Zondag “Doet dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken”
Lezen: Hand. 2, 41 – 47
41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.
43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.

In het leven van de eerste gemeenten neemt ‘het breken van het brood’, het samen Avondmaal vieren een belangrijke plaats in. In deze eerste geloofsgemeenschappen was het breken van het brood een niet weg te denken onderdeel van het verdiepen van de onderlinge verbondenheid. Samen de maaltijd vieren: agapemaaltijden, werden deze genoemd. De gemeente kwam samen en ieder droeg naar vermogen bij. Niet alleen de onderlinge verbondenheid van de jonge gemeente werd zo verstevigd, maar ook de verbondenheid met de levende HEER. Het versterkt het geloof, het weten dat uiteindelijk alles maar om één ding draait: leven vanuit dat ene middelpunt, weten dat het leven om de gerichtheid op God gaat. Leven in eenvoud en vreugde. De weg van Jezus Christus is nodig geweest om terug te kunnen keren naar dat leven uit de Geest, het leven in eenvoud en vreugde: de weg van menswording, lijden, sterven en opstanding. Deze weg heeft vergeving en verzoening gebracht. Daarom: “doet dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.”
Om verder te lezen over de instelling van het Avondmaal op de avond van het Joodse Paasfeest: Lucas 22, 14 – 20. Over de instelling van Pesach: Ex. 12
Maandag “Het Lam van God”
Lezen: Joh. 1, 29 – 36
29 De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen, en hij zei: ‘Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. 30 Hij is het over wie ik zei: “Na mij komt iemand die meer is dan ik, want hij was er vóór mij.” 31 Ook ik wist niet wie hij was, maar ik kwam met water dopen opdat hij aan Israël geopenbaard zou worden.’ 32 En Johannes getuigde: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen, en hij bleef op hem rusten. 33 Nog wist ik niet wie hij was, maar hij die mij gezonden heeft om met water te dopen, zei tegen mij: “Wanneer je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en blijft rusten, dan is dat degene die doopt met de heilige Geest.” 34 En dat heb ik gezien, en ik getuig dat hij de Zoon van God is.’
35 De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. 36 Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’
Bij het instellen van Avondmaal door Jezus zegt Hij bij het ronddelen van de beker: “dit is mijn bloed, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden”. We mogen dan denken
aan het bloed dat de Israëlieten op de deurposten moesten strijken, op de avond voorafgaand aan de uittocht uit Egypte. Het bloed was een teken, een verwijzing naar Gods redding. Daar waar bloed op de dorpels was aangebracht, passeerde de doodsengel. Voorbijgaan, pasach in het Hebreeuws. Het bloed gaf geen magische krachten, was niet verbonden met de ziel van het geslachte lam, maar het was een teken, een verwijzing. Geloof je dat God het leven kan schenken? Strijk dan het bloed aan de dorpels. Het gaf aan dat de Israëlieten geloofden in Gods redding, en zij lieten zien dat zij zich afhankelijk wisten van deze God van leven. En zo maakt Jezus daar ook zelf die koppeling tussen het reddende geloof in de levende God
en zijn eigen bloed, dat vergoten zal worden. Het het Avondmaal mogen we hierin Gods reddende liefde zien. De vrucht van de wijnstok is een verwijzing naar de betekenis van het lijden en sterven van Jezus. Geloof je dat Gods liefde in Jezus Christus redding brengt?
Dinsdag “Niemand uitgezonderd van Gods genade”
Lezen: Joh. 3, 14 – 17
14 De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 15 opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. 16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.
Ben ik wel goed genoeg? Heb ik wel iets te zoeken bij het Avondmaal? Het zijn vragen die je bezig kunnen houden, en die ervoor zorgen dat je liever maar niet naar het Avondmaal gaat. Hoe weet je zeker dat je genoeg gelooft, dat je voldoende je best hebt gedaan? De Bijbel leert nu juist dat we allemaal tekort schieten, dat we het kwaad niet buiten onszelf, maar juist in onszelf moeten zoeken. In Romeinen lezen we dat niemand uit zichzelf in staat is om zich met God te verzoenen, om zichzelf te redden. Maar het is Gods bewogenheid, Gods hart die naar ons uitgaat, die het verschil maakt. Een liefde die groot genoeg is om de wereld te redden. Juist bij het Avondmaal mogen we die diepe liefde van God met hart en ziel omarmen!
Woensdag “De ogen geopend”
Lezen: Lucas 24, 13 – 35
13 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. 14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. 15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, 16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. 17 Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. 20 Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. 21 Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. 22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, 23 vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. 24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ 25 Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? 26 Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ 27 Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. 30 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik.32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ 35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
Het verhaal van de Emmaüsgangers laat op een prachtige manier zien hoe Jezus, als levende HEER, zich met ons verbindt. De discipelen zijn in verwarring en overmand door verdriet na het sterven van Jezus. De wonderlijke verhalen over verschijningen houden de gemoederen ook intens bezig. Als Jezus met ze mee oploopt, herkennen ze Hem niet. Ze luisteren gretig naar de uitleg van de vreemdeling, maar pas bij het breken van het brood worden hun ogen geopend. Dat is het wonder van het Avondmaal: in het breken van het brood mogen we het lichaam van Christus herkennen.
Donderdag “Ik ben het Levende Brood”
Lezen: Joh. 6, 25 – 40
25 Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’ 26 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus.
30 Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen?31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32 Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. 33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. 36 Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. 37 Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, 38 want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. 39 Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. 40 Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’
Wat maakt je leven nu waardevol? Wat geeft voldoening en brengt rust? Het is de vraag die in dit hoofdstuk uit het Johannesevangelie aan de orde komt. De mensen hadden lang naar Jezus geluisterd, waarna het te kort dag werd om ze zomaar naar huis terug te kunnen laten gaan. Het aanwezige eten wordt verzameld, en Jezus breekt het brood en de vis en blijft ervan uitdelen tot iedereen verzadigd is. De volgende dag komen de mensen weer op Jezus af. En zeker het wonder van de broodvermenigvuldiging zet opnieuw velen in beweging. Maar, zegt Jezus, daar gaat het niet om. Tijdens de woestijntocht kreeg het volk Israël manna uit de hemel. God zelf zorgde ervoor dat het volk de reis kon volhouden. Met weemoed denken de Israëlieten terug aan die bijzondere tijd: als dat nog eens zou kunnen. Hemels brood. Zou dat niet het echte geluk brengen? Jezus zegt: “Ik ben het Levende Brood. Bij mij vind je vrede en bestemming.”
Vrijdag “Het gaat om het lichaam van de HEER”
Lezen: 1 Kor. 11, 17 – 29
17 Nu ik u toch aanwijzingen geef: ik kan u niet prijzen om uw samenkomsten. Die doen meer kwaad dan goed. 18 Om te beginnen: ik hoor dat u bij uw samenkomsten in de gemeente partijen vormt. Tot op zekere hoogte geloof ik dat ook. 19 Het is onvermijdelijk dat er partijvorming onder u is, zodat duidelijk wordt wie van u betrouwbaar is. 20 Alleen, u komt niet samen om de maaltijd van de Heer te vieren. 21 Van wat u hebt meegebracht eet u alleen zelf, zodat de een honger heeft en de ander dronken is. 22 Hebt u soms geen eigen huis waar u kunt eten en drinken? Of veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen? Wat moet ik hierover zeggen? Moet ik u soms prijzen? Dat doe ik in geen geval.
23 Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, 24 sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ 25 Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ 26 Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt.
27 Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. 28 Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, 29 want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf.
Tijdens het vieren van het Avondmaal komen verschillende aspecten naar voren. We vieren de verbondenheid met Jezus, de opgestane en de levende. Maar daarnaast vieren we ook de onderlinge verbondenheid. We zijn een wonderlijke verzameling. We hebben elkaar niet uitgekozen, we komen niet samen rondom een interesse of een hobby. We zijn samengebracht door God, in zijn huisgezin: zusters en broeders, kinderen van één Vader. Daar waar we de onderlinge liefde uit het oog verliezen, waar we uit zijn op eigen macht en eigenbelangen, daar kan het Avondmaal niet meer oprecht gevierd worden. Dat is de aansporing van Paulus: houdt de onderlinge liefde in ere!
Zaterdag “Totdat Hij komt!”
Lezen: Jesaja 25, 6 – 9
6 Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten
voor alle volken een feestmaal aan:
uitgelezen gerechten en belegen wijnen,
een feestmaal rijk aan merg en vet,
met pure, rijpe wijnen.
7 Op deze berg vernietigt hij het waas
dat alle volken het zicht beneemt,
de sluier waarmee alle volken omhuld zijn.
8 Voor altijd doet hij de dood teniet.
God, de HEER, wist de tranen van elk gezicht,
de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg
– de HEER heeft gesproken.
9 Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God!
Hij was onze hoop: hij zou ons redden.
Hij is de HEER, hij was onze hoop.
Juich en wees blij: hij heeft ons gered!’
Het Avondmaal is ook altijd verbonden met de toekomst van God die al begonnen is, maar straks ten volle zal doorbreken. Het visioen uit Jesaja schetst die toekomst: een maaltijd in tegenwoordigheid van God. Zo vieren we Avondmaal, totdat Hij komt. Maranatha.
Tags: Avondmaal, leesrooster, voorbereiding