijken te zijn.
Daarnaast heeft het onderzoek het belang van taal onderstreept. Wie definieert de seksuele handelingen? Wordt het misbruik, onprofessioneel handelen of een romantische relatie genoemd?
Tot slot wil ik hier noemen dat de kerkelijke taal vaak ‘dadertaal’ is. Ik bedoel hiermee dat het spreken over ‘zonde’, ‘vergeving’ en ‘verzoening’ behulpzaam is voor mensen die schuld hebben door hun handelen. Voor mensen die iets is aangedaan, is dit spreken niet direct helpend. Een slachtoffer voelt zich vaak slecht en zwart van binnen. Het woord ‘zonde’ haakt aan dit gevoel. Maar er zal geen sprake kunnen zijn van vergeving, omdat het slachtoffer niet de handelingen heeft verricht. Het slachtoffer komt dan slechter de kerk uit: ik ben zo slecht, er is voor mij niet eens vergeving.
Als voorgangers meer zouden spreken over bijvoorbeeld ‘recht doen’, ‘gerechtigheid’ en ‘wraak’, komt er ruimte voor een evenwichtige verkondiging.
Hoe kenmerkt u de tijd rondom uw promotie met betrekking tot de problematiek van seksueel misbruik?
In de jaren ‘90 en de beginjaren van het nieuwe millennium was er redelijk veel aandacht voor de gevolgen van seksueel misbruik, ook binnen de kerken. De verhalen uit de Katholieke Kerk kwamen veelvuldig in het nieuws, waardoor er ook in de Protestantse Kerk een zeker urgentiebesef was. In die tijd zijn er binnen de PKN meerdere goede brochures geschreven, er is een protocol naar alle kerkelijke gemeenten gestuurd, er zijn gemeentebegeleiders aangesteld en er waren werkgroepen ‘Geloof en seksueel geweld’.
Tegelijkertijd bleek het lastig om echte en blijvende veranderingen door te voeren. Hoewel alle gemeenten een protocol hebben ontvangen, blijkt de meerderheid van de gemeenten hier niets mee te doen.
De werkgroepen ‘Geloof en seksueel geweld’ werden na 2004 opgeheven of samengevoegd vanwege bezuinigingen. Ook bleek het buitengewoon lastig om de breedte van misbruik binnen de kerken aan de orde te stellen.
In deze periode kwam er ook een sterke tegenbeweging op gang: de false-memory-movement en groeiende aandacht voor mensen die aangaven ten onrechte beschuldigd te worden.
Dus enerzijds was er ruimte en groeiende aandacht. Anderzijds echter was tot op zekere hoogte deze aandacht niet blijvend.
Wat vindt u van het huidige klimaat rondom de problematiek van seksueel misbruik, binnen en buiten de christelijke doelgroep?
Het lijkt er op dat er in deze tijd weer meer ruimte en aandacht is voor seksueel misbruik (Veilig Thuis, Centra Seksueel Geweld), terwijl er ook sprake lijkt te zijn van toenemend wegkijken van de ernst van misbruik. (Klik hier voor meer achtergrondinformatie).
Ook is het opmerkelijk en schadelijk dat binnen de GGZ fors bezuinigd wordt op traumatherapie. Met name mensen die ernstig beschadigd zijn, moeten erg hun best doen om goede hulpverleners te vinden.
Binnen de kerken blijft aandacht lastig, omdat misbruik per definitie verscheurend doorwerkt. Misbruik dat geopenbaard wordt, heeft ook voor de geloofsgemeenschap grote gevolgen. Het betekent dat er twee bewegingen zijn om de schade zoveel mogelijk te beperken: allereerst is er veel druk om deze verhalen geheim te houden. In de tweede plaats zal, wanneer het verhaal naar buiten komt, het slachtoffer druk ervaren om te vergeven, zodat de gelederen weer gesloten kunnen worden.
De geloofsgemeenschap is echter gebaat bij openheid, zodat er recht gedaan kan worden. Mensen die slachtoffer zijn geworden, hebben ondersteuning nodig en erkenning. Mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan misbruik hebben het nodig om hun daden aan het licht te brengen, schuld op zich te nemen om zo weer naar hun bestemming toe te kunnen groeien. Dan kan een geloofsgemeenschap ook ten volle ‘stad op de berg’ zijn.
Geef een reactie