Dit is een bewerking van mijn artikel in Confessioneel
Geheimhouding behoort tot het wezen van het ambtelijk handelen. Met name pastorale en diaconale arbeid staat of valt met vertrouwen. Wanneer er geen vertrouwen is in de ouderling of de predikant, zal er geen inhoudelijk gesprek kunnen plaatsvinden. In artikelen en discussies over het ambtsgeheim wordt er vaak een koppeling gemaakt met het beroepsgeheim n vergelijkbare beroepsgroepen. Maar hoe functioneert geheimhouding of ambtsgeheim nu in de ambten en diensten die vrijwilligers vervullen? De analogie met beroepsgeheim kan voor hen immers niet gelden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, ga ik eerst in op de plek van het ambtsgeheim in de kerkorde. Het ambtsgeheim is een middel om de betrouwbaarheid en zorgvuldigheid van de pastorale en diaconale arbeid te beschermen. Vervolgens ga ik in op de vraag naar de grenzen van het ambtsgeheim. Tot slot worden enkele conclusies getrokken.
Ambtsgeheim: waarborgen van betrouwbaarheid
In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland is opgenomen in ordinantie 4, artikel 2 dat ‘zij die een ambt dragen, zij die een dienst vervullen en zij die vanwege gemeente of kerk een taak vervullen, geheimhouding verplicht zijn ten aanzien van alle zaken die hun in de uitoefening van hun ambt, dienst, functie of taak ter kennis komen en een vertrouwelijk karakter dragen’. Wat in deze formulering opvalt, is dat de kerkorde de geheimhouding breed opvat. Het geldt niet alleen voor ambtsdragers, maar ook voor andere vrijwilligers. Ook is het niet beperkt tot een bepaalde afgebakende arbeid, maar raakt alle communicatie die voorkomt uit het kerkelijk werk, mits het een vertrouwelijk karakter draagt.
Het is niet vanzelfsprekend dat geheimhouding op een dergelijke uitgebreide wijze is vastgelegd in de kerkorde. In de jaren ‘50 speelde zowel in de Nederlands Hervormde Kerk als in de Gereformeerde Kerken de vraag of het ambtsgeheim moest worden opgenomen in de kerkorde (D.H.J. Steenks 1999,‘Tussen ons gezegd en gezwegen’. Scriptie over het ambtsgeheim en predikanten.) Daarnaast moesten beide kerkgenootschappen besluiten of deze geheimhoudingsplicht tevens een plek zou kunnen krijgen in de bevestigingsorden voor ambtsdragers.
Het springt in het oog dat beide kerkgenootschappen hier verschillend over hebben geoordeeld. De Nederlands Hervormde Kerk nam de geheimhouding op in de kerkorde, maar niet in de orde voor de bevestiging van ambtsdragers. In de Gereformeerde Kerken was dit precies andersom. Ook in de huidige tijd is er discussie over het al dan niet vastleggen van geheimhouding in de kerkorde. Zo geeft de gereformeerde (vrijgemaakte) predikant Harmannij in een artikel aan waarom volgens hem geheimhouding geen plaats in de kerkelijke regelgeving verdient (K. Harmannij (1998) Ambtsgeheim. In: Dienst. Maandblad voor ouderlingen en diakenen van de Geref. Kerken in Nederland (vrijgem.). Jaargang 46, afl. 6). Hij maakt bezwaar tegen het feit dat geheimhouding slechts voor een bepaalde groep zou gelden. Immers elk gemeentelid is geroepen om betrouwbaar te zijn. Zijn belangrijkste punt is dat het spreken in termen van zorgvuldigheid meer recht doet aan het pastorale werk dan het spreken over geheimhouding. Er is meer over deze discussie te vertellen, maar het punt dat ik hier wil maken, is dat het kerkordelijk spreken over geheimhouding niet altijd vanzelfsprekend is (geweest).
Het gegeven dat de geheimhouding in de Protestantse Kerk in Nederland is opgenomen in zowel de kerkorde als ook in de orden voor de bevestiging van ambtsdragers, geeft aan dat de geheimhouding gezien wordt als een verankering van de betrouwbaarheid van mensen die in een ambt staan of een taak of dienst vervullen. Van den Heuvel (2004 De toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk n Nederland. p. 158) merkt hierover op: “In de kerk moet men elkaar kunnen vertrouwen. Dat is van essentieel belang voor het pastoraat, voor diaconale hulpverlening, voor alle situaties waarin vertrouwelijke zaken aan de orde komen. Daarom is de bepaling over de geheimhouding breed geformuleerd.” Ook Heitink (1998, Pastorale zorg. Theologie – differentatie – praktijk. p. 129 hecht veel waarde aan het ambtsgeheim. Hij brengt dit ter sprake wanneer hij spreekt over de pastorale zorg. De mens die zich aan een ander toevertrouwt, maakt zich kwetsbaar. In die zin wordt een pastorale relatie gekenmerkt door asymmetrie vanwege machtsongelijkheid. Dit brengt een verantwoordelijkheid met zich mee, “die tot uitdrukking dient te komen in persoonlijke betrouwbaarheid, in het bewaren van het ambtsgeheim, en in het respecteren van een beroepscode die de waardigheid en integriteit van de ander beschermt.”
Het ambtsgeheim kan de ruimte bieden om persoonlijke en intieme zaken te bespreken, omdat men zich vrij voelt om te spreken. Er is geen principieel verschil tussen de geheimhoudingsplicht van een predikant, een ouderling, diaken, pastoraal bezoeker, etc. Het is in die zin ook van betekenis dat in de kerkorde de bepaling zo ruim is geformuleerd. Het gaat om allen die uit hoofde van de kerk vertrouwelijke informatie kunnen verkrijgen. Ook beperkt de kerkorde de geheimhouding niet tot officiële ontmoetingen, maar laat alles wat een vertrouwelijk karakter draagt onder de geheimhouding vallen. Dit kan gaan om toevallige gesprekken en ontmoetingen. Het roept kerkelijke functionarissen op om met fijngevoeligheid en zorgvuldigheid om te gaan met verkregen informatie.
Reikwijdte ambtsgeheim
Helaas is het zo dat ambtsdragers zich niet altijd bewust zijn van de reikwijdte van het ambtsgeheim. Daarnaast is er, zeker in kleinere plaatsen waar mensen elkaar geregeld in verschillende verbanden tegenkomen, vaak een grote schroom om vrijuit te spreken tegen ambtsdragers. Te vaak komt het voor dat door nonchalance of goed bedoeld overleg vertrouwelijke informatie met teveel mensen wordt gedeeld. Daarom is het van toegevoegde waarde dat bij de bevestiging van ambtsdragers de vraag naar geheimhouding klinkt. Het is een herinnering voor gemeente en ambtsdrager dat vertrouwelijkheid tot de kernbegrippen van het ambt hoort. Het ambtsgeheim staat ten dienste van de gesprekspartner. Het helpt om haar of zijn privacy te waarborgen, zodat zij/hij de ruimte heeft om zichzelf te laten zien. In die zin is geheimhouding dienst aan de ander.
Absoluut karakter
Betekent dit dat de geheimhouding voor kerkelijke vrijwilligers een absoluut karakter kent? In eerste instantie ben ik geneigd om die vraag positief te beantwoorden, om het belang van geheimhouding op scherp te zetten. Het gaat immers om de integriteit, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de vrijwilliger. En meer dan dat, ook de integriteit van de kerk namens wie de vrijwilliger langskomt, staat op het spel. Voor elk ambt geldt immers dat men ertoe geroepen wordt en bevoegd moet zijn.
Het geroepen zijn door God staat voorop. In eerste plaats staat een ambtsdrager in dienst van God. De gemeente geeft stem aan de roeping van God om een bijzondere taak te vervullen. Die twee momenten komen samen in het ambt: het is uit Christus en door de gemeente. Geloofwaardig en dienstvaardig vormen de kernbegrippen van de ambtsopvatting. Overigens geldt dit niet alleen de ambtsdragers, maar alle leden van de gemeente die het ambt aller gelovigen bekleden. De plicht tot geheimhouding houdt in dat vertrouwelijke informatie niet zonder meer gedeeld mag worden met derden. Dit betekent dat de ambtsdrager of vrijwilliger niets mag vertellen aan eventuele gezinsleden en vrienden.
Als verhalen zijn/haar eigen gemoedsrust raken, kan hiervoor aandacht gevraagd worden zonder inhoudelijk op de situatie in te gaan. Ook kan niet zonder overleg een verhaal met andere ambtsdragers besproken worden. Ambtsgeheim is in die zin aan het ambt van de persoon gebonden. Er kan dan ook niet zoiets bestaan als gedeeld ambtsgeheim. Soms is overleg echter noodzakelijk, maar de ambtsdragers dragen de verantwoordelijkheid om dit zorgvuldig en liefdevol te doen. Ook wanneer overleg noodzakelijk wordt geacht, zoals bijvoorbeeld in een diaconievergadering, is het de vraag of alle diakenen alle details van de hulpvrager zouden moeten kennen.
De plicht tot geheimhouding is een niet te onderschatten groot goed. Zeker in een tijd waarin er zoveel in beweging is rond het privacybeleid. De afgelopen jaren is op meerdere terreinen privacy prijsgegeven ten gunste van veiligheid. Het is van belang dat in de kerken betrouwbaarheid en geloofwaardigheid hoog in het vaandel staan als het gaat om het beschermen van de rechten van het individu.
Grenzen aan het ambtsgeheim
Dit gezegd hebbend, ben ik van mening dat er ook grenzen zitten aan het ambtsgeheim. Er zijn uitzonderingen denkbaar, waarbij overwogen moet worden of het ambtsgeheim niet doorbroken dient te worden. Uitgangspunt blijft dat de geheimhouding het welzijn dient van de gesprekspartner. Dit uitgangspunt biedt ook direct de ruimte voor de uitzonderingen, namelijk wanneer het welzijn van de gesprekspartner op het spel staat of wanneer er onrecht plaatsvindt en ingrijpen noodzakelijk is. In zo’n situatie kan het ondoordacht vasthouden aan het geheimhouding uiteindelijk het tegendeel bewerken dan waarvoor het bedoeld is.
Een paar voorbeelden: een vrachtwagenchauffeur vertelt de ouderling dat hij slecht slaapt en zo vermoeid is, dat hij soms bijna in slaap valt achter het stuur. Het lucht hem op om dit te vertellen, maar hij is niet bereid om verder iets aan zijn probleem te doen. Een vrouw, die graag gezien is in de gemeente, vertelt aan een diaken dat zij erg depressief is. Zij wil niet dat dit verder bekend wordt, maar geeft ook toe suïcidaal te zijn. Ze gaat niet naar de huisarts, omdat ze dat stigmatiserend vindt. Een pastoraal wijkbezoeker bezoekt een gezin, een echtpaar en twee jonge kinderen. Als zij in gesprek zijn, maken de twee kinderen veel lawaai in de aangrenzende kamer. De man staat op om de kinderen tot rust te manen. In de huiskamer is goed te horen dat de man beide kinderen slaat. De vrouw kijkt geschrokken naar de pastoraal wijkbezoeker en fluistert: “Hij kan soms wat driftig zijn, maar als hij niet zoveel zou drinken zou hij veel aardiger zijn. Je mag dit niet verder vertellen, hoor.” Een meisje blijft vaak hangen na Rock Solid avonden. Ze gaat altijd zo laat mogelijk naar huis. De jeugdleider maakt dan altijd nog even een praatje met haar. Op een keer maakt de leider het grapje: “Het lijkt wel of je liever hier wilt blijven slapen!” Het meisje zegt: “Ja, dan zouden er niet van die afschuwelijke dingen gebeuren.” Ze schrikt van haar woorden en smeekt de leider om dit beslist niet verder te vertellen. Het zijn voorbeelden uit de praktijk van het kerkenwerk. Soms zijn het terloopse ontmoetingen, soms afgesproken huisbezoeken.
Wat de voorbeelden gemeenschappelijk hebben, is dat het zaken betreft die een vertrouwelijk karakter dragen en waarbij het welzijn van de gesprekspartner of van anderen in het geding is. De behoefte om de geheimhouding te doorbreken is tweeërlei. Enerzijds is er de behoefte om de ander te helpen of om onrecht aan de kaak te stellen. Anderzijds is er de behoefte om te reflecteren op het eigen handelen. Wat moet ik doen? Hoe moet ik me opstellen? Wat kan ik zeggen en wat niet? Heb ik de juiste koers uitgezet? Het is van groot belang om aan de behoefte tot reflecteren tegemoet te komen. Dit kan ook zonder het ambtsgeheim ter discussie te stellen. De situatie kan anoniem voorgelegd worden aan andere deskundigen. Zo kan in een situatie van huiselijk geweld anoniem het Advies en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld geraadpleegd worden. Ook kan een naburige predikant of iemand vanuit de landelijke kerk benaderd worden om advies en overleg. Wanneer een verhaal drukt op de vrijwilliger is dit een noodzakelijke stap: ga naar de eigen predikant of zoek een deskundige om anoniem de situatie voor te leggen!
Voorwaarden
Wanneer overwogen wordt om het ambtsgeheim te doorbreken, omdat het welzijn van de gesprekspartner in het geding is, of omdat er sprake is van onrecht dat nog steeds plaatsvindt, is het goed om een aantal voorwaarden mee te laten wegen. Het ambtsgeheim mag alleen doorbroken worden, wanneer er geen andere oplossingen meer mogelijk zijn. Zo is het denkbaar in het voorbeeld van de vrachtwagenchauffeur dat de ouderling nog een vervolgbezoek brengt om te wijzen op de risico’s van slaperig rijden. Daarnaast moet het doorbreken van het ambtsgeheim ook tot een oplossing leiden. Het betekent dat de ambtsdrager zich oriënteert op mogelijkheden.
Het anoniem doorspreken van de situatie is een noodzakelijke stap. Vervolgens zal degene die het ambtsgeheim doorbreekt dit met grote zorgvuldigheid moeten doen: er mag alleen datgene gedeeld worden, wat voor die situatie noodzakelijk is. Ook mag het niet met meer mensen worden gedeeld dan strikt noodzakelijk. Wanneer de diaconie een verzoek krijgt om financiële ondersteuning via een diaken, mag deze diaken niet uitweiden over zaken die niet samenhangen met de hulpvraag. Tot slot verdient het aanbeveling om, indien mogelijk, het ambtsgeheim te doorbreken in overleg met de gesprekspartner. In situaties waarin het welzijn van de gesprekspartner op het spel staat of waarin onrecht aan het licht komt, kan onder bovengenoemde voorwaarden het ambtsgeheim doorbroken worden. De plicht tot geheimhouding is een groot goed, en vraagt om een zorgvuldige naleving. Dit geldt zowel voor de predikant als voor de vrijwilligers, omdat geheimhouding ten dienste staat van de gesprekspartner.