Er hangt een gespannen opwinding in de bovenzaal. Op die eerste avond van de opstanding buitelen de verhalen over elkaar heen. Het stuwt toe naar een climax, daar laat Lucas geen twijfel over bestaan. De twee leerlingen die teleurgesteld en verslagen uit Jeruzalem waren vertrokken om naar huis te gaan, wisten niet hoe snel ze weer terug moesten naar de leerlingen. Vertellen wat ze hadden meegemaakt. Die vreemdeling die hen de schriften had uitgelegd. Het breken van het brood. Het opeens weten: maar dit is Jezus, onze Messias, Hij leeft!
Terug naar de leerlingen
Als ze het zaaltje binnenvallen waar de leerlingen samen zijn gekomen, roepen de andere leerlingen hen al toe. ‘Heb je het al gehoord?’ ‘Weet je wat er is gebeurd?’ ‘Het verhaal van de vrouwen moet wel waar zijn – Petrus heeft Jezus gezien!’ ‘Wij ook!’ Opgewonden en verbaasde stemmen vullen de ruimte.
Opeens valt het stil. Een laatste woord van Petrus galmt nog door de stilte. Daar, in het midden van de leerlingen staat Jezus. Zomaar. Sommigen slaan de handen voor de ogen. Anderen vallen van angst op de grond. Weer anderen kijken verbijsterd naar Jezus.
Angst en verbijstering
Wat is die angst? Waarom die verbijstering? Het is ook de vraag van Jezus. “Waarom zijn jullie zo ontzet en ten prooi aan twijfel?” Ze hadden immers net nog vol verwondering en met een zekere blijdschap verhalen over vermeende verschijningen van Jezus gedeeld? Misschien zet de aanwezigheid van Jezus alles op scherp. Al pratend was er misschien ook een zekere vrijblijvendheid. ‘Wat mooi dat Jezus voor jou verschenen is.’
Misschien speelt er nog iets anders mee. Vrijwel alle leerlingen hadden nog scherp op hun netvlies hoe zij niet hadden kunnen voorkomen dat Jezus gevangen genomen werd. Ze herinnerden de woorden van Jezus over de noodzaak van lijden en sterven – maar ze hadden het nooit willen horen. Wat zou het eerste woord zijn van Jezus tegen de groep vertrouwelingen die hem in de steek had gelaten?
Vrede!
“Vrede zij met jullie!” Dát is het antwoord van de opstanding. Vrede. Een andere, nieuwe weg. Niet de weg van wraak, van vooral zorgen voor jezelf, ook als het ten koste van anderen is, van geweld. Het is de weg uit de angst naar de vreugde. De leerlingen kunnen het niet bevatten – hoe zouden ze ook? Het gaat immers alle verstand te boven? Vol mildheid en begrip neemt Jezus zijn leerlingen mee op die nieuwe weg. “Voel mijn lichaam maar. Zie de littekens.” Het lichaam doet er toe. Ons lijf, waarin onze geschiedenis gekerfd is. Ons lijf en ons verleden dat we zo snel ontkennen en verstoppen, geen ruimte geven om te mogen zijn, wordt aan het licht geroepen. Ons lijf mag opstaan! Daar opent zich de vreugde van de opstanding.
Tegelijkertijd betekent de opstanding ook een oproep tot inkeer. Er is een heldere scheidslijn tussen doodsheid en leven. Doodsheid is alles wat ontmenselijkt, wat ons afhoudt van onze bestemming. De zwaarte, duisternis en hopeloosheid. De oproep geldt die weg. Opstanding betekent dat we in ons handelen naar onszelf en naar anderen toe aan het licht gebracht worden.
Misschien is dat de diepste vreugde van Pasen: het opnieuw mogen beginnen. “Kom tot inkeer, opdat je zonden worden vergeven”, zegt Jezus. Het is de vergeving die je de ruimte geeft opnieuw te mogen beginnen. Vergeving als onderdeel van die nieuwe weg. Vergevend leven, omdat we weet hebben wat het betekent vergeven te zijn. Deze vergeving is nooit goedkoop en raakt ons hele bestaan.
Kracht uit de hemel
De leerlingen krijgen een belofte mee. Ze zullen bekleed worden met kracht uit de hemel. Dat is het nieuwe kleed waarin ze zich mogen hullen. De kleding die hen de warmte en bescherming biedt. Het kleed dat onze harnassen overbodig maakt, zodat we met open vizier de ander van harte Gods vrede mogen toewensen. Wat een vreugde!
Geef een reactie