Tag Archives: beleid

De VOG kán de kerk veiliger maken

6 feb

Afgelopen november (2019) sprak de generale synode van de protestantse kerk over haar kerkelijk beleid rond seksueel misbruik. Het beleid van de afgelopen 20 jaar werd geëvalueerd en inzichten die in de afgelopen jaren zijn opgedaan, werden gepresenteerd.

Aandacht met name voor misbruik in pastorale relaties

De belangrijkste bevindingen zijn dat met name het beleid rond seksueel misbruik in pastorale relaties in de afgelopen jaren aandacht heeft gekregen. Het meldpunt (SMPR), het protocol, en het beleid voor kerkelijke gemeenten, slachtoffers en daders van seksueel misbruik in pastorale relaties, zijn goed doordacht en functioneren redelijk.

Alle andere vormen van misbruik vielen echter buiten de beleidsmatige aandacht van de kerk. Er blijkt een grote handelingsverlegenheid te zijn bij kerkenraden en voorgangers als zij in de gemeente worden geconfronteerd met situaties van seksueel misbruik of huiselijk geweld. Slachtoffers geven aan binnen hun kerkelijke gemeente zich eenzaam te voelen en voelen zich vaak genoodzaakt om de gemeente te verlaten.

Afbeeldingsresultaat voor vog

Veilige kerk

Het is van grote waarde dat de synode zich over dit thema heeft gebogen en het rapport van de commissie heeft omarmd. De bestaande meldpunten hebben hun kennis gedeeld en een gemeenschappelijke website gemaakt: https://www.eenveiligekerk.nl/.

Op deze website staat een stappenplan hoe een geloofsgemeenschap aan de slag kan om de kerk veiliger te maken. Het stappenplan helpt om ongewenste grenzen en veiligheid blijvende aandacht te geven. Belangrijk in het stappenplan zijn de protocollen en de vertrouwenspersonen.

Het spannende is dat het maken en uitvoeren van beleid uiteindelijk op basis van vrijwilligheid gebeurt. In zekere zin zou je kunnen stellen dat het werken aan een veilige gemeente teveel afhangt van de welwillendheid van een predikant of kerkenraad.

De kracht van de VOG

Het goede nieuws is dat de synode akkoord is gegaan met het verplicht stellen van een VOG (verklaring omtrent gedrag) voor professionals en vrijwilligers die werken met kinderen, jongeren en kwetsbare mensen. De VOG is een verklaring waaruit blijkt dat gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de kerk. Met deze stap sluit de kerk aan bij de ontwikkelingen in de samenleving waar de VOG al lange tijd deel uitmaakt van de screening van werknemers en vrijwilligers.

Nu heeft de VOG alleen zin als dit onderdeel zal uitmaken van een breder beleid. Alleen mogelijke daders die al bij justitie bekend zijn, kunnen op deze wijze eruit gefilterd worden. Zonder aanvullende maatregelen zal de VOG leiden tot een schijnveiligheid.

Gratis te verkrijgen

De VOG is echter onder voorwaarden gratis te verkrijgen. En juist dat maakt de VOG bijzonder interessant als een instrument om gemeenten tot verandering aan te zetten. De VOG kan wordt immers verplicht gesteld. Door deze gratis te verstrekken als de stappen uit het stappenplan zijn doorlopen, kan er echt werk gemaakt worden van de strijd tegen misbruik en huiselijk geweld.

Het stappenplan

Op de website worden de volgende stappen beschreven:

  1. Maak beleid op het gebied veilige kerk. Het verdient aanbeveling om een commissie aan te stellen om dit op een adequate manier uit te voeren. Het doel is om de thematiek op de agenda van de kerkenraad te houden.
  2. Stel vertrouwenspersonen aan.
  3. Stel omgangsregels en gedragscodes vast.
  4. Maak beleid rond het veilig werven en aanstellen van vrijwilligers
  5. Maak melden mogelijk
  6. Informeer alle betrokkenen

Wacht niet langer, maak werk van veilige kerk

Onderzoeken naar prevalentie en gevolgen van huiselijk geweld en seksueel misbruik laten steeds opnieuw schokkende cijfers zien. Het betekent dat ook nu, op het moment dat ik dit schrijf en u dit leest, er mensen binnen een kerkelijke setting te maken hebben met misbruik en geweld.

Het betekent dat er haast geboden is met het uitvoeren van de plannen. Laten we werken aan voorlichting, scholing van professionals en vrijwilligers, het aanstellen van vertrouwenspersonen en het bespreekbaar maken van grenzen, lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit.

Een veilige kerk begint met het onder ogen zien van het kwaad van seksueel misbruik en huiselijk geweld.

De moeizame strijd tegen misbruik

18 aug

Dit artikel is geplaatst in Woord & Dienst, jaargang 68, nummer 8 (augustus 2019) p. 9-11

Twintig jaar geleden zinderde het op de gezamenlijke synode van de toenmalige hervormde kerk, de gereformeerde kerken en de Lutherse kerk. Er was veel tijd ingeruimd om met elkaar in gesprek te gaan over seksueel misbruik en de rol van de kerk, aan de hand van de nota’s Schuilplaats in de wildernis? en Godsdienst en incest. Een beladen thema.

klein meisje

Klein meisje, door Esther Veerman. http://www.kunstuitgeweld.nl

In de voorgaande decennia werd steeds onweerlegbaarder duidelijk dat misbruik veel vaker voorkwam dan gedacht en de gevolgen vaak ernstig waren. De verhalen van misbruik binnen de Rooms katholieke kerk maakten veel indruk. Werkgroepen en onderzoeken maakten duidelijk dat ook in de eigen kerken mensen leden onder seksueel misbruik. De gezamenlijke synode hechtte er veel waarde aan om deze thematiek te agenderen. Na een emotioneel en intensief gesprek werden de aanbevelingen uit de nota’s met algemene stemmen overgenomen.

‘De kerk kiest onomwonden voor het slachtoffer’

Wat het meest in het oog sprong was de uitspraak ‘de kerk kiest onomwonden voor het slachtoffer’. Het was een uitspraak waar mensen die te maken hadden gehad met seksueel misbruik hoop uit putten. De keuze voor het slachtoffer was immers niet vanzelfsprekend. Te vaak werden mensen niet geloofd als ze met hun verhaal naar buiten kwamen. Te vaak ondervonden slachtoffers dat er binnen de kerk geen ruimte was voor hun ervaringen. Het betekende een extra trauma: niet alleen moest het slachtoffer een weg vinden in de gevolgen van het misbruik, maar ook in de ontkenning en afwijzing van de omstanders. Het belang van de uitspraak van de synode kan dan ook niet genoeg worden benadrukt.

Ontwikkelingen in de kerk

Hoe is de stand van zaken in de Protestantse Kerk in Nederland twintig jaar na deze hoopgevende uitspraak? Mijn antwoord is tweeledig. Aan de ene kant ben ik onder de indruk van het werk dat verzet is door een kleine groep bevlogen mensen om aan slachtoffers recht te doen en deze thematiek op de agenda van de kerk te houden. Aan de andere kant moet ik constateren dat er geen paradigmaverschuiving binnen de kerk heeft plaatsgevonden en dat het voor slachtoffers niet perse veiliger is geworden in plaatselijke gemeenten.

Beide inzichten wil ik hieronder nader uitwerken.

In de achterliggende periode is met name op het gebied van seksueel misbruik in pastorale relaties veel bereikt. Er is een protocol opgesteld en naar alle kerkelijke gemeenten toegestuurd. Voor slachtoffers van misbruik in pastorale relaties zijn vertrouwenspersonen beschikbaar en voor getroffen gemeenten gemeentebegeleiders. Er is materiaal beschikbaar voor het begeleiden van slachtoffers en van daders. De stichting SMPR heeft een vaste plek gekregen in de organisatie van de PKN en heeft deskundigheid opgebouwd. Ook is er meer aandacht in de opleiding op de theologische universiteit voor de dynamiek rond seksueel misbruik.

Een andere positieve ontwikkeling is meer recent. Onder meer op initiatief van JOP en van SMPR is er groeiende aandacht voor de veiligheid in de geloofsgemeenschap. Onlangs is de website http://www.protestantsekerk.nl/veiligegemeente gelanceerd waar informatie te vinden is over stappen die gezet kunnen worden om de gemeente een veiliger plaats te laten zijn. De website besteedt nadrukkelijk aandacht aan het jeugdwerk en aan veilig pionieren.

Deze initiatieven worden gedragen door betrokken mensen met hart voor de strijd tegen misbruik. Hun inzet waardeer ik dan ook bijzonder.

Slachtoffers blijven in de kou staan

Tegelijkertijd is er een andere kant waardoor ik somber ben over wat de Protestantse Kerk in de afgelopen jaren bereikt heeft. Met regelmaat spreek ik mensen die in een kerkelijke setting te maken hebben gehad met seksueel misbruik. De rode draad in de verschillende verhalen is eenzaamheid. Slachtoffers durven nauwelijks met hun verhaal naar buiten te komen. Binnen de kerkelijke gemeente ervaren ze onbegrip. Deze ervaringen worden bevestigd door verschillende onderzoeken die in de laatste jaren zijn uitgevoerd. Het onderzoek van Christiane van den Berg-Seiffert (Ik sta erbuiten – maar ik sta wel te kijken, 2015) beschrijft de verhalen van 17 mensen die te maken hebben gehad met seksueel misbruik in pastorale relaties. Een weerkerend refrein in deze verhalen is dat zij hun positie in de gemeente niet of met moeite kunnen behouden. In 2018 publiceerde Tear de resultaten van een onderzoek naar geweldservaringen onder christelijke vrouwen (Geweld tegen vrouwen in beeld: een peiling onder christenen in Nederland). Een van de meest in het oog springende uitkomsten is dat bijna driekwart van de vrouwen ten minste een keer in hun leven te maken heeft gehad met een vorm van psychisch, fysiek of seksueel geweld.

In 2012 verscheen het rapport van Movisie De mantel der liefde. Quickscan naar huiselijk geweld in orthodox-protestantse gezinnen. Wat in deze rapportage opvalt, is de geringe aandacht voor huiselijk geweld in de geloofsgemeenschappen en de eenzaamheid van de slachtoffers.

Gekozen spits

Er zijn verschillende redenen aan te wijzen waarom de strijd tegen misbruik in de kerk lijkt te stagneren. De eerste reden is dat de Protestantse Kerk zich om begrijpelijke overwegingen met name gericht heeft één specifieke vorm van misbruik: seksueel misbruik in pastorale relaties. In eerste instantie waren er op regionaal niveau nog werkgroepen Seksueel Geweld en Geloof actief die met name door vrijwilligers werden gedragen. Door bezuinigingen verdwenen met de regionale dienstencentra ook vrijwel alle werkgroepen. Daarmee raakte de brede thematiek van huiselijk en seksueel geweld buiten beeld. De vraag is of een website over de veilige gemeente deze leemte voldoende kan opvullen. Zou er daarnaast niet in menskracht geïnvesteerd moeten worden? Mijns inziens zou een deskundige beschikbaar moeten zijn voor advies en voor pastorale vragen.

Het gebrek aan een bedding om te vertellen

De tweede reden is dat mensen die te maken hebben (gehad) met huiselijk of seksueel geweld een discours nodig hebben om hun verhaal te kunnen doen. Omstanders maken het verschil of verhalen verteld kunnen worden of niet. Het klimaat en de cultuur van de samenleving bepalen mede of er een ruimte is. In de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld leden veel soldaten aan zogenaamde shellshock. De voortdurende bombardementen op de loopgraven en de altijd aanwezige dreiging maakten dat soldaten geestelijk instorten. Dit werd echter niet erkend door de legerleiding. Soldaten die leden aan een shellshock werden gezien als laf of als deserteurs. Sommige van hen zijn ook terechtgesteld tijdens de oorlog.

Pas jaren later was er de ruimte om opnieuw naar deze slachtoffers van de oorlog te kijken. Toen werden de symptomen in een ander perspectief geplaatst. Het werd niet langer gezien als lafheid, maar als een posttraumatische stressstoornis ten gevolge van de voortdurende blootstelling aan levensgevaar. Pas toen ontstond er de ruimte voor de soldaten om te herstellen.

Slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk zwijgen. Ze zwijgen uit angst, uit schaamte of uit schuldgevoelens. Het kost veel om over de drempel te stappen en met het verhaal naar buiten te komen. Daarom is het onomwonden kiezen voor het slachtoffer zo belangrijk: zonder terughoudendheid, zonder twijfel en reserve. Dat vraagt echter veel van de ontvanger van het verhaal. Het vraagt om openheid voor de pijn. Het vraagt om de bereidheid de idylle van veiligheid los te laten. Het vraagt om een lange adem om met het slachtoffer mee op te lopen. Erkenning kost veel en vraagt om een verandering van de cultuur in de plaatselijke gemeente. Kan er een bedding gecreëerd worden waarbinnen verhalen van misbruik verteld mogen worden? Op de synodevergadering zijn meerdere aanbevelingen aangenomen die helpend hadden kunnen zijn, maar nooit zijn uitgevoerd. Speciale aandacht in het doopformulier, bijvoorbeeld. Ruimte in de voorbeden. Structurele aandacht. Een vaste vraag op de kerkenraadsvergadering: hoe veilig zijn wij als gemeente?

Verschillende belangen

De derde reden die ik hier tenslotte wil benoemen, is dat er verschillende belangen blijken mee te spelen. In 2014 was een interkerkelijke werkgroep op initiatief van Movisie bezig om een vervolg te geven aan het rapport Herder op zijn hoede. Vlak voordat de Raad van Kerken in 2014 met de verklaring kwam over het bestrijden van seksueel misbruik binnen de kerken, was er een onbegrijpelijke confrontatie tussen de Raad van Kerken en de werkgroep van Movisie. Het directe gevolg was dat de werkgroep stopte en deskundigheid verloren is gegaan.

Concluderend

Het is goed om na 20 jaar de balans op te maken. Hoe staat de Protestantse Kerk er vandaag voor als het gaat om de strijd tegen misbruik? Er is in de afgelopen jaren door betrokken mensen hard gewerkt en veel bereikt, met name als het gaat om seksueel misbruik in pastorale relaties. In de plaatselijke gemeenten is er echter nog nauwelijks sprake van een cultuuromslag. Dit vraagt om meer sturend beleid, investering in menskracht en om pastorale en liturgische handreikingen.

Ruimte voor anders zijn in Twente

19 okt

Vrijdag 9 oktober 2015 was het eerste symposium van Ruimte voor Anders zijn in  Twente. Dit landelijk netwerk streeft naar het verbeteren van de plek die mensen met een psychiatrische problematiek innemen in de samenleving. Wanneer je te maken krijgt met psychische problemen, volgt er vaak een dubbel gevecht. Niet alleen moet je een weg zoeken in het omgaan met de aandoening, maar ook krijg je te maken met allerlei vooroordelen vanuit de samenleving. Misschien neem je het jezelf kwalijk, geloof je dat je faalt, omdat je vindt dat je mentaal sterker had moeten zijn. Wat uit de verhalen keer op keer blijkt, is dat er een gevecht te voeren is tegen het stigma dat je wordt opgelegd wanneer je psychisch ziek bent.

Werken aan ruimte door verbinden

Ruimte voor Anders zijn in Twente wil hier aandacht voor vragen: ruimte maken voor de mensen die het aangaat en voor eventuele mantelzorgers. Daarnaast heeft Ruimte voor Anders zijn tot doel om hulpverleners, geloofsgemeenschappen, vrijwilligers en organisaties met elkaar te verbinden.

Ervaringsverhaal: niet gezien als gelijkwaardig

Tijdens het symposium ‘Niet schrikken voor inschikken’ werd de thematiek vanuit vier perspectieven benaderd. In de eerste lezing vertelde Esther Veerman over haar ervaringen in  en met de psychiatrie. Wat steeds weer terugkeerde in haar relaas, was het gebrek aan wezenlijke interesse door behandelaars. Vaak werd zij in die gesprekken niet serieus genomen. Het gegeven dat de opname-afdelingen er niet verzorgd en schoon uitzagen bevestigde dit gevoel. Een pijnlijke conclusie was dat zij tijdens de opnames in de psychiatrie nog meer haar eigenwaarde kwijt raakte.

De omslag kwam toen zij een therapeut trof die stil stond bij haar verhaal en gids durfde zijn zonder haar autonomie te ondermijnen. Haar verhaal is een oproep aan therapeuten om mensen met een psychische aandoening enerzijds als gelijkwaardige partner te blijven zien en anderzijds vanuit hun deskundigheid hen als gids te leiden. Ook is het van belang dat therapeuten blijven geloven in de kracht en de groei van hun gesprekspartners.

Beleid: meer samenwerken, kleinschaliger opvang

De tweede spreker, wethouder Jan Bron, belichtte de beleidsmatige kant van de plaats van mensen met een psychische aandoening in de samenleving. Wat in zijn betoog opviel, is dat er in korte tijd erg veel taken naar de burgerlijke gemeenten zijn en worden toegeschoven. Ook dagbesteding, begeleiding en GGZ worden vanaf 2018 ook gedecentraliseerd. Tegelijkertijd gaat dit gepaard met forse bezuinigingen.

Nu al komen mensen op en rond het bijstandsniveau in financiële problemen. Deze problemen worden verergerd omdat deze groep noodgedwongen kiest voor het goedkoopste verzekeringspakket. In dit pakket zijn meerdere zorgkosten (zeker op het psychische vlak) niet meeverzekerd. Nu al zien de burgerlijke gemeenten een toename van burgers met problematische schulden.

Uitgangspunt van het gemeentebeleid is de participatiemaatschappij. Er is sprake van meer samenwerking tussen de instellingen. De nadruk komt te liggen bij het zoeken naar de eigen kracht en bij de vraag wat mensen nog zelf kunnen. Wel streven de gemeenten naar maatwerk. Opmerkelijk was de uitspraak van de wethouder dat de rol van de SVB bij het verstrekken van de PGB’s niet behulpzaam is. ‘Wij kunnen dat beter’.

Door de veranderingen signaleren de gemeenten een toename van verwarde personen. Er wordt niet alleen bezuinigd op het aantal bedden in de psychiatrie, maar ook op de thuisbegeleiding door de RIWB. De verschuiving is dat er meer kleinschalige opvang komt in de buurt. Dat biedt dus ook kansen voor de integratie van mensen met een psychische aandoening.

GGZ: inzetten op wijkteams

Namens de GGZ vertelden Anita Wessels en Mia Vloothuis over de ontwikkelingen binnen de hulpverlening. Er is in de achterliggende periode veel meer nadruk komen te liggen op het werken aan herstel en aan gelijkwaardig burgerschap. Om dit te bereiken is het doorbreken van vooroordelen en het wegnemen van onwetendheid door voorlichting van groot belang.

Een belangrijke ontwikkeling is het werken met FACT teams. FACT staat voor Flexible Assertive Community Treatment en biedt een multidisciplinaire benadering waarin mensen in hun thuissituatie worden ondersteund. In het team is ook ruimte voor ervaringsdeskundigen. De doelstelling is om mensen in de eigen omgeving in hun kracht te herstellen door te werken aan herstel en rehabilitatie. Het team is mede gericht op herstel van eigenwaarde en van de rollen in de samenleving. Een lastig punt dat het overleg kan bemoeilijken is het beroepsgeheim. Enerzijds een noodzakelijk en groot goed om kwetsbare mensen te beschermen, anderzijds kan het wezenlijk overleg traineren.

In het herstelproces zijn verschillende fases te onderkennen: overweldigd worden door de aandoening of crisis. De tweede fase is het worstelen met de aandoening. Er is vaak sprake van een rouwproces. Mensen zoeken naar mogelijkheden om de eigen kracht te hervinden. De derde fase is het leren leven met de aandoening. In de langdurige zorg is dit de fase waar veel mensen mee worstelen. De laatste fase is het leven voorbij de aandoening. Hoe kan je weer in de maatschappij functioneren?

Onderzoek naar het welbevinden van mensen die begeleid wonen toont enkele knelpunten. De ondervraagden gaven aan met name een zinvolle dagbesteding te missen. Daarnaast is er behoefte aan meer sociale contacten en goede woonplekken met begeleiding. Tot slot is er ook een sterkte behoefte aan zingeving.

Steunpunt Informele Zorg: wie zorgt voor mantelzorgers?

Audrey Pennings belichtte de thematiek vanuit de mantelzorgers. Er is sprake van mantelzorg wanneer je met langdurige zorg geconfronteerd wordt vanwege sociale verbanden. Het komt op je pad en je hebt geen keuze. Niet alleen zorgen mantelzorgers voor mensen die hen nabij zijn, maar zij hebben ook zorgen om hen. Waar professionals de zorgen achter zich kunnen laten, worden mantelzorgers ook in hun privésituaties voortdurend geconfronteerd met de zorgen om hun geliefden.

Mantelzorgers worden steeds belangrijker. De bedden in de psychiatrie zijn met één derde verminderd. Ondertussen blijkt 63% van de mantelzorgers zich overbelast te voelen. Mantelzorgers hebben behoefte aan praktische ondersteuning, meedenken om niet in een sociaal isolement te raken, leren omgaan met machteloosheid, en aan kennis over het ziektebeeld en het verloop.

Het zou mantelzorgers helpen wanneer ze als gelijkwaardige gesprekspartners zouden worden gezien door hulpverlening en instanties. Actieve aandacht voor mantelzorgers is van groot belang. Want goede zorg voor de mantelzorger maakt goede zorg mogelijk.

Dilemma’s in de kerkenraad: pastoraal handelen en seksueel geweld

13 jun

 Door Alexander Veerman en Ruard Ganzevoort

(uit: Confessioneel – oktober 2002)

In de afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor seksueel geweld. Na een rapport voor de synode van de Samen-op-Weg-kerken verscheen in 1999 een eerste handreiking voor gemeenten die daarmee geconfronteerd worden: Geschonden Lichaam . In twee artikelen gaan de schrijvers in op de dilemma’s waarmee een kerkenraad wordt geconfronteerd als er een klacht op tafel komt wegens seksueel misbruik. We beginnen met een (geanonimiseerde) casus.

bijbel in kerkbank

EEN CONCRETE ZAAK

In een kleine gemeente gaat het gerucht dat een vooraanstaand gemeentelid seksueel misbruik heeft gepleegd. De kerkenraad geeft twee ouderlingen de opdracht om het uit te zoeken. Dat ligt gevoelig omdat er minstens twee families bij betrokken zijn en omdat de aangeklaagde en diens familie centrale posities hebben in de gemeente en in het dorp. Er blijken in de loop van de tijd meer geruchten te zijn geweest. De ouderlingen raken overtuigd dat het misbruik werkelijk heeft plaatsgevonden, maar melden de kerkenraad slechts dat er een civiele procedure is aangespannen. Inhoudelijk vertellen ze niets in verband met het ambtsgeheim en de kerkenraad besluit te wachten op een gerechtelijke uitspraak. Als de rechtbank een schadevergoeding oplegt neemt de spanning toe. De aangeklaagde blijft ontkennen en vecht de interpretatie van de uitspraak aan. De kerkenraad is verdeeld. De ene ouderling herroept zijn eerdere conclusie; anderen blijven aandringen op maatregelen tegen de nu veroordeelde man. Het geloof in de kerk staat volgens hen op het spel. De sfeer in de kerkenraad, de kerk en het dorp wordt grimmiger. Voorstanders van maatregelen voelen zich bedreigd. Ook de predikant wordt in het conflict betrokken, met name door openbare scherpe en niet onderbouwde kritiek op zijn functioneren. Mede op advies van verschillende ouderlingen neemt die een beroep aan naar een andere gemeente.

Twee jaar zijn voorbij sinds de twee ouderlingen de geruchten onderzochten. De kerkenraad, gesteund door de rechtbank en de synode-uitspraak, roept de dader op tot erkenning. Als dat uitblijft wordt een tuchtprocedure gestart. De man onttrekt zich maar blijft de kerkdiensten bezoeken. Een besluit om hem uit de kerk te weren leidt tot onenigheid. Op een gemeentevergadering geeft de kerkenraad zeer summiere informatie uit angst aangeklaagd te worden wegens laster. Diverse gemeenteleden voelen zich onder druk gezet om het beleid te steunen. De zaak vraagt zoveel energie dat allerlei andere zaken blijven liggen. Niet steun van de classis en de consulent wordt op een tweede gemeentevergadering openheid van zaken gegeven. De kerkenraad vertelt van zijn dilemma’s en problemen en gemeenteleden mogen hun beleving verwoorden. Er ontstaat enig begrip als een gemeentelid op emotionele wijze vertelt dat hij vroeger ook misbruikt was en wat dit voor hem betekend heeft.

DILEMMA’S IN DE KERKEN RAAD

In deze beknopte beschrijving worden verschillende dilemma’s zichtbaar die een zware wissel trekken op de energie en incasseringsvermogen van de kerkenraadsleden. De kerkenraad moet ad hoc allerlei moeilijke besluiten nemen zonder de consequenties te kunnen overzien. In dit artikel proberen we daarvan te leren. We zien vier dilemma’s die niet alleen in deze gemeente spelen: er is een behoefte aan feiten maar geen toegang tot de feiten; er is behoefte aan geheimhouding en behoefte aan openheid; er is een oproep tot morele stellingname en de taak de dialoog tussen partijen gaande te houden; en de kerkenraad moet een proces begeleiden waarvan hij zelfcentraal deel uitmaakt.

1. Voor het vaststellen van de waarheid zijn feiten nodig, maar er is geen toegang tot de feiten

Een belangrijk probleem waar de kerkenraad tegenaan liep, was de vraag wat er echt gebeurd was. De verhalen stonden tegenover elkaar. Eerst werden de geruchten dan ook genegeerd, maar als dat niet meer lukt moet er met de betrokkenen gesproken worden. Hoewel de ouderlingen tot een conclusie komen, kunnen ze daar niet zoveel mee. Een van hen zegt: ‘Wij mogen niet op de stoel van de rechter gaan zitten. We hebben ook geen opsporingsbevoegdheid. En wij kunnen wel iets vinden, maar ieder ander kan ook iets vinden. En dan is het maar de vraag, als er geen bekentenissen en zo zijn, en het is zo wazig als het hier lag, dan vind ik in dit soort zaken, dat je op safe moet spelen’.

De kerkenraad kiest voor een juridische invalshoek. Dat lijkt voor de hand te liggen maar maakt het wel moeilijk. Het leidt tot afwachten en stelt de vraag in termen van waarheidsvinding waartoe de kerkenraad geen mogelijkheden heeft. Dat gaat ook ten koste van de zorg voor de betrokkenen.

Kan het anders? Als de kerkenraad inzet bij de zorg voor mensen kunnen de verhalen die verteld worden serieus genomen worden. De klaagster en haar familie vertellen dat zij zich niet veilig voelen. De aangeklaagde ontkent, bagatelliseert en eist dat zijn naam gezuiverd wordt. In een pastorale benadering staat niet de rechtsvraag voorop, maar de zorgvraag. Het gaat dan ook niet direct om tuchtmaatregelen, maar om het scheppen van veiligheid. Dat heeft alles te maken met macht en ruimte. ‘De vraag is dan aan de orde hoe de kerkenraad kan bijdragen aan het doorbreken van de machtsverhouding, aan het scheppen van een veilige ruimte waarin de vrouw op adem kan komen… Een eerste stap hier kan zijn om (tijdelijk) de vrouw te bevrijden van de lijfelijke aanwezigheid van de man’. In een pastoraal traject is de fundamentele vraag niet langer wie de waarheid spreekt, maar hoe een kerkenraad recht kan doen aan de verhalen van betrokkenen met alle tegenstrijdigheden. Als een kerkenraad dan moet kiezen doet ze dat niet (alleen) op juridische gronden, maar (ook) vanuit pastorale, theologische en ethische overwegingen.

2. Geheimhouding is geboden, ‘naar de gemeente moet worden geinformeerd.

Een tweede dilemma ligt tussen geheimhouding en openheid. Hoewel de onrust in de gemeente een belangrijke reden was om de geruchten op de agenda te zetten, zoekt de kerkenraad zo lang mogelijk een interne oplossing. De twee afgevaardigde ouderlingen voelden zich gebonden aan het ambtsgeheim: ‘We hebben wel de juridische stand van zaken verteld, maar verder hebben we niet verteld wat we gehoord hadden. Dat vonden we ambtsgeheim, en de kerkenraad vond dat ook’.

Dé kerkenraad komt hierdoor niet tot handelen. Het (op zich belangrijke) ambtsgeheim blokkeert het gesprek in de kerkenraad en met de gemeente. Het gevolg is dat de geruchten toenemen en de onrust groot blijft. Dat dwingt de kerkenraad op gemeentevergaderingen in te gaan op de situatie. De gemeente heeft informatie en inzicht nodig, maar de kerkenraad moet wel zorgvuldig omgaan met de betrokkenen. In deze casus speelt bij openbaarmaking ook nog de angst mee voor een klacht wegens smaad.

Dit dilemma heeft te maken met loyaliteit. De kerkenraad wordt geconfronteerd met drie perspectieven: het (vermeende) slachtoffer met zijn of haar behoefte aan veiligheid en erkenning; daartegenover de (vermeende) dader met zijn of haar ontkenning of zelfrechtvaardiging; daartussenin de mensen die uitzijn op harmonie en vrede. Als de spanning te lang aanhoudt, wordt vaak de druk op het slachtoffer opgevoerd. Als die immers haar of zijn verhaal afzwakt kan de harmonie weer hersteld worden.

Bij de afweging rond geheimhouding en openheid is het voor de kerkenraad belangrijk om deze perspectieven te wegen. Het gaat niet alleen om principes van ambtsgeheim en delen met de gemeente, maar ook om de vraag welke stem door het beleid bekrachtigd en welke stem het zwijgen wordt opgelegd; van wie de belangen worden gediend en van wie de macht wordt hersteld of in stand wordt gehouden.

3. Er is een oproep tot morele stellingname, maar ook de taak de dialoog tussen de partijen gaande te houden tussen de partijen gaande houden.

Een derde dilemma waarmee de ouderlingen te maken kregen, was het dilemma tussen een morele keuze en de dialoog tussen de partijen. Vanuit hun rol als ouderling ervaren beide ouderlingen een grote verantwoordelijkheid naar de slachtoffers, maar ook naar de gemeente. De zorg voor de gemeente woog voor een van hen extra zwaar toen hij voorzitter van de kerkenraad was. Terwijl sommigen druk uitoefenden op de kerkenraad om tot een oordeel te komen, richtte de voorzitter zich op het handhaven van de eenheid in de kerkenraad.

Ditzelfde kunnen we herkennen in de communicatie van kerkenraad naar gemeente. De eerste gemeentevergadering had vooral tot doel om de eenheid van de gemeente te waarborgen en als kerkenraad het vertrouwen van de gemeente te krijgen. Het dilemma hangt samen met de vraag of het alleen gaat om seksueel geweld, of dat de kerkenraad zich moet bezig houden met de cultuur en de structuur van de gemeente. Wanneer een kerkenraad te maken krijgt met seksueel geweld binnen de gemeente, komen vaak latente tegenstellingen en verborgen conflicten aan het licht. Het seksueel misbruik is ingebed in de machtsverhoudingen in de gemeente, en in het conflict daarover staat de identiteit en het voortbestaan van de kerk zelf op het spel. In de gemeente van de casus zijn (zoals zo vaak) verschillende tegenstellingen merkbaar. Er zijn drie duidelijke groepen: de liberalen, een grote grijze middengroep, en een groep evangelischen / confessionelen. De liberalen hebben in dit dorp een historisch gegroeide en verankerde invloedrijke positie. De grote middengroep bestaat vooral uit mensen die geboren en getogen zijn in het dorp en van huis uit geleerd hebben de notabelen te respecteren. De groep andersdenkenden bestaat voor een groot gedeelte uit mensen die van elders gekomen zijn en die werken in de nabijgelegen stad. De eerste groep blijkt een belangrijke stempel te drukken op het kerkelijk beleid.

Op de achtergrond spelen conflicten over de koers van de kerk een belangrijke rol. Het conflict over het seksueel misbruik leidt tot partijvorming. Ogenschijnlijk verdelen de partijen zich langs de lijn van de stromingen. Zo lijkt het liberale gedeelte in deze gemeente vooral de aangeklaagde te steunen, en lijkt het evangelische / confessionele gedeelte voornamelijk de kant van de klaagster te kiezen. De grote middengroep kiest voor vrede en harmonie en dringt aan op verzoening en vergeving. (Dat kan natuurlijk in andere gemeenten anders lopen, maar ook dan spelen onderliggende verschillen door in de partijvorming.) Door de partijvorming ontstond er wel een nieuw soort saamhorigheid: ‘Je hoort op een gegeven moment bij een bepaalde groep, en dat geeft verbondenheid. Dat is altijd al zo geweest. Dus in die zin was er meer saamhorigheid’. Door de conflicten tussen de partijen ervaren de aanhangers van een bepaalde groep onderling steeds meer solidariteit, terwijl de afstand tussen de verschillende groepen groter wordt. De verdeeldheid in de gemeente lijkt onoplosbaar.

Als de kerkenraad het seksueel misbruik aan de orde stelt lijkt er een oncontroleerbare dynamiek te worden losgemaakt. De tegenstellingen en machtsverhoudingen verwijzen naar een dieper liggende oorzaak van het seksueel geweld en de conflicten. Tegelijk echter kunnen de conflicten tussen de groepen functioneren als een rookgordijn dat afleidt van de concrete zaak. Het wordt in elk geval moeilijk om zowel de concrete problematiek als de onderliggende structuur recht te doen.

De grote uitdaging is dan om te zoeken naar een gemeenschappelijke taal. Uiteindelijk zal het doel toch zijn om opnieuw tot verstaan van elkaar te komen. Daarvoor moeten de twee lagen wel steeds onderscheiden worden. Pas als dat consequent gebeurt, kan de kerkenraad stelling nemen in de concrete situatie van seksueel geweld en toch de dialoog gaande houden tussen de verschillende stromingen in de gemeente.

4. De kerkenraad moet een proces begeleiden waar hij zelf centraal deel van uitmaakt.

Het laatste dilemma hangt samen met het gegeven dat de kerkenraad zelf een speler in het spel is. Dat betekent dat ook binnen de kerkenraad de spanning en verdeeldheid gevonden wordt. Dat maakt het zeer ingewikkeld om aan het proces goede geestelijke leiding te geven. Zeker na het vertrek van de predikant mist de kerkenraad een leider, die kan bemiddelen in het steeds hoger oplopend conflict. In die periode viel ook het periodiek aftreden van de voorzitter en enkele andere ambtsdragers. Door dergelijke veranderingen in de kerkenraad bleven conflicten liggen of werden ze juist opgerakeld. Bovendien werd het moeilijk om iemand bereid te vinden het voorzitterschap op zich te nemen. Degenen die dat wel een periode deden werden emotioneel zwaar belast, niet alleen door de gebeurtenissen als zodanig, maar ook omdat veel onvrede zich op hen richtte en zich uitte in beschuldigingen.

Eerder werd al beschreven dat er ook een verborgen communicatie is in de kerkenraad en de gemeente. Dat betekent dat kerkenraadsbesluiten niet altijd werden opgevolgd. In die verborgen circuits spelen juist de machtige gemeenteleden op de achtergrond een grote rol, zoals in deze casus gold voor de aangeklaagde.

De enige uitweg in conflicten met een dergelijke diepgang ligt dan ook in het inschakelen van begeleiding van buitenaf. Doordat de kerkenraad niet meer goed functioneert, is de gemeente feitelijk stuurloos geworden. In de casus bleek hulp van classis en consulenten onontbeerlijk om een stap te kunnen zetten op de weg naar herstel. Voorwaarden voor een goede externe begeleider zijn deskundigheid en mandaat. Dat laatste moet dan ook wel door de kerkenraad worden verleend.

CONCLUSIE

Seksueel geweld binnen de gemeente brengt dilemma’s mee waardoor de kerkenraad verlamd raakt. Niet alleen raakt de dagelijkse gang van zaken hierdoor gefrustreerd; ook kan het tot gevolg hebben dat juist de meest beschadigde mensen het onderspit delven. Uitwegen uit de dilemma’s kunnen gevonden worden in het voorrang geven aan een pastorale boven een juridische invalshoek; in het meewegen van de verschillende perspectieven en de daarmee samenhangende motieven en belangen; in het onderscheiden van een duidelijke stellingname in de concrete zaak en het zoeken van dialoog bij de onderliggende Partijvorming; en in het inschakelen van goed toegeruste bovenplaatselijke organen. Zo kan gebouwd worden aan een gemeente van Christus waar heil en recht gevonden wordt.

(uit: Confessioneel – ll4ejaargang nummer 18-10 oktober 2002)