De coronacrisis grijpt diep in in het kerkelijk leven. De beperkingen om verspreiding van het virus te voorkomen, raakten en raken aan de kern van het gemeente- en geloofsleven. De geloofsgemeenschap draait voor een belangrijk deel om de zondagse eredienst (het samen zingen, bidden en ontmoeten) en om de onderlinge ontmoetingen of contacten (koffiedrinken na kerktijd, koor, geloofskringen, pastoraat, enz.). Samen vieren en ontmoeten vormen toch het fundament van het gemeente-zijn. Nu dit niet meer vanzelfsprekend is, raakt dit niet alleen de organisatie van de plaatselijke gemeente, maar ook de symboliek van ‘het Lichaam van Christus’. Het Lichaam van Christus heeft alles te maken met nabijheid en het aanraken van de uitgestotenen van de samenleving.
Voor veel gemeenteleden is het een lastige tijd. De onderlinge ontmoeting(en), de samenkomsten en de gezelligheid worden enorm gemist. De digitale vieringen worden weliswaar gewaardeerd, maar ze halen het niet bij de ‘echte’ vieringen. Sommigen zien de digitale vieringen als surrogaat. Met reikhalzend verlangen wordt dan ook uitgekeken naar het moment dat het weer was als voor de coronacrisis.
Het nieuwe normaal
Inmiddels biedt de overheid een weg om van de ‘intellectuele lockdown’ naar ‘het nieuwe normaal’ te gaan. Er is nog geen structurele oplossing tegen het virus, dus de maatregelen zijn en blijven erop gericht om besmettingen zoveel mogelijk te voorkomen. Die maatregelen hebben betrekking op hygiëne, afstand houden en het mijden van grote groepen.
De impact van ‘het nieuwe normaal’ op de cohesie in de samenleving is fors. Ook nu er voorzichtig ruimte komt voor meer activiteiten blijft de nadruk nog steeds liggen op hygiëne maatregelen, het houden van afstand, het beperken van drukte enz. Om dit in goede banen te leiden, moet er over van alles worden nagedacht, wat voorheen nog vanzelfsprekend was. Het sociale leven wordt in protocollen samengevat.
Waar de één kan uitkijken naar een bioscoopbezoek of een terrasje, moeten anderen nog wachten op versoepeling van bezoekregelingen. De overheid mikt op beheersbaarheid van het aantal besmettingen en daardoor kan de samenleving heel geleidelijk aan, dus in etappes, weer naar meer ruimte gaan.
Een stappenplan voor de kerk
Voor de kerk komt er ook weer meer ruimte. Per 1 juni zijn bijeenkomsten tot 30 mensen mogelijk en vanaf 1 juli tot 100 personen, waarbij steeds de voorwaarden van 1,5 meter, geen gezondheidsklachten, een goede hygiëne enz. blijven gelden. De landelijke kerk (PKN) heeft een protocol opgesteld om binnen deze mogelijkheden toch tot gemeenschapsbeoefening te kunnen komen. Het protocol biedt echter door de gegeven mogelijkheden een sterk verdunde oplossing.
Wat betekent het protocol voor onze vieringen? Het eerste dat opvalt, is dat de 1,5 meter maatregel veel doet met de sfeer in de kerkzaal. De extra ruimte tussen de zitplaatsen gaat ten koste van de warmte en gezelligheid. Wij hebben in onze kerkzaal losse stoelen. Doordat de stoelen op 1,5 meter afstand staan, oogt de kerkzaal als een examenlokaal.
We zijn er nu op gericht om niet in elkaars ruimte te komen. Er zijn afgesproken looproutes. En zo ontstaat er een stille dans waarin we niet gericht kunnen zijn op verbondenheid, maar op het mijden van de ander.
Het tweede dat opvalt, is dat het gezamenlijk zingen zeer waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn, terwijl dat zingen juist zo verbindend is en voor velen zo nodig is als uitlaatklep van emoties.
In de derde plaats moet er vooraf gereserveerd gaan worden; er zijn in de meeste kerken immers meer kerkgangers dan 1,5 meter plaatsen beschikbaar. Mogen mensen elke zondag komen of moeten we een beperking opleggen? Hebben bepaalde personen voorrang? Wat doen we met mensen die niet snel bellen of digitaal niet vaardig zijn? Hoe halen we ‘gunners’ (gemeenteleden die op zich graag zouden willen, maar het anderen meer gunnen) over de streep? Wat betekent het dat we bij voorbaat selecteren: immers mensen met een kwetsbare gezondheid en ouderen zijn nu nog niet welkom? Kortom: allemaal punten die voortvloeien uit het protocol en die te denken geven omdat het ook raakt aan het Lichaam van Christus.
Eerste ervaringen
Is dit niet te somber? Vertellen de eerste ervaringen van kerkgangers die binnen de nieuwe mogelijkheden weer meevieren niet een ander verhaal? In onze eigen kerk laten we vanaf juni een zevental gemeenteleden toe als versterking van de gemeentezang. Sommigen zijn blij en opgelucht dat ze weer in de kerk mogen komen. Het zijn ook de geluiden die uit interviews op televisie of in de kranten te horen zijn.
Er is echter ook een andere kant. De weg naar meer ruimte en mogelijkheden komt immers juist niet tegemoet aan het verlangen naar verbondenheid en fysieke nabijheid. Hoe goed we ook onze best zullen doen, op deze manier de kerkdienst vormgeven is slechts een aftreksel van hoe een kerkdienst voor de coronacrisis gevierd en beleefd werd.
Ramen open en wandelschoenen aan?
Het effect van de coronacrisis op het samenkomen nodigt uit tot een nadere doordenking. Als kerk hebben we al snel de neiging om ons op onszelf terug te trekken in ivoren torens. Het blijkt lastig om onze blik naar buiten te richten en onze ramen en deuren te openen.
De coronacrisis dwingt ons opnieuw naar gemeente-zijn te gaan kijken. Binnen is niet langer de veilige en warme plek, en het aantal leden werkt in het nadeel. Hoe meer leden een kerk heeft, hoe lastiger het is om samen te komen.
Misschien is het tijd om de ramen te openen en onze schoenen aan te trekken om ons naar buiten te begeven. Juist nu, met Pinksteren in de rug, is het tijd om op weg te gaan.
Hoe dan?
Laat ik voorop stellen dat het coronavirus een uitermate besmettelijk en ernstig virus is. ‘Gewoon teruggaan’ naar vroeger zonder regels is dus beslist géén optie. De protocollen en afspraken zijn noodzakelijk en binnen de strijd tegen corona, ook nuttig.
Als kerkelijke gemeenschap hebben we echter juist nu alle creativiteit nodig om te groeien in geloof en onderlinge verbondenheid. Het vraagt om geestkracht om opnieuw ‘het Lichaam van Christus’ te beleven en te vieren.
Blijven inzetten op digitale vieringen
Mijn voorstel is daarom om in de komende maanden vol in te zetten op de digitale vieringen. We blijven communiceren dat de diensten digitaal doorgaan. Alleen bij speciale vieringen (bijvoorbeeld doop- of belijdenisvieringen), kunnen gasten aanschuiven. Het is goed uit te leggen dat deze gasten zich vooraf aanmelden en dat voor hen plaatsen worden gereserveerd.
Digitale vieringen zijn géén surrogaatvieringen. De gemeente van Christus is ook digitaal verbonden. Juist omdat we nu nog intenser verbonden zijn met onze ouderen, chronisch zieken en mensen die om andere redenen altijd al thuis meeluisterden, maar wel het verlangen kenden om echt onderdeel van de gemeente te zijn. Nu we allemaal digitaal verbonden zijn, komen we dichter bij deze groep gemeenteleden.
We hoeven nu geen mensen de deur te wijzen omdat de kerk ‘vol’ is of omdat ze niet gereserveerd hebben. We hoeven niet te zeggen dat ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid eigenlijk niet welkom zijn. We kunnen digitaal naar nabijheid en verbondenheid zoeken. Wel zal er geïnvesteerd moeten worden in meer interactie tijdens de vieringen. Daarnaast zullen we blijvend moeten investeren in de kwaliteit van de digitale vieringen.
Ook worden we uitgenodigd om andere mogelijkheden van het internet te onderzoeken. Hoe kunnen we in gesprek komen met gemeenteleden, zoekers en toevallige voorbijgangers?
Inzetten op groepsvorming
Naast de digitale vieringen is de uitdaging om krachtig in te zetten op groepen. De digitale viering kan als start werken, waarna op interactieve wijze de tekst van de preek als startpunt voor het gesprek of meditatieve verwerking in kleine groepen zou kunnen werken.
Naast het inhoudelijke gesprek in kleine groepen, kunnen we ook investeren in gezellige ontmoetingen. De kerk zou bijvoorbeeld een aantal dagdelen open kunnen zijn voor een kopje koffie.
In die kleine groepen wordt mijn inziens wel gevonden wat gemeenteleden zoeken: aandacht, verbondenheid en gesprek.
We kunnen ook aansluiten bij Missie Nederland die voor de kerken een ontwikkeling in groepen voorziet.
Straal vreugde en creativiteit uit
Overigens is het van belang om in de inrichting van onze gebouwen en in onze activiteiten vreugde uit te stralen en ruimte te laten voor creativiteit. Wat is er mogelijk binnen de ruimte die de overheid geeft? Waar moeten we de grens opzoeken of de gestelde grens bevragen en waar moeten we juist voor andere wegen kiezen?
De vreugde en creativiteit moeten we ook vertalen naar de nieuwe inrichting van de kerk. Nu we minder zitplaatsen nodig hebben, zou ik voor de inrichting van de kerkzaal niet willen streven naar de maximaal 100 stoelen, maar zou ik veel liever zoeken naar een meer gezellige uitstraling. Liever 40 stoelen rond een tiental tafels dan 100 stoelen in examenklas-opstelling.
Tot slot
Het zou mij heel wat waard zijn als we deze tijd gebruiken om enerzijds rustig en weloverwogen na te denken over de wijze waarop wij ‘de teruggekregen ruimte’ innemen en anderzijds om actief een forse stap vooruit te zetten naar de digitale kerk en de kerk in groepen. Of wel: gaan we (provisorisch) terug naar hoe het was of is dit de kans om een sprong vooruit te wagen?
Spannende en terechte vragen, Alexander!