Archief | predikant RSS feed for this section

Afwegingen bij ‘geroepen worden’

22 okt

Het was in maart of april toen de beroepingscommissie van de Ontmoetingskerk te Vriezenveen voor het eerst contact met mij zocht. Of ik beschikbaar was. Het is een vraag die mij vaker gesteld was. Mijn antwoord is steeds tweeledig: enerzijds is er in de Protestantse Gemeente ’t Harde volop werk te doen, er zijn ontmoetingen, nieuwe ontwikkelingen, er wordt geleefd. Er is beslist geen reden om weg te gaan – dus nee, niet beschikbaar.  Anderzijds geloof ik in roeping – dus ja, ik ben beschikbaar.

roeping

Roeping

Een ongrijpbaar en misschien wat vaag begrip. Roeping laat zich niet hard maken, in die zin dat het een argument wordt dat boven iedere twijfel uitstijgt. Het is niet een eenduidig en onweerlegbaar inzicht. Hoewel roeping – voor mij – alles te maken heeft met de heilige Geest, met leiding van God, is het geen wereldvreemd en vroom woord, Ook een verpleegkundige, een ICT-er of bosbouwer kan roeping ervaren. Roeping heeft te maken met aan je bestemming komen. De taak of de baan die je hebt, beantwoordt aan je verlangen en aan je bedoeling.

Misschien is roeping voor mij voor alles dat ik verlang om te leven in verbondenheid met God. Die verbondenheid met God vertaalt zich in de keuzes die ik maak: brengt de keuze me dichter bij God of juist niet? Leef ik ten dienste of ten koste van anderen?  Roeping bepaalt dus de richting van mijn leven. Daarnaast biedt roeping ruimte. Het maakt het mogelijk om los van de dagelijkse gang van zaken, mijn inspanningen en activiteiten te beschouwen. Zou het kunnen zijn dat ik elders aan de slag zou moeten? Die vraag kan ik alleen eerlijk aangaan vanuit dat ik mij  ‘geroepen mag weten’. Ik voel mij immers zo verbonden met mensen, dat ik niet snel een nieuwe stap zou overwegen. Vandaar: ik geloof in roeping.

Wat is de houdbaarheid van een predikant?

In het overwegen van het beroep en de uiteindelijke beslissing om het beroep aan te nemen, spelen verschillende overwegingen een rol. Een predikant functioneert op verschillende niveaus en elk niveau heeft een eigen ‘houdbaarheid’. Het meest fundamentele en verbindende niveau is die van de ontmoeting binnen en buiten het pastoraat. Als predikant mag je de uitnodiging ontvangen om deelgenoot te worden van ervaringen, geschiedenissen, vragen en zoeken.  Het is bijzonder en van onschatbare waarde om zo met mensen te mogen oplopen. Er zijn families en gezinnen met wie ik zo intens ben opgetrokken door overlijdens, bruiloften, doopvieringen, crises en vreugdevolle tijden. Wat is het een groot goed om het vertrouwen te ontvangen om mensen in hun laatste fase nabij te mogen zijn. Dit niveau vraagt om een blijvende verbondenheid, en zeker op dit niveau kan het afscheid pijn doen.

Een ander niveau waarop ik als predikant functioneer, is het leidinggevende of beleidsmatige niveau. Als predikant begeleid ik de gemeente en probeer haar een stukje verder te brengen. Wat is het doel en de richting van de gemeente? Waar liggen de mogelijkheden en sterke kanten, waar moet de gemeente versterkt worden? We (gemeente, kerkenraad, Ted Zuidmeer en ik) hebben in de afgelopen periode krachtig ingezet op het verdiepen van de onderlinge verbondenheid, het invullen van veelkleurigheid (door vanuit de dialoog elkaar te leren verstaan), zoeken naar de plaats van de kerkelijke gemeente in het dorp en de burgerlijke gemeente, oog hebben voor missionair gemeente zijn en zoeken naar mogelijkheden om geloof over te dragen aan de jongere generatie.

Een aantal initiatieven is in de loop van de jaren medebepalend geworden voor onze gemeente: Time-out, popdiensten, Taizévieringen, sociale media. Een aantal initiatieven staat in de steigers en zullen zich nog moeten bewijzen of verder ontwikkeld worden: de plannen van de Taakgroepen Vieren en Leren, de geloofskoffer, Rock Solid, Youth Alpha en Kerk op schoot.

Op dit niveau is een predikant ‘beperkt houdbaar’.  Het is goed om op tijd het stokje weer over te dragen. De gemeente heeft ook tijd nodig om te ontdekken wat bij haar past, welke initiatieven eigen zijn bij de gemeente en welke ontwikkelingen uiteindelijk meer het enthousiasme van de voorganger weerspiegelen. In het zoeken naar een nieuwe voorganger komt er een periode van bezinning: wat is eigenlijk de meerwaarde van de predikant(e)? Hoe kan z/hij de gemeente verder ontwikkelen?

Op weg in vertrouwen

Op het beleidsmatige niveau kan ik ook ingaan op de vraag die de Ontmoetingskerk stelt, en op de thema’s die in deze gemeente aan de orde zijn. En overwegende, is mijn verwachting dat ik als voorganger een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de gemeente te Vriezenveen. Overigens heeft het alleen zin om na te denken over visie, beleid, richting en bestemming wanneer we als gemeente samen met kerkenraad en nieuwe voorganger bereid zijn om elkaar van hart tot hart te ontmoeten. Om samen op weg te gaan. Elkaar uitnodigen om deelgenoot te worden van elkaars levens- en geloofsweg.

Een beroep krijgen is dus nadenken over roeping. Roeping betekent een stem horen en op weg durven gaan. Weg uit het vertrouwde, op weg naar het oosten. We mogen gaan in het vertrouwen op God. Niet alleen zal Hij ons (Esther, Sietse en mij) nabij zijn op onze reis, maar ook zal Hij de Protestantse Gemeente op handen dragen. In dat vertrouwen laat ik los, in dat vertrouwen reis ik verder.

Wolf of zondebok?

5 apr

Dit artikel is in 2007 verschenen in Kerk en Theologie

Een beschuldiging van seksueel misbruik roept in een kerkelijke gemeente veel emoties op, zeker wanneer de beschuldigde de voorganger is. De gevolgen zijn niet alleen voor de direct betrokkenen, maar ook voor gemeenteleden vaak ingrijpend, zij het op een ander niveau. Verdeeldheid, partijvorming en het beschadigd vertrouwen in voorgangers of in de kerk kunnen soms zelfs het voortbestaan van een gemeente bedreigen. Uit onderzoek blijkt dat de gevolgen van het misbruik voor de gemeente enerzijds te maken hebben met de ernst van het misbruik en de positie van de betrokkenen, en anderzijds met de afwikkeling van de kerkelijke procedures[1]. Een relatief vlotte afwikkeling met transparant beargumenteren van de gekozen weg komt het proces in de gemeente ten goede. Het is dan ook toe te juichen dar de Protestantse Kerk in Nederland een protocol heeft opgesteld hoe te handelen bij seksueel misbruik in pastorale relaties[2]. Toch geeft dit protocol niet op alle vragen een overtuigend antwoord. Zo blijft de vraag of een predikant die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik opnieuw het ambt mag vervullen, al dan niet met bepaalde voorwaarden, veel discussie oproepen.

Het doel van dit artikel is in de eerste plaats om inzichtelijk te maken hoe het proces in een gemeente verloopt, en op welke manier de kerkelijke procedures van invloed kunnen zijn op dit proces. In de tweede plaats draagt dit artikel criteria aan die behulpzaam zijn bij het bepalen van de tuchtmaatregel wanneer een predikant zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik. Wat is er nodig om tot een afgewogen beoordeling te kunnen komen?

Het proces in de kerkenraad

In mijn onderzoek naar het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd[3] heb ik drie verhalen van kerkenraden beschreven. Hieruit komt naar voren dat dit proces zich goed laat beschrijven aan de hand van zes thema’s of episoden. Onder een episode versta ik een relatief zelfstandige of semi-autonome verhaallijn met zowel een eigen onderscheidende thematiek als een eigen plot binnen het grote verhaal van het proces in de kerkenraad. In een proces komen thema’s soms na verloop van tijd weer terug, of lopen verschillende thema’s door elkaar heen. Door het beschrijven in episoden is er ruimte voor die ongelijktijdigheid en het circulaire aspect van een proces.

De eerste episode is dus gecentreerd rond de vraag wat misbruik is: met welke termen worden de seksuele handelingen van de predikant aangeduid? Wordt de nadruk gelegd op de romantiek en de seksualiteit of op het verschil in macht, het overschrijden van professionele grenzen en het misbruiken van het ambt? Hoe de seksuele handelingen worden benoemd hangt af van het perspectief dat wordt ingenomen: er zijn drie centrale perspectieven te onderscheiden: het perspectief van het slachtoffer, van de dader en van de neutrale toeschouwer.[4] De visie op de werkelijkheid (is er echt sprake van misbruik?) zal mede afhangen van het perspectief. Het mag duidelijk zijn dat het spreken over ‘dader’ en ‘slachtoffer’ al een keuze inhoudt. Deze eerste episode speelt ook een belangrijke rol in de voorfase wanneer de vraag aan de orde komt of de seksuele handelingen al dan niet als misbruik herkend worden. Zelf hecht ik er waarde aan om in de beoordeling van de seksuele handelingen de nadruk te leggen op de professionaliteit van de predikant. Het betekent dat ik de handelingen vanuit het perspectief van macht analyseer. Ik houd de predikant als meermachtige verantwoordelijk voor het handhaven van de grenzen, op basis van zijn / haar rol en positie, op basis van zijn / haar professionaliteit.

De tweede episode is gecentreerd rond de vraag: aan wie moet op welk moment welke informatie worden verteld? Omstandigheden buiten de kerkenraad zullen deze vraag beïnvloeden: geruchten en roddels in het informele circuit en mededelingen die via de pers worden gedaan. Daarnaast heeft de kerkenraad te maken met formele beperkingen met betrekking tot het informeren: het ambtsgeheim, het waarborgen van de privacy. Bij het nadenken over het wel of niet informeren van een nieuwe geleding (moderamen, kerkenraad, groep uit de gemeente, de gemeente) zullen vaak contrasterende belangen afgewogen dienen te worden: de belangen van het slachtoffer, de daderpredikant en de gemeente zullen vaak niet overeen komen.

De derde episode is gecentreerd rond het begrip ‘procedures’. Hier gaat het over de formele kant van het proces. Deze episode kent drie aandachtsvelden: het onderzoek naar de feiten, de begeleiding van de betrokkenen en de gemeente en de communicatie naar de betrokkenen en de gemeente. Het protocol dat onlangs in de Protestantse Kerk in Nederland aan de kerkenraden is verstrekt, is hierbij zeer behulpzaam.

De vierde episode is gecentreerd rond het thema ‘schuld’. Het gaat hierbij om het omgaan van de kerkenraad met het gegeven dat zijn predikant zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik. Een centrale reactie is schuldgevoel: had de kerkenraad dit kunnen voorkomen? Had de kerkenraad dit moeten voorzien? Hoe heeft dit in de gemeente kunnen plaatsvinden zonder dat de kerkenraad het in de gaten had? Deze vragen kunnen een gevoel van eenzaamheid en vervreemding oproepen. Mogelijke reacties op het schuldgevoel zijn: alle schuld bij de predikant leggen, (een deel van) de schuld bij de slachtoffers leggen of het aandringen op vergeving (met of zonder schuldbelijdenis).

In de vijfde episode wordt ingegaan op de onderlinge verhoudingen en verbanden in de kerkenraad en de gemeente. Loyaliteit, leiderschap en transparantie zijn belangrijke begrippen voor de mate van integratie in een gemeente. De laatste episode verhaalt het beleid van de kerkenraad. Hierbij gaat het met name om de vraag of de kerkenraad reactief of pro-actief omgaat met de situaties die voortkomen uit het proces.

Zes episoden: drie samenhangende dimensies van het proces

Deze zes verhaallijnen laten drie dimensies zien, die in elk proces terugkomen: de inhoudelijke, de relationele of communicatieve, en de beleidsmatige kant van het proces. In de inhoudelijke dimensie gaat het om de aard van het seksueel misbruik, en om de vraag met welke woorden er gesproken wordt en welke betekenis hieraan gegeven wordt. De relationele dimensie heeft betrekking op communicatie, loyaliteit, vertrouwen en onderlinge verbondenheid. Wanneer er sprake is van een gepolariseerde gemeenschap kan het informeren van de gemeente de verdeelde groepen dichter bij elkaar brengen of juist meer van elkaar verwijderen. Omgekeerd kunnen een krachtige loyaliteit en vertrouwen de negatieve effecten van een terughoudende informatieverstrekking ongedaan maken. De beleidsmatige dimensie focust op de directe handelingen (het volgen van protocollen en procedures, het doen of laten doen van onderzoek) en op de visie achter de handelingen van de kerkenraad. Wat streeft hij na? Waar wil de kerkenraad naar toe? Wat zijn de leidende principes? Waar liggen de mogelijkheden en beperkingen van de kerkenraad?

Deze drie dimensies hangen nauw met elkaar samen. Dat betekent dan ook dat een thema dat binnen de ene dimensie geïntroduceerd wordt ook altijd doorwerkt en van betekenis is voor de andere dimensies. Het begrip ‘misbruik’ bijvoorbeeld, komt aan de orde in de inhoudelijke dimensie. Het gaat immers over de aard en betekenis van de seksuele contacten. De beschrijving binnen de inhoudelijke dimensie heeft echter ook gevolgen voor de relationele dimensie en voor de beleidsmatige dimensie. Wanneer bijvoorbeeld seksueel contact van de predikant gedefinieerd wordt als overspel en zonde tegen het 7de gebod, vraagt dit om een andere beleidsmatige benadering dan wanneer gesproken wordt over seksueel misbruik. Ook de polarisatie in een gemeente kan langs andere scheidslijnen en op andere gronden plaatsvinden al naar gelang de inhoudelijke definitie van de seksuele handelingen van de predikant. Hoewel ieder thema dan ook in elke dimensie beschreven zou kunnen worden, zijn er inhoudelijke redenen waarom een bepaald thema in een bepaalde dimensie in het bijzonder aandacht vraagt.

Dit geldt ook voor de kerkrechtelijke beoordeling van de beschuldiging van seksueel misbruik. Zowel de manier waarop het college tot een visie komt, als de eventuele tuchtmaatregel, kunnen een intensieve doorwerking hebben in het proces in de gemeente. De vraag of een predikant een tweede kans verdient, raakt dus ook aan de gemeente.

Wanneer speelt de vraag naar een mogelijke tweede kans?

De vraag naar een tweede kans voor een predikant die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik, speelt al in het begin van het proces. Wanneer iemand klacht indient tegen een predikant wegens vermeend seksueel misbruik, wordt deze klacht in behandeling genomen door het Regionale College voor het Opzicht. Als er in de klacht sprake is van misbruik van gezag, dienen er twee deskundigen aan het college te worden toegevoegd om tot een oordeel te kunnen komen. Wanneer de klacht gegrond wordt verklaard en het college over gaat tot het bepalen van een tuchtmaatregel, komt de vraag naar een eventuele twee kans aan de orde. In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (Ordinantie 10) wordt beschreven welke middelen van kerkelijke tucht kunnen worden toegepast. Het gaat om vermaning, schorsing voor een bepaalde tijd, schorsing voor een onbepaalde tijd, en ontzetting uit het ambt. Door het opleggen van een schorsing biedt het College de predikant al een tweede kans. Een schorsing houdt immers logischerwijs in dat de predikant een kans heeft om weer actief als predikant te gaan functioneren. In de kerkorde wordt niet nader ingegaan op de vraag welke tuchtmaatregel wanneer dient te worden toegepast. De beoordeling van een situatie wordt dus overgelaten aan het inzicht van het College van Opzicht. De enige toevoeging (in 10-9-9) heeft betrekking op de schorsing voor onbepaalde tijd. Daar staat dat een middel van kerkelijke tucht dat voor onbepaalde tijd is toegepast, wordt opgeheven nadat berouw gebleken en verzoening met de gemeente tot stand is gekomen. Deze toevoeging is om twee redenen niet behulpzaam. Het eerste is dat berouw een moeilijk in te schatten begrip is. In veel verhalen blijkt het motief voor berouw geen betrekking te hebben op schulderkenning en inzicht in het aangedane leed, maar op de behoefte de moeilijke periode achter zich te laten. Het tweede is dat de kerkorde verzoening met de gemeente als voorwaarde stelt. Het is echter niet duidelijk wie ‘de gemeente’ is: heeft dit ook betrekking op de slachtoffers? Daarnaast impliceert verzoening dat de relatie volledig hersteld kan worden. Soms is het echter zo dat de gekwetste partij niet in staat is tot verzoening, ondanks de oprechte pogingen van de predikant. Is het terecht dat opheffing van de schorsing afhankelijk wordt gemaakt van het vermogen tot verzoening van de gekwetste partij?

Het betekent concreet dat de discussie over een eventuele terugkeer van de predikant in actieve dienst plaatsvindt in het college van opzicht. Een ernstige beperking hierbij is dat er geen jurisprudentie wordt bijgehouden, zodat het risico aanwezig is dat de tuchtmaatregel af zouden kunnen hangen van de toevallige samenstelling van het college. Twee dingen zijn dan ook van belang: in de eerste plaats verdient het aanbeveling dat tuchtzaken geanonimiseerd beschreven en gepubliceerd worden, zodat duidelijk wordt op grond waarvan welke tuchtmaatregel wordt toegepast. In de tweede plaats is het belangrijk dat de discussie over de tuchtmaatregel niet alleen in de colleges voor het opzicht worden gevoerd, maar ook breder onder de aandacht komt. Gemeenten, predikanten, de meerdere vergaderingen en de belangenbehartigers van direct betrokkenen hebben belang bij een open en heldere discussie. Op dit moment kan het optreden van het College van Opzicht (of de landelijke klachtencommissie, zoals die voorheen functioneerde in de Gereformeerde Kerken voor de oprichting van de Protestantse Kerk in Nederland) in getroffen gemeenten vragen oproepen. Dit kan een spanningsvergrotende factor in het proces zijn.

Twee voorbeelden[5]

Dominee X in gemeente A

Dominee X was 15 jaar predikant in gemeente A, toen hij uit het ambt werd ontzet wegens seksueel misbruik. X was vrijgezel. Hij was een charismatische predikant, die bij een deel van de gemeente veel aanzien genoot. Een ander deel had moeite met het functioneren van deze predikant. Daarnaast was bekend dat hij gemakkelijk was in de omgang was met vrouwen. Hij ging verschillende malen relaties aan, ook met vrouwen die hij via zijn activiteiten als predikant had leren kennen. Over het algemeen werd er vergoelijkend over deze relaties gesproken, totdat een van de vrouwen aangaf de relatie als misbruikend te hebben ervaren. Toen zich later een andere vrouw meldde werd er een procedure opgestart die uiteindelijke tot de ontzetting uit het ambt leidde. Deze beslissing riep veel weerstand op bij een deel van de gemeente. Ook de predikant zelf herkende zich niet in het geschetste beeld. De kerkenraad was tot dit besluit gekomen op grond van het advies van de landelijke klachtencommissie van de Gereformeerde Kerken. Deze commissie was tot het oordeel gekomen dat X misbruik binnen pastorale relaties had gepleegd en daarmee het ambt had geschonden. Om de zuiverheid van het ambt te waarborgen en omdat herhaling van het misbruik niet uit te sluiten was, adviseerde de commissie om X uit het ambt van predikant te ontzetten.

Veel gemeenteleden konden deze tuchtmaatregel niet begrijpen. Ze schreven brieven aan de kerkenraad waarin ze duidelijk maakten hoeveel dominee X voor hen had betekend. Ze stelden vragen bij de rol van de klaagsters, en bij de ernst van de seksuele handelingen. Hierbij speelde ook mee dat X gedurende zijn werkzame periode in gemeente A vrijgezel was. Het was toch goed te begrijpen dat een vrijgezelle predikant op zoek ging naar een relatie? Andere gemeenteleden vonden een dergelijke tuchtmaatregel volstrekt niet passen in een christelijke gemeente. Ze wezen op de weg van Jezus die vergeving predikte. “Zelfs Jezus vergaf aan het kruis een zware crimineel. Wij zouden vergevingsgezind moeten zijn.” Via de media liet X weten teleurgesteld te zijn in gemeente A. “De kerk is in flagrante tegenspraak met wat het geloof eigenlijk inhoudt.” Ook liet hij weten zich niet te herkennen in de term ‘seksueel misbruik’ en verweet de kerk een beklemmende seksuele moraal.

De kerkenraad maakte in verschillende reacties duidelijk dat het voor hem van doorslaggevend belang was geweest dat X geen inzicht toonde dat hij grenzen had overtreden. Hierdoor bleef de kans op herhaling aanwezig. Ook was door het gedrag van X het ambt in diskrediet gebracht.

X ging in beroep tegen de ontzetting uit het ambt. Zowel de Provinciale als de Landelijke Synode hadden veel vragen bij het ontslag van X. Beide malen moesten de commissies die de ‘zaak X’ in behandeling namen, overtuigd worden van de noodzaak van het ontslag. De kern van de kritiek was hoe iemand na een lange staat van dienst zo zijn ambt kon verliezen, en dan ook nog zonder afvloeiingsregeling. Doordat de kerkenraad van gemeente A wees op de pastorale gevolgen voor de slachtoffers en de gemeente bij een terugkeer van X, en doordat hij duidelijk maakte dat de kerkenraad in het verleden al vele malen vruchteloze pogingen had gedaan om het gedrag van X te veranderen, steunden beide synoden uiteindelijk het kerkenraadsbesluit.

Dominee Y in gemeente B

Dominee Y was 8 jaar predikant in gemeente B toen hij werd geschorst voor de duur van twee jaar wegens seksueel misbruik in pastorale relaties. In datzelfde jaar werd hij losgemaakt van de gemeente. De kerkenraad volgde hierin het advies van de landelijke klachtencommissie. De bevlogen predikant had binnen zijn pastorale arbeid moeite om grenzen te handhaven. Hij begeleidde een aantal vrouwen intensief, waarbij lichamelijkheid ook onderdeel uitmaakte van deze begeleiding. Meerdere gemeenteleden zagen de predikant hand in hand wandelen met pastoranten. Ook was dominee Y van mening dat lichamelijke nabijheid in de vorm van knuffels en omarmingen een heilzaam effect had op pastoranten. Hoewel verschillende gemeenteleden en kerkenraadsleden aangaven bezorgd te zijn over deze vorm van pastoraat, wilde de predikant niet naar de kritiek luisteren. Doordat verschillende vrouwen tenslotte een klacht indienden bij de klachtencommissie, kwam het advies tot schorsing tot stand. De schorsing zou pas kunnen worden opgeheven als gevaar voor herhaling niet meer te duchten viel. De opheffing van schorsing werd gekoppeld aan de voorwaarde van berouw en inzicht.

Veel gemeenteleden reageerden geschokt en met ongeloof op de reden van schorsing. Y was een predikant met veel charisma die nieuw elan in gemeente B had gebracht. In eerste instantie werden zijn pastorale inspanningen, zijn bevlogenheid en eigentijdse prediking gewaardeerd, maar in de periode dat de klachten bekend werden, was het draagvlak in de gemeente voor dominee Y sterk verminderd. Het seksueel misbruik viel echter niet te rijmen was met de positieve ervaringen met deze predikant. Wel was duidelijk dat het zeer onwenselijk was dat Y weer in de eigen gemeente aan de slag zou gaan.

Omdat Y was losgemaakt van gemeente B, werd de kerkenraad niet meer betrokken bij de verdere afwikkeling van de tuchtmaatregelen. Er ontstond onrust in de kerkenraad en de gemeente toen bekend werd dat de schorsing van dominee Y werd opgeheven, en hij zich weer beroepbaar mocht stellen. Zowel de kerkenraad als enkele gemeenteleden tekenden beroep aan tegen de opheffing van de schorsing. De kern van de kritiek was dat Y naar na zijn schorsing geen enkele blijk van inzicht, berouw of erkenning van schuld naar de slachtoffers of naar de gemeente had laten blijken, terwijl dit nadrukkelijk als voorwaarde opgenomen was voor het opheffen van de schorsing. De deputaten appèlzaken kwamen tot de conclusie dat het besluit tot opheffen van de schorsing ten onrechte was genomen. Vervolgens werd Y door de classis uit het ambt ontzet. Sommige gemeenteleden reageerden opgelucht: “Als hij afgezet is, dan heb je het gevoel dat er inderdaad recht geschied is. (…) Zeker voor de slachtoffers, want die hebben te lijden gehad, hoor.”

Met deze beide verhalen zitten we midden in de discussie over een eventuele tweede kans voor predikanten. In gemeente A stuitte de ontzetting uit het ambt van X op veel weerstand. Argumenten die gehanteerd werden door medestanders van X, hadden te maken met de vraag naar de ernst van de overtreding in relatie tot de zwaarte van de tuchtmaatregel. Ook verwezen de medestanders naar zijn lange staat van dienst. Tot slot werd er een beroep gedaan op religieuze argumenten door te attenderen op het vergevingsgezinde karakter van het geloof. De andere partij wees op het bredere disfunctioneren van X, de beschadiging van het ambt, het risico van recidive en de gevolgen van het misbruik door de slachtoffers.

In gemeente B was juist de opheffing van de schorsing reden voor onrust en verzet. De kerkenraad en gemeenteleden van B hadden moeite met het ontbreken van zichtbaar berouw en schulderkenning door Y. Ook ervoeren zij deze opheffing van de schorsing als onrecht voor de slachtoffers. Degenen die voor opheffing van de schorsing waren, wezen op de mogelijkheid tot verandering bij Y, verzachtende omstandigheden gedurende het misbruik en op een onzorgvuldige kerkrechtelijke procedure.

Thema’s voor de discussie

Om tot een afweging te komen of een predikant in aanmerking zou mogen komen voor een tijdelijke tuchtmaatregel, dient over een aantal zaken een standpunt te worden ingenomen.

Overwegingen[6]:

  1. Wanneer wordt een tuchtwaardige handeling gezien als te ernstig voor een terugkeer in het ambt? Het gaat hierbij om morele afwegingen.
  2. In welke mate wordt door de tuchtwaardige handeling het vertrouwen in de kerk of in de persoon ondermijnd? Het gaat hierbij om de geloofwaardigheid van het ambt.
  3. In welke mate zijn de (directe en indirecte) slachtoffers beschadigd? Relationele overwegingen.
  4. In welke mate gelden inzicht en berouw als voorwaarden voor een 2de kans?
  5. Soms is een terugkeer niet mogelijk vanwege de pathologie van de pleger. Psychologische afwegingen.

De eerste overweging heeft maken met morele afwegingen. Wanneer een predikant zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik, is het de vraag of het verschil aan welke grensoverschrijdingen hij/zij zich schuldig heeft gemaakt. In deze discussie is de definitie van seksueel misbruik wezenlijk. Door seksuele of romantische grensoverschrijdingen zo te benoemen wordt de nadruk gelegd op het machtsaspect dat meekomt in de rol van ambtsdrager. Daarnaast maakt de keuze voor het begrip ‘seksueel misbruik’ ook duidelijk dat de professionaliteit van de ambtsdrager in het geding is. Dit gezegd hebbend, is het goed om op te merken dat er gradaties zijn in grensoverschrijdingen. De vraag is hoe deze gradaties gewaardeerd moeten worden.  De tweede overweging heeft betrekking op het ambt van de predikant. In hoeverre heeft door het seksueel misbruik, door de manier waarop dit vorm is gegeven in manipulatie en machtsuitoefening, het ambt en de predikant zijn/haar geloofwaardigheid verloren? Is het misbruik doorgedrongen in het hele functioneren van de predikant? In sommige procedures is het herstel van de geloofwaardigheid van het ambt een reden om ontzetting uit het ambt als tuchtmaatregel voor te stellen. Beide overwegingen hebben betrekking op de inhoudelijke dimensie van het proces.

De derde overweging heeft te maken met de schade die is berokkend. In hoeverre en op welke wijze wordt deze schade meegewogen in het oordeel over de predikant? In eerste instantie gaat het over de gekwetstheid van het slachtoffer en anderen ten gevolge van het seksueel misbruik. Het blijkt echter dat het opnieuw ambtelijk functioneren na het aflopen van een schorsingstermijn soms op veel verzet stuit van slachtoffers en gemeenteleden. Een belangrijke vraag is of deze (mogelijke) reactie een rol mag spelen in de keuze voor een tuchtmaatregel. De vierde overweging focust op de predikant. Maakt het verschil voor de beoordeling of een predikant inzicht en berouw laat zien? Hoe werkt dit dan vervolgens door in de beoordeling? Tot slot is het van belang om mee te wegen in hoeverre er sprake is van psychiatrische aandoeningen, ook vanwege de vraag in hoeverre herstel mogelijk is. Wanneer het zo is dat het psychologisch functioneren van de predikant beoordeeld dient te worden, houdt dit logischerwijs is dat een psychologische test in de procedure dient te worden opgenomen.  Deze overwegingen hebben betrekking op de relationele dimensie van het proces.

Wanneer een tweede kans wordt overwogen:

  1. Goed onderzoek van alle feiten. Zonder gedegen onderzoek kan geen inschatting worden gemaakt.
  2. De inschatting dient gemaakt te worden door gekwalificeerde deskundigen.
  3. Toegang tot alle relevante informatie.
  4. Een evaluatie van risicofactoren bij terugkeer in het ambt.
  5. Begeleiding noodzakelijk: supervisie, therapie moet worden gecontroleerd. De werkwijze moet worden vastgelegd in protocollen.
  6. Een evaluatie op vastgestelde momenten door een onafhankelijke deskundige.

Het verdient aanbeveling om tot een taxatie te komen van mogelijke grensoverschrijdingen. Het mag duidelijk zijn dat er verschil is in de ernst van grensoverschrijdingen. Seksistische taal is van een andere orde dan seks onder dwang. Ook kan het uitmaken of een grensoverschrijding eenmalig is en of er sprake is van meerdere slachtoffers. Met andere woorden: er kan sprake zijn van graduele zwaarte. Alle genoemde voorbeelden vallen onder de definitie van seksueel misbruik, en zijn dus tuchtwaardig. Dat wil echter niet zeggen dat alle grensoverschrijdingen op dezelfde manier beoordeeld dienen te worden. Wel is het belangrijk om op een zorgvuldige manier zorg te dragen voor de veiligheid van de direct betrokken en van de gemeenten.

Vanuit de beleidsmatige dimensie komt naar voren dat het van belang is om een visie te ontwikkelen op grond waarvan overgegaan wordt tot bepaalde tuchtmaatregelen. Om tot een gegronde afweging te kunnen komen, ligt het voor de hand dat de beoordelende instantie toegang heeft tot alle relevante feiten. Het is echter ook van belang dat gekwalificeerde deskundigen deze feiten beoordelen. In de kerkorde is vastgelegd dat deze deskundigen aan het College van Opzicht moeten worden toegevoegd wanneer er sprake is van machtsmisbruik. Het verdient aanbeveling dat deze deskundigen ook bij twijfel te hulp worden geroepen. Wanneer overgegaan wordt tot een schorsing onder voorwaarden, dan is het geen sinecure om afspraken te maken over wie verantwoordelijk is voor de controle van deze voorwaarden.

Tot slot

Het mag duidelijk zijn dat seksueel misbruik door een predikant diepe sporen nalaat bij de direct betrokkenen als bij gemeenteleden. De manier waarop onderzoek wordt verricht, en hoe tot eventuele tuchtmaatregelen wordt besloten, kunnen het proces in de gemeente beïnvloeden. Dat betekent dat niet alleen een zorgvuldige afweging noodzakelijk is, maar dat deze afweging ook kenbaar wordt gemaakt. Duidelijkheid en openheid komt de zorgvuldigheid ten goede. Het is van belang dat wolven in schaapskleren worden ontmaskerd, zodat gemeenten schuilplaatsen kunnen zijn. Zorgvuldige afwegingen zijn echter ook van belang om te voorkomen dat beschuldigde predikanten verworden tot zondebokken.


[1] E.S. Zinner & M.B. Williams ‘Summary and incorporation: a reference frame for community recovery and restoration.’ In: E.S. Zinner & M.B. Williams, When a community weeps: case study in group survivorship. Brunner/ Mazel: Philadelphia, Penn. 1999.

[2] Dit protocol is te bestellen op het Landelijk Dienstencentrum te Utrecht of te downloaden op www.smpr.nl.

[3] A.L. Veerman Ontredderd. Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Boekencentrum: Zoetermeer 2005.

[4] J.L. Herman Trauma en herstel. De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek 1996.

[5] Deze voorbeelden komen uit mijn proefschrift.

[6] G. R. Schoener ‘Boundary violations by professionals. Intervention and prevention.’ Paper for a pre-conference workshop. Zie ook: www.walkin.org

Is de kerk niet beter af zonder dominee?

21 mrt

Kerk in zwaar weer

De negatieve berichten over de kerkelijkheid in Nederland volgen elkaar in hoog tempo op. Vrijwel alle kerkgenootschappen hebben te maken met een dalend ledenaantal. De mainstream kerken vinden niet of nauwelijks gehoor bij de jongere generaties. Ambtsdragers in de Protestantse Kerken vergrijzen. Honderden Katholieke en Protestantse kerkgebouwen zullen hun deuren moeten sluiten. En ondertussen lukt het ons als Protestantse Kerk in Nederland maar niet om een passend antwoord te vinden op de geweldige uitdaging waar we ons voor geplaatst zien.

Waardevolle ervaringen

Natuurlijk, er is ook die andere kant. De ‘kleine’ verhalen. De goede pastorale gesprekken, de uitvaartdienst die ondanks alles toekomst heeft geopend. Een kerkelijke viering die een verandering heeft bewerkstelligd. De maatschappelijke bewogenheid van de plaatselijke kerk. En daarnaast: er is een uitstekende, enthousiasmerende en bewonderenswaardige missionaire beweging op gang gebracht vanuit de landelijke kerk. De twee missionaire rondes, en het initiëren van 100 pioniersplekken zijn prachtige initiatieven die hopelijk ook tot een hernieuwd elan zullen leiden.

schaap

Zorgen om de toekomst

Maar in veel plaatselijke kerken wordt er ondertussen geworsteld met een gestage terugloop in het kerkbezoek, toenemende moeite om vrijwilligers te vinden, een zeker gemis aan enthousiasme en een verslechterende financiële positie. Dit heeft drie ernstige gevolgen: allereerst een verlies van energie. De mensen die zich wel bekommeren om de geloofsgemeenschap zien hun inspanningen niet beloond. Hoe hard ze ook lopen, ze kunnen het tij niet keren. Daarnaast is een logische reflex om wat er nog beschikbaar is aan middelen en menskracht in te zetten om te redden wat er nog te redden valt aan de geloofsgemeenschap. Tot slot: wanneer een gemeente zo worstelt, is het geen aantrekkelijke gemeente om lid van te worden. Zoekers kijken om het hoekje en als ze leeftijdsgenoten missen of ontdekken dat het ontbreekt aan enthousiasme, zullen zij niet snel deel willen uitmaken van die gemeenschap. Een negatieve tendens stoot potentiële leden af.

Nieuwe kansen: waartoe zijn we als kerk geroepen?

Tegelijkertijd biedt deze ontwikkeling ook nieuwe kansen. We worden uitgenodigd om ons opnieuw en grondig te bezinnen op de vraag waartoe we als geloofsgemeenschap geroepen zijn. De kerk mag nooit doel in zichzelf zijn, maar zou een middel moeten zijn om mensen te ondersteunen om vorm te geven aan hun relatie met God. Kerk is een middel om mensen uit te nodigen in de ruimte van God op adem te komen, om handen en voeten te geven aan het Koninkrijk van God. Vormen en organisaties zijn nooit heilig geweest, dus we worden uitgenodigd om onze gewoonten, gebruiken en handelen langs de meetlat van het koninkrijk te leggen.sloop kerk

Heilige huisjes: predikant faciliteert ontkerkelijking?

Wanneer heilige huisjes mogen worden afgebroken, is het ook zinvol om ons te bezinnen op de rol en taak van de predikant. Het lijkt erop dat predikanten op twee manieren het proces van afnemende betrokkenheid van gemeenteleden vergemakkelijken. Weliswaar tegen wil en dank, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de inspanningen van predikanten op termijn averechts werken. Allereerst drukken de predikanten het zwaarst op de begroting. Het betekent dat het meeste geld dat wordt opgehaald met de Actie Kerkbalans binnenkerkelijk wordt aangewend. En dus ook de meeste energie. Niet dat dit perse een keuze is van de predikant. Van ons wordt verwacht dat we preken, pastoraat verzorgen, kringen starten, vergaderingen bijwonen – daar gaat vrijwel al onze tijd inzitten. Een direct gevolg van deze beweging naar binnen is, dat er weinig of geen ruimte overblijft om maatschappelijk actief te zijn, en met mensen op de rand of buiten de kerk in gesprek te raken. Een tweede ontwikkeling die de afnemende betrokkenheid van gemeenteleden vergemakkelijkt, is het mechanisme dat predikanten proberen die gaten dicht te lopen die in de gemeente ontstaan. Het vergroot echter ook de passiviteit in de gemeente en de afhankelijkheid aan de predikant. Hierdoor kunnen gemeenteleden veranderen in ‘leunstoelgelovigen’. Ze wachten tot de juiste persoon op het juiste moment de juiste  dingen zegt of doet. Ongewild kan de predikant bijdragen aan passiviteit en lauwheid in de gemeente. Sterker nog: de predikant kan zelfs een sta-in-de-weg worden voor nieuwe ontwikkelingen in de gemeente, zoals te lezen is in dit artikel.

Werken aan een actieve geloofsbeleving

Wat moeten we dan – met de kerk en met de predikant? Wanneer de predikant minder binnenkerkelijk actief is, nodigt zij/hij daarmee de gemeente uit om zelf op een fundamenteel niveau aan de slag te gaan. Het uitgedaagd worden om zelf onder woorden te brengen wat heilig voor je is, wat de betekenis en waarde van geloof en geloofsgemeenschap is, nodigt uit tot groei. Wanneer gemeenteleden zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de kernactiviteiten, kan ook de mentaliteit misschien veranderen. Een deel van de kerkgangers en deelnemers aan activiteiten is nu afwachtend.  Chargerend: zij willen vermaakt worden. Wanneer je zelf een actieve bijdrage levert, verandert je visie op de geloofsgemeenschap omdat je er actief bij betrokken bent geraakt.

Predikant missionair inzetten

Voor de predikant blijft er meer ruimte over om voluit missionair aanwezig te zijn. Enerzijds een ondersteunende rol naar de gemeente die graag op eigen benen wil staan, anderzijds een vrije rol om te zoeken naar mogelijkheden om met zoekers in gesprek te komen.  Terug naar het ontstaan van de christelijke kerk: levende gemeenschappen met predikanten die op de grens van kerk en wereld hun tenten opzetten.