Tag Archives: Avondmaal

Broodnodige bronnen

3 jul

Inleiding

Israëls toch door de woestijn is altijd al opgevat als het beeld van een levensreis. De reis gaat met horten en stoten. Het volk heeft te maken met uitbuiting, slavernij en klein gemaakt worden. Maar ook met ongedachte en onverwachte redding. Het verhaal van de bevrijding uit Egypte laat ook zien hoe lastig het is om de banden van het verleden los te maken en hoe snel het verleden je weer in kan halen. Het laat zien hoe lastig de weg van de vrijheid is.

Juist als we in een tijd van uithouden en volhouden terecht komen, vraagt die weg van vrijheid om geloof, om vertrouwen. Geregeld lijkt de weg van de vrijheid hard en uitzichtloos. Wat kun je dan verlangen naar vroeger. Goed, het was niet echt een pretje, maar je wist wat je had en waar je op kon rekenen. Terug naar de vleespotten van Egypte.

Coronatijd

Als geloofsgemeenschap maken we nu ook zo’n beweging door. Anderhalf jaar lang was het zoeken en worstelen. Hoe kunnen we handen en voeten geven aan onze verbondenheid als de erediensten niet meer fysiek bezocht kunnen worden? Hoe kun je gemeenschap ervaren als de activiteiten vrijwel allemaal gestopt zijn?

Er gebeurden en gebeuren prachtige dingen in onze gemeente. We hebben ingezet op digitale vieringen en bijeenkomsten, en op allerlei manieren hebben we geprobeerd om naar elkaar om te zien. Verbinding zoeken: met elkaar, met het dorp, met God.

Maar het was en is niet eenvoudig. Het is een tijd van bezinning. En sommigen komen tot de conclusie dat de kerk geen oase voor hen was. Heeft het nog zin om je te verbinden met de kerk als je het eigenlijk helemaal niet gemist hebt? Kan de kerk of de kerkdienst een oase zijn? Voor anderen waren juist de digitale vieringen een mogelijkheid om zich meer te verbinden aan geloof en kerk. De digitale kerk was en is voor hen een oase die dorst lest. Weer anderen verlangen enorm naar de tijden van voor corona. Het digitale was het niet. En de beperkingen in de fysieke vieringen deden afbreuk aan wat de kerkdienst juist tot een oase maakt: de onderlinge afstand, het niet kunnen zingen en het missen van het kopje koffie. Het riep afstand op – het was eerder een bittere bron dan een dorstlessende.

Al die verschillende ervaringen van de afgelopen periode – hoopvolle, lastige, verwarrende en bemoedigende ervaringen nemen we mee naar de toekomst. De coronatijd versterkte mijn inziens de beweging en de gevoelens die er al onderhuids waren.

Nu we weer voorzichtig mogen gaan nadenken over ‘terug naar normaal’ dient zich de vraag aan: hoe verder? Wat nemen we mee? Wat hebben we van de afgelopen periode geleerd? Hoe kan de kerkdienst voor een ieder van ons tot oase worden?

Oase in de woestijn

Als de woestijnreis van het volk van Israël ons één ding leert, is dat we plekken nodig hebben om tot rust te komen. Om op adem te komen. We hebben plaatsen nodig waar we opnieuw bepaald worden bij de kern van ons bestaan.

Woestijntijd is een tijd van herbronnen. Waar vind je kracht en energie? Hoe houd je het vol? Oases zijn broodnodig.

Israëls geschiedenis is door zijn herkenbaarheid bemoedigend en richtinggevend. Geloven is een weg van vallen en opstaan. Het ene moment kun je je zo opgebeurd, erkend en gekend weten, maar het andere moment kan het gevoel dat je er alleen voor staat je moedeloos maken.

Zeker als we op onze levensreis een periode van woestijntijd moeten doorstaan – door ziekte, onzekerheid, sleur, twijfels of wat dan ook maar – dan kunnen we overvallen worden door een gevoel van leegte. Nee, dan kan je zomaar verloren lopen in de leegte om en in je.

Woestijntijd. Alleen met oases, met bronnen kom je daar die tijd heen. Alleen met het tijdig vinden van een bron kun je je reis vervolgen. Als de bron bitter is, is dat misschien nog wel erger dan als er geen bron zou zijn geweest. Een bittere bron slaat hoop in duigen, spoelt de grond onder je voeten weg.

Dat raakt aan de vraag van vandaag en de vraag naar de toekomst van onze geloofsgemeenschap. Wat is de kern van ons samenzijn? Wanneer zijn we dorstlessend?

Een stuk hout

Wat in de Bijbel steeds weer hoopgevend is, is dat we mogen leren dat ons leven in voor- en tegenspoed geborgen is in Gods hand. Gaan met God betekent niet dat alles ‘rozengeur en maneschijn’ is, maar wel dat tot in de diepste duisternis we niet alleen zijn.

Het stuk hout herinnert ons aan Gods begin met ons. In de Joodse traditie wordt het stuk hout opgevat als een verwijzing naar de Boom des Levens in de Hof van Eden. In de christelijke traditie als een verwijzing naar het reddende lijden en sterven van Jezus aan het kruis.

Het is goed om dat fundament in gedachten te houden. Een kerkdienst gaat niet over mij of over mijn voorkeuren. Het gaat over God en onze dank aan God voor wat Hij ons in Jezus Christus geschonken heeft. Dán komen we bij de kern.

Ook op anderhalve meter is onze God nabij en onze dank waard. Ook als een ander het lied voor ons draagt, prijzen wij God. Ook als wij thuis in onze huiskamers – en soms zo alleen – meevieren, prijzen en loven wij God. Die lofprijzing, die dankbaarheid maakt onze eigen bittere bronnen zoet.

Waar wij vanuit die liefde van God, die ons draagt, leven en van die liefde uitdelen, verandert bitterheid in een bron die leven geeft.

Avondmaal

Laten we zo samen – thuis en in de kerk – het Avondmaal vieren. Luther stelde dat als de bevoorrading faalt, het geloof onder druk komt te staan. Hier aan het Avondmaal herinnert Jezus ons eraan dat we geliefd en waardevol zijn. We eten van het brood dat leven geeft als tegenwicht aan leegte en onrust, aan schuldgevoel of het gevoel op drift te zijn.

Aan het Avondmaal ervaren we ten diepste wat verbondenheid betekent. Met God, met elkaar. Hier worden we aangesproken, geroepen – om op adem te komen én om op weg te gaan.

Witte Donderdag 2020

9 apr

We gaan een bijzondere Stille Week tegemoet. Nog niet eerder hebben we meegemaakt dat we geen kerkgangers kunnen verwelkomen op deze samenkomsten rond het hart van het evangelie. Het stelt ons als gemeente voor vragen waarmee we nog niet eerder te maken hebben gehad en waar de kerkorde niet in voorziet.

Vanavond is de eerste van de drie vieringen voorafgaande aan Pasen: om 19.30 uur vieren we Witte Donderdag.

Een belangrijke vraag is of, en zo ja: hoe we Avondmaal kunnen vieren. Er zijn theologen die aangeven dat het Avondmaal alleen gevierd kan worden als de gemeente fysiek samen is gekomen. Zij roepen op om de viering van het Avondmaal uit te stellen: we wachten in deze droevige tijd.

Andere theologen wijzen juist op de verbondenheid die gemeenteleden ervaren nu ze in deze geïsoleerde tijd toch samen naar de digitale viering kunnen kijken. Als kerkenraad kiezen wij voor deze tweede lijn, en wel om de volgende redenen. De digitale gemeente is in deze tijd beslist ook gestalte van Christus. In het zoeken naar troost en verbondenheid kan samen thuis Avondmaal vieren van grote waarde zijn. Tot slot nemen we in de overweging ook mee dat onze gemeente al veel langer bestaat uit leden die fysiek samen komen in het kerkgebouw en leden die door omstandigheden altijd al aangewezen waren op thuis vieren. Deze leden maakten en maken volwaardig deel uit van onze gemeente.

We nodigen gemeenteleden uit om de viering thuis mee te maken. We vragen diegene die thuis meekijken om aan het begin van de viering een kaars aan te steken.

Op het moment van het delen van brood en wijn, kunnen de gemeenteleden thuis met eigen brood en wijn/druivensap delen in het Avondmaal.

Wat mij mooi lijkt is om het Avondmaal te vieren als afsluiting van de avondmaaltijd. Dat is een mooie bijkomstigheid van thuis vieren. Het doet terug denken aan het gebruik uit het begin van het christendom waar maaltijden in gezamenlijkheid werden genuttigd en afgesloten werden door het samen breken van het brood.

Laten we in verbondenheid de overvloed van genade die ons in het breken van het brood wordt aangereikt, proeven en delen.

Gods verborgen wijsheid

18 jun

Meditatie voor de viering van morgenochtend waarin we het Avondmaal zullen viern over 1 Kor. 2, 1 – 7

1 Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid. 2 Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde. 3 Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker. 4 De boodschap die ik verkondigde overtuigde niet door wijsheid, maar bewees zich door de kracht van de Geest, 5 want uw geloof moest niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God. 6 Toch is wat wij verkondigen wijsheid voor wie volwassen is in het geloof. Het is echter niet de wijsheid van deze wereld en haar machthebbers, die ten onder zullen gaan. 7 Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid, een wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door haar zouden delen in zijn luister.

Verrassende Paulus

Bang en onzeker.

Eerlijk gezegd had ik dat niet achter Paulus gezocht. Ergens roept hij bij mij het beeld op van een krachtige persoonlijkheid, overtuigd van zijn eigen visie, strijdbaar. Maar hier schrijft hij: ‘Ik was kwetsbaar, angstig en onzeker toen ik voor het eerst bij jullie kwam.’ Aandacht voor kwetsbaarheid (‘in al mijn zwakheid’). Het komt dichtbij ons eigen leven. Wie heeft niet een barst opgelopen in het bestaan? Wie heeft niet de gebrokenheid aan den lijve ondervonden? Wanneer je iemand hebt verloren aan het leven of aan de dood. Wanneer je te maken hebt gehad met verraad – kun je ooit nog een ander vertrouwen? Wanneer je op de een of andere manier onzeker bent geworden en je eigenwaarde zo dun en breekbaar is geworden. Wanneer je dingen hebt gedaan die niet meer ongedaan kunt maken. Wat blijft is je worsteling met je schuld.

In alle kwetsbaarheid

Kwetsbaar. Bang en onzeker.

Toch is hij naar Korinthe gegaan om te vertellen over die wonderlijke God. Over het mysterie. De kern van dat geheim is het kennen van Jezus Christus, de gekruisigde. Voor Paulus cirkelt het geheim van God rond de lijdende en stervende Messias. Een radicale keuze voor het gebrokene en gebutste leven. Een radicale keuze om lief te hebben tot het uiterste. Om niet met overmacht en overweldiging te komen, maar met weerloosheid, waarin de diepte en grootsheid van Gods genade zichtbaar werd. Het is een wijsheid die haaks staat op de wijsheid van deze wereld. Het is Gods wijsheid waaraan het geloof ontspringt. Het is Gods wijsheid waaraan de kwetsbare kracht mag ontlenen, de angstige vertrouwen, de onzekere hoop.

Christus kennen

‘Alles wat ik wil’, zegt Paulus, ‘Is Christus kennen’. Het is een sterk woord dat Paulus hier gebruikt. Het is een woord met verschillende betekenissen: ‘kennen’, ‘intieme omgang hebben met’, ‘liefhebben’. Dat is wat Paulus wil, waar zijn hart naar uitgaat: hij wil helemaal voor Jezus Christus leven, vervuld zijn van Zijn liefde en kracht. Het hele bestaan van Paulus – zijn voelen, denken en spreken – is op de gekruisigde Jezus gericht. “Niemand leeft voor zichzelf en niemand sterft voor zichzelf: wij leven en sterven voor God onze Heer, aan Hem behoren wij toe.”

Dat we iets van dat geheim mogen proeven als we met elkaar het Avondmaal vieren.

Kan het U niets schelen?!

20 jun

‘Kan het U niet schelen dat we vergaan?’ De discipelen van Jezus schreeuwen het uit (Marcus 4, 35 – 41). Kan het U niets schelen?! Ze hadden gedaan wat hen gevraagd was. ‘Vaar maar naar de overkant’ had Jezus gezegd. Ze hadden niet gemopperd en geen vragen gesteld, hoewel het al laat was en het op het meer behoorlijk kon spoken – zeker in de nacht. Tegen het vallen van de avond echter, waren ze het meer op gevaren. Jezus was moe van de afgelopen dagen en viel al snel in slaap. De discipelen – ervaren vissers – bepaalden hun koers, dempten hun stemmen, sloegen de lijnen aan en hesen het grootzeil. Image Storm

De storm kwam onverwachts. In volle hevigheid stuwde de hevige wind de golven hoog op. Voordat de discipelen goed en wel beseften, stond de boot al vol water. De vissers reageerden razendsnel. Met vereende krachten probeerden ze het schip recht op de wind te krijgen en het zeil te strijken. Ze waren echter kansloos. Het zeil scheurde en het roer kraakte vervaarlijk.  De plotseling opgestoken storm was gewoonweg te krachtig. Het schip dreigde te vergaan. De discipelen grepen zich vast aan het schip, maar dat was niets meer dan een speelbal in de wind. Geen houvast, geen grond onder de voeten. In doodsangst schreeuwden ze het uit. En die Jezus? Die ligt gewoon te slapen – een doodsslaap, ‘Kan het U niet schelen dat we vergaan?!’ Image   Kan het U niets schelen?

Die discipelen – we zitten met hen in het schip. Wat kun je overvallen worden door stormen in je leven, totaal onverwachts en onvoorbereid. Van het ene op het andere moment neemt je leven een wending waar je nooit voor gekozen hebt. Een ziekte die zich openbaart. Een geliefde die je los moet laten. Een toekomst die al in de dop wordt afgebroken. Een verlangen dat niet vervuld wordt. Wanneer je fouten hebt gemaakt en jezelf of anderen niet meer onder ogen durft te komen. Wanneer je door tekorten of gebeurtenissen je schaamt voor wie je bent. Wat kan het stormen in ons leven. Onze muren worden omvergeblazen, onze maskers kunnen we niet ophouden. In doodsangst staan we onbeschut en kwetsbaar in weer en wind. Waar vinden we houvast? Waar nog zekerheid? En God? In het midden van al het tumult, in de chaos van de storm lijkt Hij misschien de  grote afwezige. God waar bent U? Kan ons lot U niets schelen?

‘Dit is mijn lichaam’

De discipelen maken Jezus wakker. Eigenlijk staat er ‘ze wekken hem op’. Jezus staat op en bestraft de wind. Het klinkt als een vooruitwijzing naar Pasen. Het is Gods Zoon die de kwade machten overwint, die de kwade machten heeft overwonnen. Het is Jezus die onze lasten gedragen heeft, die aan het kruis verzoening heeft bewerkt tussen God en mens. Het is Christus in wie een nieuwe schepping is begonnen. Kan het U niets schelen? Ja, het kan God alles schelen. In de storm vergeten we dit ook weer gemakkelijk – en dat is op zich niet raar. Want wat kan het leven soms ongenadig op zijn kop worden gezet. Wat hebben we het nodig om herinnerd te worden aan Gods liefde, aan Gods bewogenheid. Het Avondmaal kan zo’n oase zijn. Het brood dat we breken is het lichaam van Christus. We zijn met Hem verbonden, Hij heeft ons bevrijd. Hij heeft ons opgezocht in de duisternis, in de angstige krochten van het bestaan en ons thuisgebracht. Wat kunnen we schreeuwen van angst en wanhoop als de storm tekeer gaat. In de storm klinkt het antwoord: ‘Dit is mijn lichaam – houd moed, Ik heb de wereld overwonnen’.

Leesrooster op weg naar het Avondmaal

13 mei

Zondag  Doet dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken”

Lezen: Hand. 2, 41 – 47

41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.
43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.
avondmaal

In het leven van de eerste gemeenten neemt ‘het breken van het brood’, het samen Avondmaal vieren een belangrijke plaats in. In deze eerste geloofsgemeenschappen was het breken van het brood een niet weg te denken onderdeel van het verdiepen van de onderlinge verbondenheid. Samen de maaltijd vieren: agapemaaltijden, werden deze genoemd. De gemeente kwam samen en ieder droeg naar vermogen bij. Niet alleen de onderlinge verbondenheid van de jonge gemeente werd zo verstevigd, maar ook de verbondenheid met de levende HEER. Het versterkt het geloof, het weten dat uiteindelijk alles maar om één ding draait: leven vanuit dat ene middelpunt, weten dat het leven om de gerichtheid op God gaat. Leven in eenvoud en vreugde. De weg van Jezus Christus is nodig geweest om terug te kunnen keren naar dat leven uit de Geest, het leven in eenvoud en vreugde: de weg van menswording, lijden, sterven en opstanding. Deze weg heeft vergeving en verzoening gebracht. Daarom: “doet dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.”

Om verder te lezen over de instelling van het Avondmaal op de avond van het Joodse Paasfeest: Lucas 22, 14 – 20. Over de instelling van Pesach: Ex. 12

Maandag “Het Lam van God”
Lezen: Joh. 1, 29 – 36

29 De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen, en hij zei: ‘Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. 30 Hij is het over wie ik zei: “Na mij komt iemand die meer is dan ik, want hij was er vóór mij.” 31 Ook ik wist niet wie hij was, maar ik kwam met water dopen opdat hij aan Israël geopenbaard zou worden.’ 32 En Johannes getuigde: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen, en hij bleef op hem rusten. 33 Nog wist ik niet wie hij was, maar hij die mij gezonden heeft om met water te dopen, zei tegen mij: “Wanneer je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en blijft rusten, dan is dat degene die doopt met de heilige Geest.” 34 En dat heb ik gezien, en ik getuig dat hij de Zoon van God is.’
35 De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. 36 Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’

Bij het instellen van Avondmaal door Jezus zegt Hij bij het ronddelen van de beker: “dit is mijn bloed, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden”. We mogen dan denken
aan het bloed dat de Israëlieten op de deurposten moesten strijken, op de avond voorafgaand aan de uittocht uit Egypte. Het bloed was een teken, een verwijzing naar Gods redding. Daar waar bloed op de dorpels was aangebracht, passeerde de doodsengel. Voorbijgaan, pasach in het Hebreeuws. Het bloed gaf geen magische krachten, was niet verbonden met de ziel van het geslachte lam, maar het was een teken, een verwijzing. Geloof je dat God het leven kan schenken? Strijk dan het bloed aan de dorpels. Het gaf aan dat de Israëlieten geloofden in Gods redding, en zij lieten zien dat zij zich afhankelijk wisten van deze God van leven. En zo maakt Jezus daar ook zelf die koppeling tussen het reddende geloof in de levende God
en zijn eigen bloed, dat vergoten zal worden. Het het Avondmaal mogen we hierin Gods reddende liefde zien. De vrucht van de wijnstok is een verwijzing naar de betekenis van het lijden en sterven van Jezus. Geloof je dat Gods liefde in Jezus Christus redding brengt?

Dinsdag “Niemand uitgezonderd van Gods genade”
Lezen: Joh. 3, 14 – 17

14 De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 15 opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. 16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.

Ben ik wel goed genoeg? Heb ik wel iets te zoeken bij het Avondmaal? Het zijn vragen die je bezig kunnen houden, en die ervoor zorgen dat je liever maar niet naar het Avondmaal gaat. Hoe weet je zeker dat je genoeg gelooft, dat je voldoende je best hebt gedaan? De Bijbel leert nu juist dat we allemaal tekort schieten, dat we het kwaad niet buiten onszelf, maar juist in onszelf moeten zoeken. In Romeinen lezen we dat niemand uit zichzelf in staat is om zich met God te verzoenen, om zichzelf te redden. Maar het is Gods bewogenheid, Gods hart die naar ons uitgaat, die het verschil maakt. Een liefde die groot genoeg is om de wereld te redden. Juist bij het Avondmaal mogen we die diepe liefde van God met hart en ziel omarmen!

Woensdag “De ogen geopend”
Lezen: Lucas 24, 13 – 35

13 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. 14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. 15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, 16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. 17 Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. 20 Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. 21 Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. 22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, 23 vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. 24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ 25 Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? 26 Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ 27 Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. 30 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik.32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ 35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

Het verhaal van de Emmaüsgangers laat op een prachtige manier zien hoe Jezus, als levende HEER, zich met ons verbindt. De discipelen zijn in verwarring en overmand door verdriet na het sterven van Jezus. De wonderlijke verhalen over verschijningen houden de gemoederen ook intens bezig. Als Jezus met ze mee oploopt, herkennen ze Hem niet. Ze luisteren gretig naar de uitleg van de vreemdeling, maar pas bij het breken van het brood worden hun ogen geopend. Dat is het wonder van het Avondmaal: in het breken van het brood mogen we het lichaam van Christus herkennen.

Donderdag “Ik ben het Levende Brood”
Lezen: Joh. 6, 25 – 40

25 Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’ 26 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ 28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’ 29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus.
30 Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen?31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’ 32 Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. 33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ 34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. 36 Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. 37 Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, 38 want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. 39 Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. 40 Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’

Wat maakt je leven nu waardevol? Wat geeft voldoening en brengt rust? Het is de vraag die in dit hoofdstuk uit het Johannesevangelie aan de orde komt. De mensen hadden lang naar Jezus geluisterd, waarna het te kort dag werd om ze zomaar naar huis terug te kunnen laten gaan. Het aanwezige eten wordt verzameld, en Jezus breekt het brood en de vis en blijft ervan uitdelen tot iedereen verzadigd is. De volgende dag komen de mensen weer op Jezus af. En zeker het wonder van de broodvermenigvuldiging zet opnieuw velen in beweging. Maar, zegt Jezus, daar gaat het niet om. Tijdens de woestijntocht kreeg het volk Israël manna uit de hemel. God zelf zorgde ervoor dat het volk de reis kon volhouden. Met weemoed denken de Israëlieten terug aan die bijzondere tijd: als dat nog eens zou kunnen. Hemels brood. Zou dat niet het echte geluk brengen? Jezus zegt: “Ik ben het Levende Brood. Bij mij vind je vrede en bestemming.”

Vrijdag “Het gaat om het lichaam van de HEER”
Lezen: 1 Kor. 11, 17 – 29

17 Nu ik u toch aanwijzingen geef: ik kan u niet prijzen om uw samenkomsten. Die doen meer kwaad dan goed. 18 Om te beginnen: ik hoor dat u bij uw samenkomsten in de gemeente partijen vormt. Tot op zekere hoogte geloof ik dat ook. 19 Het is onvermijdelijk dat er partijvorming onder u is, zodat duidelijk wordt wie van u betrouwbaar is. 20 Alleen, u komt niet samen om de maaltijd van de Heer te vieren. 21 Van wat u hebt meegebracht eet u alleen zelf, zodat de een honger heeft en de ander dronken is. 22 Hebt u soms geen eigen huis waar u kunt eten en drinken? Of veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen? Wat moet ik hierover zeggen? Moet ik u soms prijzen? Dat doe ik in geen geval.
23 Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, 24 sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie.  Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ 25 Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ 26 Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt.
27 Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. 28 Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, 29 want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf.

Tijdens het vieren van het Avondmaal komen verschillende aspecten naar voren. We vieren de verbondenheid met Jezus, de opgestane en de levende. Maar daarnaast vieren we ook de onderlinge verbondenheid. We zijn een wonderlijke verzameling. We hebben elkaar niet uitgekozen, we komen niet samen rondom een interesse of een hobby. We zijn samengebracht door God, in zijn huisgezin: zusters en broeders, kinderen van één Vader. Daar waar we de onderlinge liefde uit het oog verliezen, waar we uit zijn op eigen macht en eigenbelangen, daar kan het Avondmaal niet meer oprecht gevierd worden. Dat is de aansporing van Paulus: houdt de onderlinge liefde in ere!

Zaterdag  Totdat Hij komt!”
Lezen: Jesaja 25, 6 – 9

6 Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten
voor alle volken een feestmaal aan:
uitgelezen gerechten en belegen wijnen,
een feestmaal rijk aan merg en vet,
met pure, rijpe wijnen.
7 Op deze berg vernietigt hij het waas
dat alle volken het zicht beneemt,
de sluier waarmee alle volken omhuld zijn.
8 Voor altijd doet hij de dood teniet.
God, de HEER, wist de tranen van elk gezicht,
de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg
– de HEER heeft gesproken.
9 Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God!
Hij was onze hoop: hij zou ons redden.
Hij is de HEER, hij was onze hoop.
Juich en wees blij: hij heeft ons gered!’

Het Avondmaal is ook altijd verbonden met de toekomst van God die al begonnen is, maar straks ten volle zal doorbreken. Het visioen uit Jesaja schetst die toekomst: een maaltijd in tegenwoordigheid van God. Zo vieren we Avondmaal, totdat Hij komt. Maranatha.