Archief | Bijbel RSS feed for this section

Het lied van Batseba

23 jan

Psalm 51 is Davids lied dat hij schreef nadat hij door Natan ter verantwoording werd geroepen vanwege het misbruik van Batseba en de moord op haar man (2 Samuel 11). Een psalm over spijt, inzicht en inkeer, over de roep om vergeving. Wat in het verhaal mist, is de stem van Batseba. Luister naar de stem van Barseba, als je over het berouw van David nadenkt. Luister eerst en steeds naar de stem van het slachtoffer.

Het lied van Batseba

Ik sla mijn ogen neer

En wacht

Ik kan niet opstaan. Niet meer.

Mijn tranen zijn mij tot brood

Heel de dag

De vreugde is uit mijn leven gevallen

De lichtjes in mijn ogen gedoofd.

De zon in mijn leven is weggegaan

Er is een steen voor mijn hart gewenteld

Ik ga gekleed in de zwaarte van schaamte

Heel mijn wezen huilt en schreeuwt

Maar er komt geen geluid over mijn lippen

God, mijn God

Hoe kan ik verder leven?

Hoe kan ik verder gaan?

Is er voor mij nog toekomst?

God, mijn God

Ik roep tot U

Help toch

De hemel – een benauwd vooruitzicht?

8 okt

Via de app kreeg ik een vraag over de hemel, of beter gezegd: over het eeuwige leven. Bij de vragensteller roept het eeuwige leven dubbele gevoelens op. Aan de ene kant is er het verlangen: het leven na dit leven zal toch schitterend zijn? Is leven in Gods nabijheid niet het mooiste om naar te kunnen verlangen? Aan de andere kant roept het begrip eeuwig schrik en angst op. We vertalen eeuwig al snel met het begrip altijd. Als eeuwig (in de betekenis van altijd) eindeloos betekent, is het dan uiteindelijk niet gewoon verstikkend? Hoe prachtig het ook is?

Hemel en aarde

Misschien is het goed om eerst maar iets meer te vertellen over hemel en aarde. In de christelijke traditie is een zekere eenzijdigheid geslopen (die niet perse Bijbels is). Ik chargeer een beetje: het doel van een christen is om het op aarde vol te houden om straks in de hemel bij God te zijn. De aarde is een tranendal waar je doorheen moet.

In deze visie zitten twee fouten. De eerste fout is dat het aardse leven in zichzelf geen waarde zou hebben. Als je het leven op aarde slechts ziet als een doorgangsfase naar het echte (hemelse) leven straks, werkt dat door in de focus. Zorg voor de aarde, aandacht voor recht en gerechtigheid en medemenselijkheid zijn ondergeschikt aan je richten op het hemelse (gebed, heiliging, lezen van de Bijbel). Het is een van de redenen dat christelijke geloofsgemeenschappen niet altijd oog hebben voor duurzaamheid en de strijd tegen onrecht.

De tweede denkfout, die samenhangt met de eerste, is dat het doel van het leven God in de hemel is.

In het Oude Testament blijkt echter dat de aarde zelf ook van grote betekenis is, en dat het doel van ons leven ook verbonden en verweven is met het leven op aarde. Interessant is ook wat Tom Wright zegt over ons leven hier en nu: onze handelingen hebben eeuwigheidswaarde. Het uiteindelijke volle leven vindt zijn diepte als God op aarde woning maakt (Openbaring 21).

Hemel is Gods Rijk

De hemel staat voor Gods Koninkrijk. Dat Koninkrijk heeft alles te maken met het leven zoals het bedoeld is: een Rijk van recht en gerechtigheid. Een Rijk waarin barmhartigheid en dienende liefde het leven kleuren. De Bijbel vertelt het verhaal hoe dit Koninkrijk onder ons vorm kan krijgen. Het was de kern van de boodschap van Jezus: het Koninkrijk is dichtbij! Door de weg die Hij gegaan is, de weg van lijden, sterven en opstanding, is de nieuwe schepping begonnen en komt het Rijk van God aan het licht.

Het Onze Vader leert ons hemel en aarde te verbinden. In het bidden om Gods Koninkrijk, het heiligen van zijn Naam en het gebeuren van Gods wil, werken we op aarde mee aan de komst van het hemelse Rijk.

Dus dat is mijn eerste punt bij de vraag over de app. Waar vind je de hemel? De hemel is Gods tegenwoordigheid. Hier op aarde licht het Rijk soms op, en straks zien we dat Rijk ten volle. Het helpt om de focus niet alleen op de hemel te richten, maar vooral ook op onze dagen in Gods goede schepping.

Hoe lang duurt eeuwig?

Mijn tweede punt is dat wij een vertekende gedachte bij eeuwig hebben. Sowieso overstijgt God ons denken. God is voorbij tijd en plaats. Eeuwigheid laat zich dan ook niet uitdrukken in tijd. Het zou uiteindelijk betekenen dat het alsnog een soort van benauwende en verstikkende realiteit wordt. Als er aan iets geen einde komt, beangstigt het.

Eeuwigheid heeft te maken met Gods tijd, met Gods tegenwoordigheid. Leven met de Eeuwige. Vandaag en alle dagen van ons leven. En ook in de toekomst voorbij de dood. Dat is de christelijke troost: dat ons leven niet dood loopt, maar door de dood heen naar het Leven.

Hoe het leven in Gods tegenwoordigheid eruit ziet? Ik weet het niet. Maar het kan niet anders dan dat het goed is. Voorbij tijd en ruimte – een leven in liefde.

Wandelen met God

21 jul

‘Henoch wandelde met God’. Het is een klein zinnetje in de Bijbel, dat een wereld van verlangen oproept. Wandelen met God – zou dat kunnen? Het raakt aan het verlangen naar rust, het verlangen naar gekend zijn. Het raakt aan verhalen van verwondering, verhalen over die momenten dat God even zo nabij was in ons leven.

Tegelijkertijd laat het verlangen ook zien hoe lastig het is om te wandelen. Om tijd te nemen. Om met aandacht te leven. Hoe snel rennen we onszelf, de ander en God niet voorbij? Wandelen veronderstelt rust. Wandelen maakt je opmerkzaam op wat er om je heen gebeurt. Wandelen heeft te maken met vertrouwelijkheid en vriendschap – God wandelde in de Hof van Eden. God wandelde met Noach.

Wandelen heeft te maken met het Koninkrijk van God

Nu is er veel meer te zeggen over het wandelen van Henoch. De NBV vertaalt: ‘Henoch leefde in nauwe verbondenheid met God’. Wandelen is niet beperkt tot tijd nemen en aan rust en verwondering toekomen. Nee, het heeft veel meer te maken met een levenswijze. een levenswandel. Het wandelen met God is veel meer dan het rondje langs de Singel.

De wereld van Henoch was een harde wereld – in die zin verschilde zijn context niet zoveel met de onze. In Genesis 4 lezen we over Kaïn en zijn nakomelingen. Kaïn stichtte een stad: Henoch. Dat was een prestatie om u tegen te zeggen. Want daar kwam het uiteindelijk op neer: presteren. Sterk zijn. Geen zwakke kanten laten zien. Hard en ongenadig zijn. Een achterkleinzoon van Kaïn, Lamech, gaf woorden aan die harde wereld: ‘Als je mij wat aandoet, neem ik zevenmaal wraak op jou’.

Op de rouwadvertentie staat niet: ‘Hij heeft dit en dat bereikt’. Maar: ‘Hij wandelde met God’. Dat is de samenvatting van zijn leven – wandelen met God in een wereld waar het onrecht hoogtij viert. Wandelen met God betekent in die context: je verzetten tegen haat, onverschilligheid en cynisme. Wandelen met God betekent dat je eerste drijfveer nooit zelfhandhaving kan zijn, maar altijd te maken heeft met recht en gerechtigheid, met bewogenheid en liefde. Als we wandelen met God komen we aan onze bestemming als beelddrager van God. Dat is niet zonder risico en leidt niet altijd tot een rustig begaanbaar pad met mooie vergezichten.

Nee, wandelen met God is niet eenvoudig. Niet alleen om wat anderen van jou zullen zeggen en hoe ze je misschien de voet dwars zullen zetten, maar ook om je eigen binnenkant. Durf je het aan om God in je hart te laten wonen, om de muren rond je hart te slechten en de maskers waarachter je je verstopte af te doen?

Adam en Eva konden erover meepraten. Toen zij God in de tuin, de Hof van Eden, waar zij woonden dichterbij hoorden komen, verstopten zij zich vanwege schaamte en schuld. God riep hen echter weer terug in het licht. Zo worden ook wij uitgenodigd om onze verhalen met God te delen. Onze beschadigingen. Onze pijn. Waar we anderen beschadigden. Wandelen met God is herstel van je binnenste om zo meer en meer beelddrager van God te worden.

Verwijzing naar Christus

[jargon-alarm] Nu kent het verhaal van Henoch een verrassende diepte. Om die diepte mee zien, moet ik meenemen in de opbouw van de geslachtsregisters van Genesis en van Mattheüs. Genesis is opgebouwd aan de hand van tien geschiedenissen (Hebreeuws: ‘toledoth’). Of beter is het om te spreken van ‘verwekkingen’ of ‘wording’. Genesis gaat over ontstaan, over wordingsgeschiedenis: van hemel en aarde, van Adam, van Noach, van Terach (vader van Abraham), enzovoort. Het Bijbelse getal 10 heeft een krachtige lading: er waren 10 plagen in Egypte, 10 bevrijdende woorden: het getal 10 is verbonden met Gods bevrijdend en reddend handelen. Daar gaat Genesis over.

In Genesis staan twee geslachtsregisters: in hoofdstuk 5 (waar Henoch ook wordt genoemd) en in hoofdstuk 11. Het zijn 10 generaties tot Noach (H.5) en 10 generaties van Noach tot Abraham (H.11). Wat de schrijver hiermee aan wil geven, is dat een volgende generatie nooit een vanzelfsprekendheid is. Het leven wordt door God bevochten op leven en dood. Elke volgende generatie is genade, is een scheppende beslissing.

In de geslachtsregisters is sprake van een vast patroon: de naam wordt genoemd, hoe oud hij was bij de geboorte van de eerste zoon en hoeveel jaar er verstreek tot zijn sterven. De eerstgeboren zoon is de centrale gebeurtenis. Het register in hoofdstuk 11 maakt duidelijk waar het naar toe gaat: het komt uit bij Abraham, uit wie het volk Israël voort zal komen. Israël is de eerstgeborene onder de volkeren. De eerstgeborene is geroepen om het ware mens-zijn aan het licht te brengen, om te leven zoals het bedoeld is. Dát is de roeping van Israël in de Bijbel: leef zo, dat God aan het licht komt. Nooit ten koste, maar altijd ten dienste van medemensen. Genesis eindigt met de geschiedenis van Jozef. Hij is het voorlopige sluitstuk. Hij laat zien wat het goede leven inhoudt.

Mattheüs sluit in zijn evangelie met het register in hoofdstuk 1 aan bij Genesis 5 en 11. Hij beschrijft de wordingsgeschiedenis van Jezus. Jezus Christus is uiteindelijk de beelddrager zoals God het bedoeld heeft. Hij vervult de opdracht en het verlangen waar Genesis over spreekt.

Wij wandelen met Henoch

Door Jezus sterven en opstanding mogen ook wij dragers van die gelijkenis van God zijn. Henoch wandelde met God. Hij beleefde iets van het volle leven. Hij werd uiteindelijk bewaard voorbij de macht van de dood. Sinds Christus zijn de Henochen niet meer de uitzondering in de geschiedenis. We mogen met Christus opstaan tot een nieuw leven en steeds meer naar zijn beeld ons vormen.

Wandelen met God is niet gespaard worden voor rottigheid, onrecht, lijden en verdriet. Wandelen met God is niet altijd de wind mee hebben, maar wel dat je met God die nieuwe wereld binnenwandelt.

En als jij niet meer verder kunt, zal Hij je dragen.

Broodnodige bronnen

3 jul

Inleiding

Israëls toch door de woestijn is altijd al opgevat als het beeld van een levensreis. De reis gaat met horten en stoten. Het volk heeft te maken met uitbuiting, slavernij en klein gemaakt worden. Maar ook met ongedachte en onverwachte redding. Het verhaal van de bevrijding uit Egypte laat ook zien hoe lastig het is om de banden van het verleden los te maken en hoe snel het verleden je weer in kan halen. Het laat zien hoe lastig de weg van de vrijheid is.

Juist als we in een tijd van uithouden en volhouden terecht komen, vraagt die weg van vrijheid om geloof, om vertrouwen. Geregeld lijkt de weg van de vrijheid hard en uitzichtloos. Wat kun je dan verlangen naar vroeger. Goed, het was niet echt een pretje, maar je wist wat je had en waar je op kon rekenen. Terug naar de vleespotten van Egypte.

Coronatijd

Als geloofsgemeenschap maken we nu ook zo’n beweging door. Anderhalf jaar lang was het zoeken en worstelen. Hoe kunnen we handen en voeten geven aan onze verbondenheid als de erediensten niet meer fysiek bezocht kunnen worden? Hoe kun je gemeenschap ervaren als de activiteiten vrijwel allemaal gestopt zijn?

Er gebeurden en gebeuren prachtige dingen in onze gemeente. We hebben ingezet op digitale vieringen en bijeenkomsten, en op allerlei manieren hebben we geprobeerd om naar elkaar om te zien. Verbinding zoeken: met elkaar, met het dorp, met God.

Maar het was en is niet eenvoudig. Het is een tijd van bezinning. En sommigen komen tot de conclusie dat de kerk geen oase voor hen was. Heeft het nog zin om je te verbinden met de kerk als je het eigenlijk helemaal niet gemist hebt? Kan de kerk of de kerkdienst een oase zijn? Voor anderen waren juist de digitale vieringen een mogelijkheid om zich meer te verbinden aan geloof en kerk. De digitale kerk was en is voor hen een oase die dorst lest. Weer anderen verlangen enorm naar de tijden van voor corona. Het digitale was het niet. En de beperkingen in de fysieke vieringen deden afbreuk aan wat de kerkdienst juist tot een oase maakt: de onderlinge afstand, het niet kunnen zingen en het missen van het kopje koffie. Het riep afstand op – het was eerder een bittere bron dan een dorstlessende.

Al die verschillende ervaringen van de afgelopen periode – hoopvolle, lastige, verwarrende en bemoedigende ervaringen nemen we mee naar de toekomst. De coronatijd versterkte mijn inziens de beweging en de gevoelens die er al onderhuids waren.

Nu we weer voorzichtig mogen gaan nadenken over ‘terug naar normaal’ dient zich de vraag aan: hoe verder? Wat nemen we mee? Wat hebben we van de afgelopen periode geleerd? Hoe kan de kerkdienst voor een ieder van ons tot oase worden?

Oase in de woestijn

Als de woestijnreis van het volk van Israël ons één ding leert, is dat we plekken nodig hebben om tot rust te komen. Om op adem te komen. We hebben plaatsen nodig waar we opnieuw bepaald worden bij de kern van ons bestaan.

Woestijntijd is een tijd van herbronnen. Waar vind je kracht en energie? Hoe houd je het vol? Oases zijn broodnodig.

Israëls geschiedenis is door zijn herkenbaarheid bemoedigend en richtinggevend. Geloven is een weg van vallen en opstaan. Het ene moment kun je je zo opgebeurd, erkend en gekend weten, maar het andere moment kan het gevoel dat je er alleen voor staat je moedeloos maken.

Zeker als we op onze levensreis een periode van woestijntijd moeten doorstaan – door ziekte, onzekerheid, sleur, twijfels of wat dan ook maar – dan kunnen we overvallen worden door een gevoel van leegte. Nee, dan kan je zomaar verloren lopen in de leegte om en in je.

Woestijntijd. Alleen met oases, met bronnen kom je daar die tijd heen. Alleen met het tijdig vinden van een bron kun je je reis vervolgen. Als de bron bitter is, is dat misschien nog wel erger dan als er geen bron zou zijn geweest. Een bittere bron slaat hoop in duigen, spoelt de grond onder je voeten weg.

Dat raakt aan de vraag van vandaag en de vraag naar de toekomst van onze geloofsgemeenschap. Wat is de kern van ons samenzijn? Wanneer zijn we dorstlessend?

Een stuk hout

Wat in de Bijbel steeds weer hoopgevend is, is dat we mogen leren dat ons leven in voor- en tegenspoed geborgen is in Gods hand. Gaan met God betekent niet dat alles ‘rozengeur en maneschijn’ is, maar wel dat tot in de diepste duisternis we niet alleen zijn.

Het stuk hout herinnert ons aan Gods begin met ons. In de Joodse traditie wordt het stuk hout opgevat als een verwijzing naar de Boom des Levens in de Hof van Eden. In de christelijke traditie als een verwijzing naar het reddende lijden en sterven van Jezus aan het kruis.

Het is goed om dat fundament in gedachten te houden. Een kerkdienst gaat niet over mij of over mijn voorkeuren. Het gaat over God en onze dank aan God voor wat Hij ons in Jezus Christus geschonken heeft. Dán komen we bij de kern.

Ook op anderhalve meter is onze God nabij en onze dank waard. Ook als een ander het lied voor ons draagt, prijzen wij God. Ook als wij thuis in onze huiskamers – en soms zo alleen – meevieren, prijzen en loven wij God. Die lofprijzing, die dankbaarheid maakt onze eigen bittere bronnen zoet.

Waar wij vanuit die liefde van God, die ons draagt, leven en van die liefde uitdelen, verandert bitterheid in een bron die leven geeft.

Avondmaal

Laten we zo samen – thuis en in de kerk – het Avondmaal vieren. Luther stelde dat als de bevoorrading faalt, het geloof onder druk komt te staan. Hier aan het Avondmaal herinnert Jezus ons eraan dat we geliefd en waardevol zijn. We eten van het brood dat leven geeft als tegenwicht aan leegte en onrust, aan schuldgevoel of het gevoel op drift te zijn.

Aan het Avondmaal ervaren we ten diepste wat verbondenheid betekent. Met God, met elkaar. Hier worden we aangesproken, geroepen – om op adem te komen én om op weg te gaan.

Wat zal de Biesbosch zeggen?

7 feb

Het is een roerige en onrustige tijd. Politiek is er veel in beweging, maar de verschuivingen in macht brengen alleen maar meer zorgen en meer instabiliteit. Grote groepen vluchtelingen uit de regio zoeken een veilig heenkomen. De spanningen lopen daardoor alleen maar op. Een groep lijkt geen last te hebben van deze zorgen en spanningen. Deze groep weet munt te slaan uit de omstandigheden. Ze profiteren volop en ervaren een zekere welvaart. De ‘gewone man’ heeft het nakijken. Het is ploeteren tegen de klippen op. Het is aanmodderen met alle onzekerheid en machteloosheid.

Dit zou zomaar over vandaag kunnen gaan. Maar we bevinden ons in Jeruzalem, 700 v Chr. (Overigens heb je gelijk, die onrust en het onrecht, is dat niet van alle tijden en alle plaatsen?) Jeruzalem wordt bedreigd door Assyrië en Egypte. Hoe blijf je als klein land overeind? En hoe blijf je staande als mens als al die machten en krachten langs en over je heen razen. Ben je niet gewoon een speelbal op de golven?

Micha, een profeet van de God van Israël, neemt geen blad voor de mond. Scherp en krachtig stelt bij wantoestanden aan de kaak. Het gesjoemel met regels voor zelfverrijking. Corruptie. Discriminatie. Dat kan en mag niet bestaan voor Gods aangezicht. Maar Micha gaat nog een stap verder. Door wiens schuld zit Israël in deze onrustige tijd? Hoe gemakkelijk wijs je niet naar de ander. Naar God. Naar de elite. Naar buitenlanders. Naar de kerk. Micha gaat niet zomaar mee met dit wijzen. Nee, hij vertelt van een rechtszaak tussen God en het volk. Iedereen wordt uitgenodigd naar zijn of haar rol te kijken.

God daagt Israël. Het is een verrassend en pijnlijk rechtsgeding. God zegt: Wat heb ik je misdaan? Daar klinkt Gods gekwetstheid en pijn in door. Het zet mij aan het denken: God verbindt zich met mij. Op leven en dood. Die verbondenheid maakt mij tot op een diep existentieel niveau verantwoordelijk. Waar het om gaat, is om het doen van gerechtigheid. Dát is hier de kern. Die gerechtigheid laat zich niet afkopen door gebeden, offers of een vroom leven. Nee, het gaat om onszelf. Pas dan zullen we zicht krijgen op de crisis waarin we ons bevinden.

De weg uit de crisis is het handelen naar Gods wil, stelt Micha. Dan opent het goede leven zich en dat geeft houvast in goede en in kwade dagen. Wat God wil? Recht doen, trouw en betrouwbaar zijn en de weg van de HEER gaan. Het komt aan op het wandelen met God.

Terug naar vandaag. Naar deze zondag voor het werelddiaconaat op 7 februari. In veel kerken zal gecollecteerd worden voor het project van Kerk in Actie in Bangladesh. De klimaatveranderingen hebben grote invloed op de delta in Bangladesh. Er zijn in toenemende mate overstromingen door wervelstormen. Er worden manieren gezocht voor een klimaatbestendige landbouw voor de boeren die in de kuststreek leven.

Maar dit kan nooit ons hele antwoord zijn. We hebben in het Westen een belangrijk aandeel in de klimaatveranderingen. Kunnen we onze schuld afkopen door deze collecte? Zullen we niet beter in de spiegel moeten kijken? Waar hebben wij in onze eigen leven mogelijkheden om op een andere manier te gaan leven?

In Micha 6 staat een opmerkelijke zin: de heuvels en bergen zijn getuigen die door God worden opgeroepen. In Bijbels opzicht is dit minder opmerkelijk dan het lijkt. De aarde is door God geschapen en dat is niet voor niets. Er is een grootse liturgie op aarde. Heuvels verheffen hun stem. Rivieren klappen in de hand. De maan en de sterren zingen van het werk van God. Met andere woorden: de hele wereld is een icoon van God. In de schepping komt God aan het licht. Wat doet mijn handelen met het loflied van de schepping?

Laten we ons oefenen om te wandelen op Gods weg: met eerbied voor de schepping, met respect en liefde voor onze medemensen, in verbondenheid met God die ons weer op de benen zet en doet opstaan. Zijn genade en liefde in Jezus Christus als dragende grond.

Kan de schepping God alle eer geven of sta ik dit loflied in de weg? Wat gebeurt er als God de Biesbosch en de polders oproept als getuigen?

Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen

18 okt

De eredienst van vandaag (18 oktober 2020) wordt gekleurd door het einde van een stuk geschiedenis van onze gemeente. Zeventig jaar geleden werd het Gereformeerd Kerkkoor opgericht. Vandaag markeren we dat het koor dit jaar zichzelf heeft opgeheven. Het was de laatste jaren al lastiger geworden, maar de coronatijd gaf het laatste zetje.

Betekent het dat het een verdrietige en sombere viering wordt? Er mag ruimte zijn voor verdriet om wat verloren is gegaan. Tegelijkertijd is er in deze viering juist ook aandacht voor de vreugde en de troost die het koor heeft geschonken in de liederen die het zong. Het is waardevol en goed om de warme herinneringen te bewaren aan de repetities en de uitvoeringen. Aan de onderlinge verbondenheid. Aan de vreugde om in het zingen Gods Naam groot te maken.

Want uiteindelijk was dat het doel van het Gereformeerd kerkkoor. Het prijzen van de naam van de allerhoogste God. Bij de oprichting was het de tekst uit psalm 72,11 dat aan het koor verbonden werd: ‘Uw Naam moet eeuwig eer ontvangen’.

Die tekst roept in deze tijd ook vragen op. Hoe kunnen we in deze coronatijd de lofzang gaande houden? Het niet mogen zingen raakt voor veel kerkgangers het hart van de geloofsbeleving. Uw Naam moet eeuwig eer ontvangen – maar hoe dan toch? Op die vraag kom ik straks terug.

Maar eerst moet ik ingaan op een andere vraag. De slogan van het koor komt uit psalm 72. Vandaar dat deze psalm vandaag gelezen is en de uitleg en verkondiging over deze psalm gaat. Psalm 72 is een zogenaamde koningspsalm. De koning wordt toegezongen en er wordt voor hem gebeden. Heeft zo’n psalm ons in deze tijd nog iets te vertellen? De eerste associatie met koning is voor mij toch koning Willem Alexander. En zijn onderbroken vakantie. Daarover valt veel te vertellen, maar dat moet een andere keer. Maar de eerste vraag is dus: wat heeft een psalm over de koning ons nog te zeggen?

Toch is het nadenken over ‘koning’ spannender en aansprekender dan het in eerste instantie lijkt. Vergeet Willem Alexander en stel jezelf de vraag: wie of wat maakt de dienst uit in mijn leven? Op grond waarvan maak ik mijn keuzes? Misschien denk je: rare vraag. Dat ben ik toch gewoon zelf?

Laten we even teruggaan naar het oude Israël. Als de ‘gewone Israëliet’ van één ding doordrongen was, was het wel dat het leven niet maakbaar is. Laat staan dat je de regie hebt over je eigen leven. Voor vrede, veiligheid, inkomen, recht, geborgenheid en beschutting was de gewone Israëliet afhankelijk van de koning. Trof de gewone man of vrouw een koning die uit was op het vergroten van eigen macht en ego, dan kon het land zomaar meegesleurd worden in een oorlog. Trof het een koning die onverschillig was over invallen van vijandelijke bendes, dan leefden de Israëlieten in de grensstreek voortdurend in onzekerheid en angst. Trof het een koning die het recht aan zijn laars lapte en vooral luisterde naar de mensen met het meeste geld, dan kon je als gewone Israëliet misbruikt en uitgebuit worden. En nergens kon je dit aan de orde stellen. De manier waarop de koning zijn rol en taak invulde was dus van levensbelang voor de Israëlieten.

Maar er is nog iets meer over te vertellen. Volgens het Oude of Eerste Testament was de koning nooit zomaar een koning. De koning was een afspiegeling van de God van Israël, van Jahwe zelf. De koning liet dus als het ware zien wie God is. Dát horen we terug in de lofzang op de koning: het gaat over recht en gerechtigheid, het gaat over het neerslaan van wie macht misbruikt en anderen onderdrukt.

De goede koning zorgt ervoor dat een ieder tot zijn recht komt. Juist de meest verachte en vernederde mens wordt door de koning gezien en weer op de been geholpen. De lofzang van deze psalm gaat niet alleen over de koning van Israël, maar over God zelf als Heer en Koning over het leven.

Wie of wat maakt de dienst uit in jouw leven? Ik spreek mensen die geleefd worden door een stemmetje in hun hoofd dat zegt dat ze niets voorstellen. Ik ken mensen die geleefd worden door de angst dat een ander meer heeft dan zij. Ik ken mensen die geleefd worden door de gedachte dat zij zelf de regie hebben over hun eigen leven en dat zij zelf de architect zijn van hun levensverhaal. Tot het noodlot toeslaat.

Wie of wat maakt de dienst uit in jouw leven nu de wereld opnieuw tot stilstand komt? Als onzekerheid en angst de huiskamer binnensluipen? Als de zekerheid van werk op het spel staat? Als er teveel tijd is om te malen?

Israëls antwoord is: God is Koning. En de Bijbel vertelt het verhaal verder. Degene die tot in het diepste diepte heeft laten zien wat dat koningschap inhoudt, is Jezus Christus. Dat koningschap van God in Jezus heeft alles te maken met je durven verbinden aan wie niets meer te geven heeft. Aan wie de hoop verloren is. Aan wie kwetsbaar en gekwetst is. Deze koning legt zijn kroon af en krijgt een doornenkroon. Deze koning legt zijn gode gelijk zijn af en wast zijn leerlingen de voeten. Dat is ook het beeld dat doorschemert in psalm 72: een koning die de gebutste en gekwetste mens ziet. Een koning die recht doet, ook of beter: juist aan de arme.

Deze koning maakt het verschil. Deze koning geeft troost en biedt geborgenheid. Deze koning vraagt toegang tot ons hart.

Dat is nog zo’n lastige Joodse gedachte. Wij denken bij ‘hart’ aan emotie en gevoel. In de Joodse traditie staat het hart voor ons oriëntatiecentrum. In het hart worden onze keuzes gemaakt en onze beslissingen genomen. Het hart is ons moreel kompas. ‘God in je hart’ betekent dus dat deze God, die recht doet aan wie arm is, die strijdt tegen onrecht, die pesters haat, die de minste wil zijn en die vergeving is, jouw keuzes en beslissingen bepaalt.

God aanvaarden als jouw koning, God toelaten in je hart is een waagstuk. Het maakt je een ánder mens. Een nieuw mens, zegt de Bijbel. Je perspectief gaat verschuiven. Je bent vanaf dat moment allereerst en vooral burger van het Koninkrijk van God. Dat Rijk van God is niet de hemel straks. Het is de hemel op aarde – en dat Koninkrijk is gekomen met het sterven en opstaan van Jezus Christus. Het Koninkrijk is onder ons. In onze gebaren van liefde, mededogen en solidariteit komt het Rijk aan het licht.

Wat je omstandigheden ook zijn, hoe de stormen in ons leven kunnen woeden, hoe de corona ook onze toekomst onzeker en angstig maakt, het is God zelf in Jezus Christus die uiteindelijk ons leven bepaalt. In Hem hervinden we hoop en troost, zichtbaar in onze medeburgers van het Rijk van God. Zichtbaar in de bewogenheid en het mededogen van mensen om ons heen. Zo, en alleen zo, wordt Zijn Naam gespeld.

Die Naam – Ik ben – biedt troost, biedt geborgenheid en beschutting. die Naam biedt richting en houvast. Die Naam is onze hoop – in die Naam vinden we de moed om op te staan, te volharden en te strijden voor recht en gerechtigheid. die Naam moet eeuwig eer ontvangen. Daarom zingen we, daarom heffen we de lofzang aan.

Dat brengt me bij de tweede vraag. Hoe kunnen we Gods Naam prijzen nu de lofzang is verstomd? Het koor is opgeheven. En in de kerken zwijgt de gemeente. Drie antwoorden. Een gemeentelid uit een van mijn vorige gemeenten had veel meegemaakt. Ze had moeite met de kerkgang, en sprak zelden over het geloof. Te ingewikkeld. Maar elke maandag, als ze de ramen lapte en de strijk deed, zong ze uit volle borst en met de tranen over haar wangen psalmen en gezangen. Thuis kan de lofzang doorgaan. Het tweede antwoord is dat het prijzen van Gods Naam in deze tijd misschien nog meer dan anders, niet zozeer gevonden wordt in de massaal aangeheven lofzang, maar in de zorg voor de eenzame buurvrouw of buurman. We prijzen God door onze handelingen, ons spreken, ons luisteren en ons bidden.

Het derde antwoord vind ik in Openbaring waar we lezen dat de vier wezens voor Gods troon een loflied aanheffen. Dag en nacht zingen ze: heilig, heilig, heilig. Als hier op aarde door moeite en verdriet ons zicht belemmerd is, ons hart zwaar is geworden en ons hoofd moe, weet dan dat in de hemel het loflied al is aangeheven.

Waarom? Omdat Jezus in het evangelie van Johannes zegt: houd moed, Ik heb de wereld overwonnen.

Moge dat tot troost en zegen zijn.

Vragen om over door te praten:

  1. Wie of wat drijft jou, inspireert je of – negatiever geformuleerd – maakt de dienst uit in je leven?
  2. Wat roept het woord ‘koning’ bij je op? En wat roept de zin: ‘God is mijn koning’ bij je op?
  3. Wat neem je mee van de uitleg van het Joodse denken over het koningschap als afspiegeling van God zelf? Is dat helpend voor je geloofsleven?
  4. Waar zie jij iets van Gods koninkrijk? Waar bouw jij op dit moment mee aan het Rijk van God?

Gebed

God van Licht en leven, God van óns leven, we danken U dat U ons hele leven in uw liefde heeft omvat. We danken U dat U in ons leven regeert en wij zo ook burgers van uw Koninkrijk mogen zijn. We bidden U dat ons verlangen meer en meer groeit om Jezus toe te laten als Heer van ons leven. We bidden U dat ons verlangen mag groeien om onderdeel te zijn van uw Koninkrijk in ons doen en laten, in ons spreken en luisteren, in ons bidden en zegenen. We bidden U dat wij tot zegen mogen zijn, in de naam van Jezus, Amen

Om lekker luidop mee te zingen

In eenvoud en met vreugde

4 jul

Een van onze gemeenteleden stuurde een berichtje door over hun kleinkind, Lotje. Vijf jaar is ze. Lotje lijdt aan een ingrijpende ziekte waardoor zo onder andere aangewezen is op sondevoeding. Ze is erg vatbaar en vaak ziek. Desondanks is ze vrolijk en dapper, maar ook zo kwetsbaar. De ouders waren erg bezorgd toen het coronavirus Nederland bereikte. Wat zou dit voor Lotje betekenen? Wat als zij ziek zou worden?

Er gebeurde echter een wonder. Lotje werd ziek. Corona? Misschien. Maar ze herstelde op een ongekende manier. Ze had weer energie. Ze eet met smaak en heeft geen sondevoeding meer nodig. Als je ziek bent of als geliefden ziek zijn, dan ga je anders tegen het leven aankijken. Dan leer je het kleine, het gewone waarderen. Wat is eigenlijk gewoon?

Stilgezet

De intelligente lockdown zette het leven stil – en op zijn kop. Voor velen was het een hevige en intensieve tijd, die voorlopig nog zal doorwerken. Maar er is ook een andere kant: toen de wereld en ons leven werd stil gezet, was het niet alleen maar kommer en kwel. Zo hoorde ik verhalen over tijd en aandacht voor het gezin. Dat het jachtige, het moeten, het almaar hollen tot stilstand kwam – daar knapten veel mensen van op. Wat werd er veel gedeeld: aandacht, tijd, kaarten, telefoontjes. Er was omzien, meeleven en zorg voor elkaar. Het was een verademing om tot de kern te kunnen komen.

Ook de aarde kwam weer op een beetje op adem. Geen luchtverkeer. Zovele minder woon – werk verkeer. Het nodigt uit om na te denken wat we mee kunnen nemen naar de post-corona tijd. Gaan we zo snel mogelijk weer terug naar hoe het was? Naar al het rennen, naar alle vliegvakanties? Zouden we een beetje eenvoudiger kunnen leven?

De kern van gemeente-zijn: de maaltijd

Daar moest ik aan denken toen ik deze tekst uit Handelingen las. “De volgelingen van Jezus gebruikten hun maaltijden in een geest vol eenvoud en vol vreugde.” Misschien is dat wel de kern van gemeente-zijn: samen aan tafel. In ieder geval zal Lucas, de auteur van Handelingen het zo zien. De maaltijden in de Bijbel waar Jezus aanschuift, vertellen de kern van het Evangelie.

Natuurlijk, over kerk-zijn valt meer te vertellen: het leren, het bidden, het in de gunst staan bij het hele volk. Maar die tafel. Die staat in het midden.

Het breken van het brood

Ze braken het brood. Dat is niet alleen een term voor samen eten, maar het verwijst ook naar het Avondmaal. In de begintijd van het christendom liggen deze beide betekenissen dicht tegen elkaar aan. Die eerste maaltijden werden ‘agapè-maaltijden’ genoemd. Maaltijden waarin de liefde voor en betrokkenheid op elkaar zichtbaar werd: de eerste christenen deelden het goede leven met elkaar. In die context kreeg de gedachtenis aan het lijden, sterven en opstaan van Jezus betekenis.

Wat opvalt, is dat die maaltijd (met blijdschap en eenvoud) genoemd wordt, ná de viering van het breken van het brood, de Avondmaalsviering, en vóór de lofzegging. Dat gewone eten samen staat daartussen, het wordt in één adem genoemd. Blijkbaar was er toen geen kloof tussen het vieren van het Avondmaal en het gebruiken van de gewone maaltijd. Er was geen kloof tussen zondag en de rest van de week. Het christen-zijn omvatte alles, zowel het bijzondere als het gewone.

Hoe deden zij dat? Hoe overbrugden zij die kloof?

Eenvoud en vreugde

Wat is die eenvoud waar Lucas het over heeft? Heeft dat iets te maken met simpel zijn, argeloos, onnozel? Nee, Bijbelse eenvoud is iets anders. Het is het weten, dat één ding nodig is. Het is het leven vanuit één middelpunt, gerichtheid op de ene God, die we hebben leren kennen in Jezus Christus.

Het is het leven in verbondenheid met de ene Heer. Het is het leven in relatie tot Jezus, de goede Herder.

Dat lukt niet altijd. Wij zijn van nature vaak bepaald door onze stemmingen, onze driften, onze pijnen, onze moeheid, al die grote en kleine dingen die ons afleiden, energie kosten. We leven in leven met zoveel rollen, met zoveel maskers, met zoveel muren en vakjes. Wat kan de drukte ons in beslag nemen.

En toch, als de Heer ons leven en ons hart binnenkomt, verandert de spil, de kern. Als Jezus ons leven binnenkomt, draait ons leven niet meer rennen, drukte, rijkdom, macht of wat dan ook –

Als Jezus ons leven binnenkomt, dan vinden we rust en vrede. Dan mogen we de maskers afdoen en komen we thuis. Aan tafel. Eenvoud betekent hier zoiets als: ongedeeld, uit één stuk, niet versnipperd. Het maakt nogal verschil of je eet met iemand. Die een heel deel van zijn/haar hart afschermt. Zich niet laat kennen, misschien wel een oordeel heeft over van alles en nog wat. Dat is niet ‘eenvoudig’, dat is knap ingewikkeld. Lukas ziet daar in Jeruzalem mensen aan tafel die hun oordeel, hun reserves, hun bedenkingen afleggen omdat er iets veel sterkers is dat hen verbindt. De liefde van Christus, de band door de Heilige Geest.

Die terugkeer tot ware eenvoud, tot het niet langer verscheurd leven maakt ons blij. En omgekeerd kan de blijdschap van het evangelie ons in staat stellen om met eenvoud te leven. Blijdschap en eenvoud veronderstellen en bevorderen elkaar.

Over grenzen heen

Aan tafel is plaats voor iedereen. Dat is hét kenmerk van de tafelgemeenschap aan het begin van het christendom. Die gemeenschap overstijgt verschillen en grenzen. De tafelgemeenschap bestaat uit vrijen en slaven, uit vrouwen en mannen, uit kinderen en volwassen, uit joden en heidenen.

We breken het brood en worden herinnerd aan de eenvoud van het leven. In dat licht mogen we opstaan en léven.

Gespreksvragen

  1. Hoe heb jij de afgelopen maanden beleefd? Heeft de coronatijd je ook iets gebracht?
  2. Wat is voor jou de kern van je leven?
  3. Wat betekent het vieren van het Avondmaal voor jou?
  4. Ervaar je jouw leven als gecompliceerd of herken je de eenvoud waar Lucas over spreekt? Waar ligt jouw verlangen als het gaat over eenvoud?

Gebed

Hemelse Vader, God van licht, we bidden U om de vreugde van het geloof. We bidden U om een leven in eenvoud: dat wij weet hebben van de kern van ons bestaan. Dat het ons rust en vrede geeft om te weten dat ons leven zijn vervulling en bestemming vindt in U.

Geef ons rust waar we vermoeid en belast zijn geraakt. Help ons waar we delen van ons bestaan afschermen voor anderen, voor onszelf of voor u, opdat we mens uit één stuk mogen worden.

We bidden om uw zegen over het breken van het brood, over onze maaltijden. Zegen ons met vreugde en eenvoud, in de naam van Jezus, amen.

Om te zingen:

Gewenst en geliefd

14 jun

Vorige week kreeg ik een brief van een verontruste moeder in Sliedrecht. Zij vertelde dat een van haar kinderen met regelmaat te maken krijgt met racisme vanwege haar huidskleur. Het zijn met name (christelijke) kinderen en jongeren die het leven van haar dochter zo zuur maken.

Geen geïsoleerd probleem

Dit staat niet op zichzelf. Het televisieprogramma ‘Ook hier’ laat op indringende wijze zien hoe de racistische bejegening tot in de haarvaten van onze samenleving zit. In onze taal, in onze grappen, in onze tradities, in ons kijken, in ons zwijgen. “Ik denk niet dat die mensen racistisch zijn. Ze zijn vooral onwetend. Ze hebben geen idee wat hun woorden uitwerken”, merkt een van de geïnterviewden in de documentaire op. Tegelijkertijd doen die bejegening, de woorden en het kijken pijn. “Ja, ik ben boos en teleurgesteld als dat gebeurt. En ik moet vechten om niet bitter te worden en te gaan haten.”

De wereldwijde protesten na de dood van George Floyd laten zien dat racisme geen geïsoleerd probleem is van een enkeling die over de schreef gaat. Nee, er is iets goed mis met hoe we met elkaar omgaan. Discriminatie betekent onderscheid maken: je verheft jezelf boven die ander. Er is een ‘wij’ en een ‘zij’. Die ‘zij’ vormt een bedreiging. Discriminatie ontmenselijkt. Grapjes en woorden zijn niet onschuldig. Dragen de grapjes bij aan het klimaat waarin anderen de adem wordt ontnomen? Hebben wij onze knie in de nek gezet van vrouwen, mensen met een andere huidskleur, lhtbi-ers, Joden, Moslims – in de nek van die ander? Om haar, om hem klein te maken en klein te houden?

Misschien niet door de woorden die ik spreek. Maar misschien wel door mijn zwijgen. Daarom mogen we niet zwijgen als we getuige worden of zijn van onrecht.

Niet langer slaven…

We lezen zondag 14 juni 2020 Romeinen 8, 12-17, met als kernvers: “U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’.”

Het is een tekst die haakt, juist in deze tijd waarin ook veel aandacht uitgaat naar het slavernijverleden van Nederland.

Misschien is het goed om eerst iets over de achtergrond van de tekst te vertellen. Paulus vertelt in de brief aan de Romeinen over de staat van de mensheid. We leven met een schuld, met een onvermogen waardoor we onze bestemming uit het oog verliezen en ons doel missen. We hebben te maken met een krachtenveld en met machten die ons naar beneden halen en het goede leven onmogelijk maken.

We zijn gaan geloven dat we koste wat het kost onszelf moeten handhaven. We zijn gaan geloven dat de ander een bedreiging vormt. Ons leven is gericht geraakt op prestatie en macht. Dat is wat Paulus in de Romeinenbrief onder ‘eigen wil’ of ‘natuur’ schaart. Die weg loopt dood. Dat is geen straf, maar een consequentie van die weg.

Maar Paulus vertelt ook van de ongedachte redding door Jezus, de Messias. Die redding heeft een nieuwe weg geopend: de heilige Geest wil in ons wonen. Zo hebben we toegang tot het volle leven.

In de woorden van Paulus komen allerlei verhalen en gedachten uit het Oude Testament mee. Daar lezen we hoe God Israël uit Egypte, uit het land van de slavernij heeft gered om naar het Beloofde Land te gaan. God ging mee op die tocht door de woestijn: zijn nabijheid was zichtbaar in een wolkkolom.

Tijdens die reis waren er geregeld momenten dat het volk Israël terug verlangde naar Egypte. De weg van de vrijheid is soms een zware gang die om volharding vraagt.

Deze context klinkt mee in Romeinen 8. Ook in ons leven kan het woestijntijd zijn. Een tijd waarin we belaagd worden en er aan ons getrokken wordt – zijn we niet beter af als we ons overgeven aan de machten en de krachten die in ons huizen? Maar zoals in de tijd van Israël God zichtbaar was in die wolkkolom, zo is de heilige Geest in ons de persoonlijke aanwezigheid van de levende God.

Nieuwe identiteit

Door de heilige Geest vinden we onze nieuwe identiteit. Het betekent allereerst dat we moeten volharden en volhouden om te strijden tegen wat ons neerhaalt en wegtrekt van onze bestemming. Bij het dragen van Christus’ naam hoort ook levensheiliging. Ik kom daar zo op terug.

Het tweede is dat de heilige Geest ons ‘Abba, Vader’ leert zeggen. We mogen geloven dat we aangenomen zijn als Gods kinderen: gewenst en geliefd. Gods liefde is in al zijn volheid in ons hart uitgegoten. Dát is onze nieuwe identiteit.

Wat betekent dat concreet?

Deze identiteit heeft allereerst invloed op ons Godsbeeld. God is niet de God van dreiging, maar de God die ons zoekt, schraagt en draagt. Deze onvoorwaardelijke liefde verandert ons leven: het vraagt om levensheiliging die zich uit in het grote gebod: heb God lief, en je medemens als jezelf.

In de tweede plaats heeft deze identiteit invloed op ons zelfbeeld. God blijft het herhalen: jij bent mijn geliefd kind. Je bent gewenst en geliefd. In ons kunnen anderen stemmen klinken. Stemmen die zeggen dat je pas wat voorstelt als je iets hebt gepresteerd. Stemmen die je neerhalen en zeggen dat je nietswaard bent. Stemmen die zeggen dat je niet goed genoeg bent en die raken aan je angst voor afwijzing en voor in de steek gelaten worden. Die stemmen zorgen ervoor dat je jezelf afwijst of dat je anderen kleiner maakt om jezelf te positioneren. Deze stemmen bouwen het fundament voor racisme. Deze stemmen zijn ‘de eigen wil’ waar Paulus het over heeft.

Maar onze identiteit ligt dus in het gegeven dat we kind van God zijn.

Tot slot heeft die identiteit ook invloed op ons beeld van de ander. De ander is niet langer een bedreiging, maar ook kind van God. We mogen met Gods ogen naar onze medemensen kijken. We mogen uitdelen van de liefde die we van God ontvangen hebben.

In onze relatie met anderen gaat veel mis. De laatste woorden van George Floyd waren: ‘Ik krijg geen lucht’. In een kerkdienst haalde Rev. Al Sharpton deze woorden aan. Hij verhaalde hoe de zwarte gemeenschap in haar mogelijkheden wordt beknot, omdat er een knie op de nek gezet is. Dat is wat racisme doet. Wat antisemitisme doet. Wat discriminatie van vrouwen en lhtbi-ers doet. Wat huiselijk en seksueel geweld doet. ‘Ik krijg geen adem’.

Een knie in de nek

Als je slachtoffer bent van onrecht dan vraag ik je hoe wij je kunnen helpen om stem te geven aan het onrecht. Maar ik stel ook de vraag aan mijzelf en aan jou: wie ontneem jij de adem? Wie krijgt geen lucht door wat je zegt of doet, door je grapjes en pesterijtjes, door je zwijgen?

Tegen de moeder in Sliedrecht zeg ik: het spijt me waar ik mijn knie in de nek van je dochter heb gezet. Door te zwijgen of door niet het goede voorbeeld te geven.

Aan ons is de keuze: we hebben de Geest van God gekregen om als Gods kinderen Hem aan te roepen als ‘Vader’. Of keren we liever terug naar het leven waarin we in de ban zijn van angst en beklemming?

Vragen

  1. Wat betekent het voor je dat je kind van God genoemd wordt? Kun je die gedachte toelaten? Wat helpt je daarin of wat roept weerstand op?
  2. Herken je de strijd waar Paulus over spreekt? hoe ga je hiermee om?
  3. Heb jij wel eens te maken met discriminatie of ander onrecht? Wil je hier iets over vertellen? Wat heb je nu van de ander nodig?
  4. Heb jij je wel eens schuldig gemaakt aan discriminatie of ander onrecht? Wil je hier iets over vertellen? Hoe zou je dit kunnen herstellen?
  5. Wat kun jij persoonlijk en wat kunnen wij als kerkelijke gemeenschap doen voor de strijd tegen racisme?

Gebed

Hemelse Vader, God van licht en leven, dank U wel dat ik uw kind mag zijn. Help mij om te volharden in de strijd tegen alles wat mij van mijn bestemming wegvoert. Help mij om stil te worden en uw stem, uw heilige Geest in mij te leren verstaan. Wilt U met uw wereld zijn dat uw Rijk mag komen. Zegen wie zich sterk maakt voor de strijd tegen onrecht, zegen brengers van hoop en dragers van licht, Wees met wie ik meedraag in mijn hart, in de naam van Jezus, amen

Een leesrooster tegen de angst

28 mrt

We leven in een onzekere en verontrustende tijd. We hebben nog niet eerder meegemaakt dat de wereld op deze schaal is stilgezet. De zorgen over het coronavirus gaan met ons mee. We kennen allemaal mensen die ouder zijn of een kwetsbare gezondheid hebben – of we beseffen dat we zelf in deze categorieën passen.

Hoe ga je om met alles wat op je afkomt? Waar vind je houvast als de aarde wankelt? Waar vind je steun als vrienden, of kinderen en kleinkinderen niet meer op bezoek kunnen komen? Angst kan heel bepalend zijn.

Juist op momenten dat je alleen bent, kun je je overvallen voelen door je angst.

De Bijbel heeft weet van die existentiële angsten. Misschien helpt deze crisis om nu we trager leven, ons opnieuw te verbinden met de hoop die leven doet. In dit leesrooster zeven teksten tegen de angst (dit is een bewerking van een eerder geschreven leesrooster)

Zondag: Genesis 1, 1-3 “Er moet licht komen”

Het eerste woord dat God in de Bijbel spreekt is ‘licht’. De wereld ligt er in alle verlatenheid bij. Er heerst chaos. De aarde is woest en doods. Er is duisternis. Er is geen vaste grond. Misschien herken je dat ook wel in je eigen leven. Juist in deze tijd. Je hebt het gevoel dat er geen houvast meer is, dat je ten onder gaat door chaos en wanhoop. Dat maakt angstig.

In de chaos van de oervloed spreekt God. De donkerte en duisternis mogen niet het laatste woord krijgen. Er moet licht komen. Het licht is niet de zon, die wordt immers pas later geschapen in het verhaal. Het licht heeft alles te maken met Gods scheppend woord. Het is licht tegen wanhoop en moedeloosheid. De chaos wordt een halt toegeroepen en we ontvangen hoop. Dat dit licht vandaag met je mee mag gaan. Gods scheppend woord als tegenwicht tegen de angst.

Gebed: steek met aandacht een kaarsje of waxinelichtje aan en denk daarbij of spreek hardop uit: ‘Ik ontsteek het licht van Christus. Teken van hoop, teken van opstanding. Dat het licht van Christus mij mag dragen en verlichten, zodat mijn angst niet het laatste woord heeft.

Maandag 2: Johannes 16, 33 “Ik heb de wereld overwonnen”

Houd moed. De maandag is zo’n dag. Een nieuwe werkweek. Een nieuwe week waarin je misschien klem zit, niet kunt werken en je angst je misschien verlamt. Misschien lukt het je om je taken die voor vandaag gepland staan voor elkaar te boksen, maar wat kan het soms zwaar zijn. Misschien is het goed om even een stapje terug te doen. Soms is het gewoon lastig en zwaar. Soms lukt het gewoon even niet. Probeer dit voor nu maar even te accepteren en luister naar de woorden van Jezus: ‘jullie zullen vrede vinden bij mij’.

Jezus spreekt hier met grote stelligheid over. ‘Ik heb de wereld overwonnen’. Uiteindelijk mag dat ook rust en vrede brengen.

Gebed: Heer Jezus, wanneer het donker zich vastzet in mijn denken en in mijn hart, wanneer mijn onrust mijn dag bezwaard, geef mij dan uw vrede. Dat is rsut mag vinden en thuis mag komen, in het vertrouwen dat U de machten en krachten hebt overwonnen. Amen

Dinsdag: Jeremia 1, 4 – 8 “Kijk eens met de ogen van God”

Wat kun je soms twijfelen aan jezelf. Ben ik wel goed genoeg? Hoe zullen anderen naar mij kijken? Als Jeremia geroepen wordt, schrikt hij zich een ongeluk. Als hij één ding zeker weet, is het dat hij te jong is. Hij weet zeker dat hij niet geschikt is voor de taak. Maar God zegt: ‘Ik heb je geschapen, al in de moederschoot. Echt, Ik geloof in jou, Ik weet dat jij talenten hebt. Wees maar niet bang, het komt goed’.

En God doet een belofte: “Ik zal je terzijde staan’. Misschien kun je proberen om deze woorden op jouw eigen leven toe te passen. God heeft jou met zorg en liefde geschapen. Hij heeft jou talenten gegeven en Hij zal jou trouw blijven. Zou je iets van dat vertrouwen van God in jou met je mee kunnen nemen?

Gebed: God van genade, Schepper van al het leven, Schepper van mij  leven. Leer mij met uw ogen vol ontferming en genade naar mijzelf te kijken. Wilt U mij helpen om mijn angsten onder ogen te zien en te leren vertrouwen dat ik goed genoeg ben – zoals ik ben. Amen

Woensdag: Jesaja 42, 1 – 3 “Zorg voor de gebrokene”

Angst kan diep zitten. Door de steeds aanwezige dreiging van corona. Door zorgen om wie je lief zijn. Doordat je beschadigd bent, doordat de energie letterlijk helemaal op, doordat je niet meer kunt. Je kunt angstig worden, omdat je bang bent dat je het niet redt. Of dat je in een gesprek bedoeld of onbedoeld net dat laatste zetje krijgt waardoor je helemaal dreigt in te storten. Misschien is het dan goed om deze tekst uit Jesaja in herinnering te roepen.

Het is een profetie over de Knecht van de  Heer, een beeld waar wij Jezus in mogen herkennen. Deze profetieën gaan over de Redder die God zal sturen. Deze redder komt niet met geweld en met veel lawaai. Nee, het is juist tegenovergesteld. Zonder schreeuwen, zonder stemverheffing, maar mét zoveel aandacht. Juist voor het gebrokene. Het geknakte breekt Hij niet af. In al je gebrokenheid draagt Hij jou. Het vlammetje dat bijna gedoofd is, wakkert Hij weer aan. Misschien dat deze tekst je mag bemoedigen vandaag.

Gebed: Lieve God, U ziet het gebrokene, U ziet het gekwetste, U ziet mij wanneer mijn vlammetje uit dreigt te gaan. Wilt U mij op handen dragen, opdat ik iets van energie mag ervaren, zodat ik de angst dat het allemaal niet meer lukt in uw hand mag leggen. Amen

Donderdag: Jesaja 9, 1  “Ik zie een schitterend licht”

Het hoort bij onze realiteit dat het duister kan zijn. We kunnen niet voorkomen dat we zelf of dat onze geliefden op enig moment door donkere dalen gaan. Wij kunnen onszelf niet voor het kwaad behoeden, ondanks alle protocollen en evaluaties. Soms gaat het nog een spade dieper. ‘Zij die wonen in het donker’ schrijft Jesaja. Zo kan het ook zijn. Door wat je mee hebt gemaakt, is het donker je eigen geworden. Misschien versterkt dat donker ook je angst. In de Bijbel staat het donker voor wanhoop, voor leven zonder toekomst.

Maar Jesaja zegt dat het daar niet bij blijft. Degene die ronddoolt, de draad kwijt is, degene die in het donker stil is gevallen, zal een schitterend licht zien. Het duister zal doorbroken worden door een helder licht. Johannes spreekt over Christus als het licht van wereld. Moge dat je ook rust geven dat het licht schijnt tot in de diepste duisternis.

Gebed: Hemelse Vader, dank U wel voor sporen van licht, voor het schitterende licht, Jezus Christus, die tot in de diepste duisternis schijnt. Geef dat dit licht mij mag helpen om angsten onder ogen te zien en bij U neer te leggen. Amen

Vrijdag: psalm 46, 2 – 4 “Een veilige plaats”

Wat ik je toewens dat je momenten mag kennen waar deze psalm over zingt. Dat ondanks alles waar je doorheen moet en waar je mee te kampen hebt, je God leert kennen als een veilige schuilplaats en een betrouwbare hulp. De omstandigheden waar de dichter mee te maken heeft, doen denken aan Genesis 1, aan het begin van de schepping. De golven die over elkaar heen slaan, het gemis van vast grond. Wat kan dat angstig maken en wat kun je dan verlangen naar veiligheid en hulp. Dat de woorden van deze dichter ook de jouwe moge worden, meer en meer.

Gebed: God van Licht en Leven, we roepen U aan in de stormen van ons leven, in de gebeurtenissen die de grond onder onze voeten kan doen trillen. We roepen U aan in tijden van angst, in het verlangen naar rust en veiligheid. Dat we mogen schuilen onder uw vleugels. Dat U voor ons een veilige schuilplaats bent. Dat U een betrouwbare hulp bent – voor mij, voor wie naar U verlangt. Amen.

Zaterdag: Johannes 8, 12: Licht dat leven geeft

Er kunnen vele oorzaken zijn waarom je worstelt met angst. Wat ik weet dat angsten niet zomaar weg-gebeden kunnen worden. Soms is gebed toereikend. Soms zijn gesprekken nodig. Soms moet je dingen onder ogen zien die al zo lang met je meegaan. Mag in de weg die je gaat het licht van Christus met je meegaan. Ik wens je toe dat je mag lopen met je gezicht naar de zon; dat het licht van Christus met je meegaat; dat je van tijd tot tijd kunt schuilen bij God; dat je zo je weg mag vervolgen – niet alleen, maar gedragen door Gods vrede.

Gebed: Heer Jezus, licht voor de wereld. Wees mijn licht, dat uw licht mijn weg mag beschijnen, opdat ik veilig kan gaan, gedragen door uw vrede. Amen

Een partijdige God – over Kaïn en Abel

23 feb

‘Elk mens telt’ – dat was het thema van de diaconale zondag in de gereformeerde kerk Sliedrecht (PKN). Het is een mooie gedachte, dat elke mens zou tellen. De werkelijkheid laat echter een ander beeld zien. Vraag maar eens aan een uitgeprocedeerde asielzoeker of elk mens telt. Of aan de vluchtelingen die vast zitten in Moria of in andere kampen langs de grenzen van Europa. Vraag het maar aan mensen die klem zitten in situaties van onrecht, of aan wie gebukt gaat onder schulden.

Wie macht heeft, populair is of geld heeft – die bepaalt. Het recht van de sterkste en daar zullen we het mee moeten doen. Toch? En daarmee zitten we midden in het verhaal van Kaïn en Abel. Dit Bijbelverhaal gaat over jou en mij. Een paar punten die in mijn beleving in het oog springen:

Het leven gaat door

Het eerste is dat het leven doorgaat. In Genesis 3 lezen we hoe Adam en Eva hun plek in de Hof van Eden verliezen. Het volgende hoofdstuk zet hoopvol in: Eva schenkt het leven aan twee kinderen. Zo wordt de belofte die zij in haar naam met zich mee droeg – moeder van alle levenden – vervuld.

Afbeeldingsresultaat voor esther veerman

Mama, Esther Veerman

Onthullende namen

Het tweede is dat de namen die de kinderen krijgen de weg die zij gaan al onthullen. In de naam ‘Kaïn’ klinkt iets door van ‘man’. Hij is de sterkte. hij valt op, hij gaat het maken. Hij is het mannetje. Abel, dat ‘damp’ of ‘nevel’ betekent, is ‘de broer van’. Kaïn eist alle aandacht op. Het leven lacht hem tegemoet. Met zijn energie, kracht en charisma ligt de wereld voor hem open.

De toekomst van Abel is heel wat minder zeker. Hij valt niet op, is haast onzichtbaar. Zijn naam vertelt over zijn kwetsbaarheid. Hij staat al op achterstand. Leven is hard werken.

Kaïn en Abel. Ze vertellen de geschiedenis van ons mensen. De wereld valt uiteen in tweeën: de krachtigen en de kwetsbaren.

Een selectieve God

Het derde is dat God selectief luistert. Zowel Kaïn als Abel brengen een offer aan God. Kaïn is niet een schurk. Hij verbindt zich aan God, geeft Hem de eerste opbrengst van zijn arbeid.  Toch slaat God op zijn offer geen acht. Of beter: God heeft nu allereerst en vooral aandacht voor Abel. Het is niet dat hij Kaïn afserveert, maar Hij brengt Abel in get licht. Het is een vingerwijzing, een roeping voor Kaïn. Let op: de orde wordt omgekeerd. Hij luistert als het ware even niet naar Kaïn, maar kiest er nadrukkelijk voor om ruimte te maken voor Abel, de kwetsbare. Kan dat zomaar? Een selectieve God? Het klinkt als oneerlijk. al gauw vinden we dat iedereen recht heeft op precies evenveel aandacht. Maar God maakt dus andere keuzes: zijn aandacht gaat allereerst uit naar die kwetsbare.

Verduisterd

Kaïn kan hier echter geen begrip voor opbrengen. Dat is het vierde punt. Kaïn wordt woest en zijn blik wordt donker. Zijn gezicht valt, staat er eigenlijk. Op het moment dat God vraagt aan Kaïn wat er is, kijkt hij weg, kijkt hij naar de aarde. Hij ontwijkt.

Kaïn wil dat geloof religie is en blijft: dat religie de bestaande opvattingen bevestigt. Maar Gods visie maakt ons verantwoordelijk voor de kwetsbare. Dat wil Kaïn niet. Zijn positie mag niet bevraagd worden. Zijn zonde is niet dat hij in een goede positie is en leiderschap toont, maar dat hij niet ten dienste van de kwetsbare wil leven.

Dat is de norm van Gods Koninkrijk, de kwetsbare is de maatstaf van Gods gerechtigheid. Kaïn en Abel hebben onze politieke leiders iets te vertellen, het verhaal heeft óns ook iets te vertellen.

Kaïn verbreekt de relatie. Daar waar in de zegen wordt uitgesproken dat God zijn aangezicht over ons verheft en zo de relatie bekrachtigd, daar slaat Kaïn zijn blik neer. Niet elke Kaïn zal zijn of haar Abel neerslaan. Maar hoe gemakkelijk maken we als Kaïns geen misbruik van anderen, ontnemen we de Abels om ons heen de ruimte om te leven. Door de woorden die we spreken en de dingen die we doen.

Een bewogen God

Het laatste dat me bij is gebleven, is de afloop. Kaïn wordt verantwoordelijk gehouden door God. Er is geen ruimte voor vergoelijken of bagatelliseren. Bij die schuld hoort ook straf. Tegelijkertijd blijft God hem als mens in de ogen kijken. Kaïn vreest opgejaagd wild te worden, en daarin wordt die sterke ineens de kwetsbare. God geeft hem een teken en belofte mee. God blijft de sprekende, de God van bewogenheid en gerechtigheid.

Het verhaal van Kaïn en Abel zet ons op het spoor van de noodzaak om selectief te leven: de kwetsbaren hebben de steun en bemoediging van de sterken nodig. In dat omzien en die zorg komt er ruimte voor het volle leven. Ook buiten de Hof van Eden.