Tag Archives: diaconie

Diaconale week in de gereformeerde kerk

25 feb

De diaconale week staat in het teken van de zeven werken van barmhartigheid en loopt van deze vierde zondag naar het Avondmaal van 6 maart.  Zes van deze werken komen uit Mattheüs 25: “Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”

In 1207 voegde Paus Innocentius II er een zevende werk aan toe: het begraven van de doden. In de Middeleeuwen was het begraven van de doden vanwege alle heersende besmettelijke

ziekten niet zonder risico voor eigen lijf en leden. Het begraven van de doden was daarom een daad van barmhartigheid, wie de doden begroef verrichtte een daad van naastenliefde.

Paus Franciscus heeft naar aanleiding van de encycliek Laudato Si een achtste werk van barmhartigheid genoemd: “Laat ons barmhartig zijn voor ons gemeenschappelijk huis”. Hiermee wordt zorg voor de schepping bedoeld. Deze toevoeging aan de reeds bestaande zeven werken van barmhartigheid werd in een brief van 6 augustus 2015 door Paus Franciscus voorgesteld.

De woorden uit Mattheüs bieden een handvat om geloof te leven en te doen. Juist in deze werken van barmhartigheid blijkt het mogelijk om Jezus zelf te ontmoeten. Niet zozeer in degene die geeft, maar juist in de ander die jouw steun zo nodig heeft.

We hebben ervoor gekozen om voor deze diaconale week het eten geven aan wie honger heeft en drinken aan wie dorst heeft samen te nemen, en te verbinden aan de Avondmaalszondag op 6 maart. Daarnaast hebben we zorg voor de schepping toegevoegd.

Wat is diaconaat?

Onze diaconie draagt zorgt voor de diaconale arbeid in onze gemeente. De term ‘diaconaat’ is ontleend aan het Griekse woord ‘diakonia’. Dit woord is vaak uitgelegd als dienst aan de medemens in materiële nood. Het laat zich echter ook breder verstaan. De kerkorde verbindt de diaconale arbeid met barmhartigheid en gerechtigheid. Waar deze woorden geleefd worden, komt het Koninkrijk van God zichtbaar. Diaconaat is niet iets dat voorkomt uit ons geloof, maar het ís geloof: geleefd geloof.

Het eerste fundamentele begrip voor diaconaat is ‘barmhartigheid’. Bijbelse barmhartigheid heeft alles te maken met omzien naar en zorgen voor de mensen om ons heen. Hierbij gaat het enerzijds om de zorg om eerste levensbehoeften, anderzijds om verbondenheid.

Barmhartigheid – en dus ook diaconaat – is nauw verbonden met navolging en met Christus’ wederkomst en oordeel. Rabbijnen uit de tijd van Jezus wijzen op de plicht om de Naam van Eeuwige te prijzen of zegenen bij alles wat je doet – behalve bij barmhartigheid. Want barmhartig zijn ís op zichzelf al lofprijzing van Gods Naam.

Het andere fundamentele begrip is gerechtigheid. In de Bijbel betekent gerechtigheid: ‘aan je bestemming komen’, ‘aan je bedoeling beantwoorden’. Het betekent enerzijds dat gerechtigheid onze ogen opent voor onrecht. Anderzijds helpt gerechtigheid ook om barmhartigheid niet oeverloos te laten zijn. De bedding van barmhartigheid is gerechtigheid. We hoeven onszelf dus niet weg te cijferen of weg te geven, en altijd klaar te staan.

Een belangrijk begrip is dan ook ‘wederkerigheid’. De wijze waarop wij mensen tegemoet treden heeft alles met geloven te maken. De ander is immers steeds ook ‘beelddrager van God’. Die gelijkwaardigheid komt ook naar voren in het spreken over bondgenoten. Zo mogen we met elkaar optrekken, met name omdat we weet hebben van Gods genade. Diaconaat is gratis, genade en laat zo ook iets zien van de liefde van God. Genade: Gods liefde vóór alles uit.

Het is niet vreemd dat diakenen een belangrijke rol hebben bij het Avondmaal. Aan die tafel ontspringt het diaconaat. Vanuit het Avondmaal ontstaat een gemeenschap die geloof, hoop en liefde deelt. Dit met elkaar delen veronderstelt wederkerigheid. Ons geven is principieel vanuit het besef dat wij elke dag ons leven en wat wij hiervoor nodig hebben ontvangen van de Heer. Met elkaar delen rond en vanuit de Tafel van de Heer is tot eer van God en de naaste tot heil.

Maandag 28 februari: Kleed hen die geen kleding hebben

We lezen: Kolossenzen 3, 12 – 14. Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt.

‘Kleren maken de man’ is een bekende uitdrukking. Kleding is belangrijk. Het gaat over warmte, beschutting en over hoe je eruit ziet. In de Bijbel lezen we al in Genesis 3 dat naaktheid schaamte met zich meebrengt. Daarom is het zo van belang om goede kleding te hebben, passend bij het jaargetijde.
Paulus schrijft over het kleden in meeleven en liefde. Als we ons zó kleden, kunnen we delen als we meer dan genoeg hebben, of ontvangen als we te weinig hebben. Wat trek jij vandaag aan?

Om te doen: ga eens door je kledingkast heen. Heb je goede kleding waar je een ander mee gelukkig kunt maken? Overweeg om dit te schenken aan het Leger des Heils of aan de Kledingbank in Sliedrecht.
Ook is het fijn als er nieuwe kleding wordt bezorgd zoals ondergoed en sokken.

Om over na te denken: als het je gegeven is om warme en fijne kleding te kunnen dragen,
ervaar je dan ook dankbaarheid voor wat zo gewoon kan voelen?

Dinsdag 1 maart: Bied vluchtelingen onderdak

We lezen: Hebreeën 13, 1 en 2:  Houd de onderlinge liefde in stand en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen.

Het valt niet mee als je door anderen als ‘vreemdeling’ wordt gezien. Vreemdelingen zijn al gauw in de ogen van anderen een bedreiging. Dat was al zo in de tijd van het oude Israël en in de begintijd van de christelijke kerk. Het was niet anders in de jaren van Tweede Wereldoorlog. En ook in onze tijd is hier geen uitzondering op. Mensen die huis en haard verlaten vanwege levensbedreigende situaties moeten een uiterst gevaarlijke reis maken, maar lijken vervolgens nergens welkom te zijn. In politieke discussies zijn juist de vluchtelingen vaak het kind van rekening, omdat zij als gevaar en overlast gezien worden. In het verhardende politieke klimaat in ons land wordt het steeds ingewikkelder voor ‘vreemdelingen’ om in Nederland thuis te komen.

Overigens kunnen ook groepen die al generaties lang in Nederland wonen zomaar tot vreemdeling (en dus ongewenst) gemaakt worden. Denk aan Joden, Moslims en tweede of derde generatie migranten. Of mensen die niet zomaar in het plaatje van ‘de heersende norm’ passen.

De Hebreeënbrief geeft een bijzondere kijk op gastvrijheid. Door gastvrij te zijn, zou het zomaar kunnen zijn dat je engelen ontvangen hebt. Het past ook bij wat Jezus zegt in Mattheüs 25: ‘Ik was een vreemdeling en jullie hebben mij opgenomen’.

Onze roeping is om de ander altijd in de ogen te blijven kijken en nooit te ontmenselijken. Zo kan het gebeuren dat we optrekken met engelen en Jezus zelf ontmoeten.

Om te doen: in Sliedrecht is het voor statushouders niet eenvoudig om de weg in de Nederlandse cultuur te vinden. Er gaapt een kloof tussen de verplichte scholing rond inburgering en wat nodig is om staande te blijven in de maatschappij. Wat helpt zijn buddy’s. Mensen die een keer in de zoveel tijd langs willen gaan bij statushouders om een kopje thee te drinken, Nederlands te spreken en hen wegwijs te maken in ons dorp en onze gewoonten.

De vraag van vandaag: zou je erover na willen denken of je buddy zou willen worden voor een statushouder? Of eerst maar eens een keertje een kopje thee of koffie samen drinken. Voor meer informatie of aanmelden kun je contact opnemen met Daniëlle Zwanink. Haar gegevens zijn te verkrijgen via ds. Alexander Veerman (06 83663420)

Om over na te denken: het klimaat in Nederland verhardt op verschillende manieren. Nederlanders met een migratieachtergrond, statushouders en asielzoekers ervaren dit vaak aan den lijve. Wat zou jij / u kunnen doen om hen welkom te laten voelen om zo me te bouwen aan een herbergzame wereld.

Woensdag 2 maart: Bezoek de zieken

We lezen: Marcus 1, 40 – 42 Er kwam iemand naar Hem toe die door een huidziekte onrein was; hij smeekte Hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel: ‘Als U wilt, kunt U mij rein maken.’ Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ En meteen verdween zijn ziekte en hij was rein.

Misschien is het moeilijkste van ziekte wel de eenzaamheid. Mensen die ziek zijn – zeker als het chronisch is – raken vaak hun netwerk en hun plaats in de samenleving kwijt. Of de ziekte nu lichamelijk of psychisch is, al snel ontstaat er een kloof tussen het leven dat gewoon doorgaat en het leven dat stil gevallen of veranderd is door de ziekte.

De genezing van Jezus beginnen altijd met gezien worden. Jezus ziet de zieke mens – nee, Jezus ziet de mens. En Hij raakt de zieke aan en doorbreekt zo het isolement. Zo begint genezing. Die genezing ligt binnen onze mogelijkheden: zie die ander en doorbreek het isolement.

Om te doen: bezoek iemand in de straat, in de buurt of in de kerk die zorgen heeft vanwege psychische of lichamelijke zorgen. Of waag een belletje, stuur een kaartje. Stuur ook een kaartje naar Waerthove, Yulius, Parkzicht, of de Merwebolder.

Om over na te denken: als het je gegeven is om in een gezond lichaam en met een  gezonde geest te leven, ervaar je dan ook dankbaarheid dat u/jij zomaar uit bed kunt stappen zonder pijn of een ander kunt aanspreken zonder angst? Praat eens met iemand die chronisch ziek is over hoop en verlangen.

Donderdag 3 maart Bezoek gevangenen

We lezen: Handelingen 5, 17 – 21 Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren, lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten. ’s Nachts opende een engel van de Heer echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: ‘Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat het nieuwe leven aangaat.’ De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten.

ezoek de gevangenen. Dat is best een lastige opdracht. Gedetineerden hebben over het algemeen iets gedaan waardoor ze die gevangenisstraf ook verdiend hebben. In de samenleving is vaak een harde opstelling merkbaar: wie zich aan een misdaad schuldig heeft gemaakt, moet weg en wordt soms letterlijk uit het leven van de samenleving gebannen.

De Bijbel spreekt op een andere manier over schuld. God haat onrecht en veroordeelt de dader. Maar de Bijbel blijft ook altijd de mens zien.

Als wij zo de mens kunnen blijven zien (zonder de daden op een of andere manier te vergoelijken, want dan doe je ook geen recht aan de gedetineerde) vindt er op een ander niveau bevrijding plaats.

Om te doen: schrijf een kaart aan een gedetineerde. Belangrijk: schrijf op de kaart geen achternaam of plaatsnaam, onderteken alleen met je voornaam. De kaarten kunnen ingeleverd worden in de kerk, op Merwestraat 60 of Veerstoep 23. De verzamelde kaarten zullen doorgestuurd worden naar Epafras (www.epafeas.nl) die zorg zal dragen dat de kaarten bij gedetineerden in het buitenland terecht zullen komen.

Het is ook mogelijk om deze organisatie met een gift te steunen:
Epafras, Leiden, IBAN NL 38 INGB 000 5 676067

Om over na te denken: mensen kunnen fysiek gevangen zitten door daden die een gevangenisstraf rechtvaardigen.. Mensen kunnen ook gevangen zitten in het lichaam of door een verslaving. Denk eens na op welke manier jij/u zou kunnen bijdragen aan de strijd van een verslaafde tegen zijn/haar verslaving.

Vrijdag 4 maart Begraaf de doden

Zoals in de inleiding al is aangehaald, is dit werk van barmhartigheid in de Middeleeuwen toegevoegd. De kerk heeft zich in die tijd sterk gemaakt voor het recht op en het belang van een respectvolle uitvaart.

We lezen: Mattheüs 27, 57 – 60 Toen de avond gevallen was, arriveerde er een rijke man die uit Arimatea afkomstig was. Hij heette Josef en was ook een leerling van Jezus geworden. Hij meldde zich bij Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hierop gaf Pilatus bevel het aan hem af te staan. Josef nam het lichaam mee, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in het nieuwe rotsgraf dat hij voor zichzelf had laten uithouwen. Daarna rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok. Maria van Magdala en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten en bleven daar achter.

Het begraven van de doden was in het oude Israël een belangrijke handeling. De overledenen werden in het graf gelegd in de verwachting van de opstanding van de doden. Het bood tegelijkertijd een plaats voor het verdriet van de overledenen. Zo ontfermde Josef van Arimetea zich over het lichaam van Jezus en waakten en treurden Maria van Magdala en Maria bij het graf.

Zorg voor de overledenen vertelt over de hoop die wij meedragen, over onze hoopvolle toekomst in Christus. Zorg voor de overledenen geeft ook ruimte voor de rouw bij de nabestaanden, en ruimte om het verdriet te delen.

Om te doen: vrijdagavond is er van 19.30 – 21.00 uur, in De Voorhof, verliescafé ‘Bakkie Troost’. Het is een ontmoetingsplek voor mensen die een verlies hebben geleden en elkaar op een laagdrempelige manier kunnen ontmoeten.

Dit is de eerste keer dat ‘Bakkie Troost’ open is. Denk gerust even mee of en hoe we dit in de komende tijd vaker kunnen doen. Opgave vooraf is niet nodig.

Om over na te denken: denk je / denkt u wel eens na over de dood? Hoe zou het afscheid vorm kunnen krijgen? Wat betekent het nadenken over de dood voor de beleving van het leven van vandaag?

Zaterdag 5 maart Zorg voor de schepping

We lezen: Genesis 9, 8 – 10 Ook zei God tegen Noach en zijn zonen: ‘Hierbij sluit Ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, 10en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde.

Zorg voor de schepping is in het christelijk geloof in het Westen ondergesneeuwd geraakt. In de vroege Middeleeuwen is de nadruk komen te liggen op het geestelijk leven, en op het perspectief van de hemel. De aarde was ondergeschikt, het doel was om in de hemel te komen. In het Joodse geloof en in de Oosters-orthodoxe kerk speelt de schepping juist een belangrijke rol in het geloofsleven. God komt terug op deze aarde die vernieuwd wordt. Onze handelingen hebben eeuwigheidswaarde.

In de Oosters-orthodoxe kerk is de schepping een icoon van God. Door naar de schepping te kijken, komt God aan het licht. Wat vertellen de bloemen en de bomen ons? Wat hebben de vlinders en de vogels ons te zeggen?

Om te doen: we verzamelen om 10.00 bij de kerk om in kleine groepjes zwerfvuil op te gaan ruimen.

Om over na te denken: hoe ziet u / zie jij onze verantwoordelijkheid voor de schepping? Hoe geeft u / geef jij daar invulling aan?

Zondag 6 maart: Avondmaalszondag Voed de hongerigen en geef drinken aan wie dorst heeft”

We lezen: Johannes 6, 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.

Vandaag vieren we Avondmaal. De tafel van delen, de tafel van overvloed. Misschien is dat wel de diepste aanklacht aan de mensheid dat het ons niet lukt om de honger uit te bannen. We kunnen niet de wereld op onze nek nemen, maar wel binnen onze mogelijkheden delen.

Armoede in Nederland ziet er anders uit dan armoede in Afrika, maar armoede blijft armoede. Ook hier in Sliedrecht gaan kinderen naar school zonder ontbijt.

Jezus nodigt ons uit on onze levensvervulling en de volheid van leven in Hem te zoeken en te vinden. Dat kan ons helpen om onze prioriteiten te verleggen en ons levensgeluk op een andere manier in te vullen. Wat betekent het voor u / voor jou dat Jezus ons brood is?

Om te doen: neem levensmiddelen mee naar de kerk. Deze zullen doorgegeven worden aan mensen die het nodig hebben.

Om over na te denken: wie zou jij / u willen uitnodigingen om mee te eten?

En toen was ik diaken – maar wat moet ik eigenlijk doen?

8 mei

(De basis voor deze blog is ‘Nieuw diaconaat. Gids voor diakenen en diaconale vrijwilligers’ door Luitzen Miedema)

Voor een aantal diaken zal dit een herkenbaar moment zijn. Je bent gevraagd om diaken te worden. Je hebt ‘ja’ gezegd. Misschien omdat je graag je steentje wilt bijdragen aan de kerk. Misschien omdat je graag mensen wilt helpen. Misschien omdat je vindt dat het je plicht is – iemand moet het doen, toch? Misschien omdat degene die jou gevraagd heeft, zei dat het niet zoveel voorstelde…

In ieder geval sta je daar. Op het liturgisch centrum, voor in de kerk. Bevestigd in het ambt van diaken. De gemeente wenst je zegen toe, feliciteert je en wenst je sterkte. Sterkte?! Wat doet een diaken eigenlijk?

Het is een vraag waar veel diakenen en diaconieën mee worstelen: wat is diaconaat en wat behoort tot onze taken? Veel diakenen raken teleurgesteld, omdat het in al die vergaderingen alleen maar lijkt te gaan over het collecterooster, de wijze van collecteren, het Avondmaal en eventueel over stille armoede.

Bezinning op diaconaat

Het vraagt om ons met elkaar niet alleen te bezinnen op de taken van de diaconie, maar ook een spade dieper te spitten. Wat is diaconaat? Waarom heeft elke kerk een diaconie?

In de kerkorde worden drie velden van de kerkelijke gemeente genoemd: “de missionaire, diaconale en pastorale arbeid”. Over de diaconale arbeid zegt de kerkorde: “De gemeente vervult haar diaconale roeping in de kerk en in de wereld door in de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid te delen wat haar aan gaven geschonken is, helpen waar geen helper is en te getuigen van de gerechtigheid van God waar onrecht geschiedt”. (Artikel X-2)

Deze formulering nodigt uit om de fundamenten van het diaconaat nader te onderzoeken. De diaconale arbeid is immers een roeping van de gemeente. De term ‘diaconaat’ is ontleend aan het Griekse woord ‘diakonia’. Dit woord is vaak uitgelegd als dienst aan de medemens in materiële nood. Het laat zich echter ook breder verstaan. De kerkorde verbindt de diaconale arbeid met barmhartigheid en gerechtigheid. Waar deze woorden geleefd worden, komt het Koninkrijk van God zichtbaar. Diaconaat is niet iets dat voorkomt uit ons geloof, maar het ís geloof: geleefd geloof.

Barmhartigheid

Het eerste fundamentele begrip voor diaconaat is ‘barmhartigheid’. Bijbelse barmhartigheid heeft alles te maken met omzien naar en zorgen voor de mensen om ons heen. Hierbij gaat het enerzijds om de zorg om eerste levensbehoeften, anderzijds om verbondenheid. In Matth. 25, 31-46 vertelt Jezus wat navolgen inhoudt. In de loop van de kerkgeschiedenis zijn deze handelingen de werken van barmhartigheid geworden: het omzien naar hen die honger hebben, naar hen die dorst lijden, vreemdelingen, naakten, zieken, en gevangenen. Later is daar nog de zorg voor de uitvaart en nabestaanden aan toegevoegd.

Barmhartigheid – en dus ook diaconaat – is dus nauw verbonden met navolging en met Christus’ wederkomst en oordeel. Rabbijnen uit de tijd van Jezus wijzen op de plicht om de Naam van Eeuwige te prijzen of zegenen bij alles wat je doet – behalve bij barmhartigheid. Want barmhartig zijn ís op zichzelf al lofprijzing vna Gods Naam.

Gerechtigheid

Het andere fundamentele begrip is gerechtigheid. In de Bijbel betekent gerechtigheid: ‘aan je bestemming komen’, ‘aan je bedoeling beantwoorden’. Het betekent enerzijds dat gerechtigheid onze ogen opent voor onrecht. Anderzijds helpt gerechtigheid ook om barmhartigheid niet oeverloos te laten zijn. De bedding van barmhartigheid is gerechtigheid. We hoeven onszelf dus niet weg te cijferen of weg te geven, en altijd klaar te staan.

Bij de barmhartige Samaritaan treedt de helper weer terug. Zo komen mensen tot hun recht en kunnen zij waardig leven als beeld van God.

Een belangrijk begrip is dan ook ‘wederkerigheid’. De wijze waarop wij mensen tegemoet treden heeft alles met geloven te maken. De ander is immers steeds ook ‘beelddrager van God’. Die gelijkwaardigheid komt ook naar voren in het spreken over bondgenoten. Zo mogen we met elkaar optrekken, met name omdat we weet hebben van Gods genade. Diaconaat is gratis, genade en laat zo ook iets zien van de liefde van God. Genade: Gods liefde vóór alles uit.

Het is niet vreemd dat diakenen een belangrijke rol hebben bij het Avondmaal. Aan die tafel ontspringt het diaconaat. Vanuit het Avondmaal ontstaat een gemeenschap die geloof, hoop en liefde deelt. Dit met elkaar delen veronderstelt wederkerigheid. Ons geven is principieel vanuit het besef dat wij elke dag ons leven en wat wij hiervoor nodig hebben ontvangen van de Heer. Met elkaar delen rond en vanuit de Tafel van de Heer is tot eer van God en de naaste tot heil.

Diaconaat

Diaconaat is dus barmhartigheid + gerechtigheid. Het draait niet om geld, maar om leven. Een mens komt tot leven wanneer aan de eerste levensbehoefte wordt voldaan (overleven) en wanneer er verbondenheid wordt ervaren (samen leven). Diaconaat is die kant van geloven en kerk-zijn die zich hiervoor onbaatzuchtig inzet.

Deze inzet gebeurt op tenminste drie manieren: door voor mensen te zorgen die zichzelf niet kunnen verzorgen, door hen in solidariteit nabij te zijn, en door hun bondgenoot te zijn in hun strijd of verzet tegen kwaad en onrecht.

Werkvelden

Vanuit deze overweging bij het fundament van diaconaat, kunnen we verschillende werkvormen onderscheiden:

  • Bestrijden van eenzaamheid
  • Zorg voor zieken, ouderen, mensen met een beperking. Hierbij valt ook te denken aan aandacht voor mantelzorgers, ondersteuning bij contact met instanties en implicaties van de WMO
  • Aandacht voor nieuwe armen
  • Aandacht voor ‘vreemdelingen’

Missionair diaconaat

Tot slot: door onze diaconale activiteiten tonen we onze betrokkenheid op de samenleving. Diaconaat is een vorm om ons geloof (of de betekenis van ons geloof) te communiceren met de mensen om ons heen.

Geheimhouding: dienst aan de ander

7 mrt

Dit is een bewerking van mijn artikel in Confessioneel 

Geheimhouding behoort tot het wezen van het ambtelijk handelen. Met name pastorale en diaconale arbeid staat of valt met vertrouwen. Wanneer er geen vertrouwen is in de ouderling of de predikant, zal er geen inhoudelijk gesprek kunnen plaatsvinden. In artikelen en discussies over het ambtsgeheim wordt er vaak een koppeling gemaakt met het beroepsgeheim n vergelijkbare beroepsgroepen. Maar hoe functioneert geheimhouding of ambtsgeheim nu in de ambten en diensten die vrijwilligers vervullen?  De analogie met beroepsgeheim kan voor hen immers niet gelden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, ga ik eerst in op de plek van het ambtsgeheim in de kerkorde. Het ambtsgeheim is een middel om de betrouwbaarheid en zorgvuldigheid van de pastorale en diaconale arbeid te beschermen. Vervolgens ga ik in op de vraag naar de grenzen van het ambtsgeheim. Tot slot worden enkele conclusies getrokken. privacy+en+geheimhouding

Ambtsgeheim: waarborgen van betrouwbaarheid

In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland is opgenomen in ordinantie 4, artikel 2 dat ‘zij die een ambt dragen, zij die een dienst vervullen en zij die vanwege gemeente of kerk een taak vervullen, geheimhouding verplicht zijn ten aanzien van alle zaken die hun in de uitoefening van hun ambt, dienst, functie of taak ter kennis komen en een vertrouwelijk karakter dragen’. Wat in deze formulering opvalt, is dat de kerkorde de geheimhouding breed opvat. Het geldt niet alleen voor ambtsdragers, maar ook voor andere vrijwilligers. Ook is het niet beperkt tot een bepaalde afgebakende arbeid, maar raakt alle communicatie die voorkomt uit het kerkelijk werk, mits het een vertrouwelijk karakter draagt.

Het is niet vanzelfsprekend dat geheimhouding op een dergelijke uitgebreide wijze is vastgelegd in de kerkorde. In de jaren ‘50 speelde zowel in de Nederlands Hervormde Kerk als in de Gereformeerde Kerken de vraag of het ambtsgeheim moest worden opgenomen in de kerkorde (D.H.J. Steenks 1999,‘Tussen ons gezegd en gezwegen’. Scriptie over het ambtsgeheim en predikanten.)  Daarnaast moesten beide kerkgenootschappen besluiten of deze geheimhoudingsplicht tevens een plek zou kunnen krijgen in de bevestigingsorden voor ambtsdragers.

Het springt in het oog dat beide kerkgenootschappen hier verschillend over hebben geoordeeld. De Nederlands Hervormde Kerk nam de geheimhouding op in de kerkorde, maar niet in de orde voor de bevestiging van ambtsdragers. In de Gereformeerde Kerken was dit precies andersom. Ook in de huidige tijd is er discussie over het al dan niet vastleggen van geheimhouding in de kerkorde. Zo geeft de gereformeerde (vrijgemaakte) predikant Harmannij in een artikel aan waarom volgens hem geheimhouding geen plaats in de kerkelijke regelgeving verdient (K. Harmannij  (1998) Ambtsgeheim. In: Dienst. Maandblad voor ouderlingen en diakenen van de Geref. Kerken in Nederland (vrijgem.). Jaargang 46, afl. 6). Hij maakt bezwaar tegen het feit dat geheimhouding slechts voor een bepaalde groep zou gelden. Immers elk gemeentelid is geroepen om betrouwbaar te zijn. Zijn belangrijkste punt is dat het spreken in termen van zorgvuldigheid meer recht doet aan het pastorale werk dan het spreken over geheimhouding. Er is meer over deze discussie te vertellen, maar het punt dat ik hier wil maken, is dat het kerkordelijk spreken over geheimhouding niet altijd vanzelfsprekend is (geweest).

Het gegeven dat de geheimhouding in de Protestantse Kerk in Nederland is opgenomen in zowel de kerkorde als ook in de orden voor de bevestiging van ambtsdragers, geeft aan dat de geheimhouding gezien wordt als een verankering van de betrouwbaarheid van mensen die in een ambt staan of een taak of dienst vervullen. Van den Heuvel (2004 De toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk n Nederland. p. 158) merkt hierover op: “In de kerk moet men elkaar kunnen vertrouwen. Dat is van essentieel belang voor het pastoraat, voor diaconale hulpverlening, voor alle situaties waarin vertrouwelijke zaken aan de orde komen. Daarom is de bepaling over de geheimhouding breed geformuleerd.” Ook Heitink (1998, Pastorale zorg. Theologie – differentatie – praktijk. p. 129 hecht veel waarde aan het ambtsgeheim. Hij brengt dit ter sprake wanneer hij spreekt over de pastorale zorg. De mens die zich aan een ander toevertrouwt, maakt zich kwetsbaar. In die zin wordt een pastorale relatie gekenmerkt door asymmetrie vanwege machtsongelijkheid. Dit brengt een verantwoordelijkheid met zich mee, “die tot uitdrukking dient te komen in persoonlijke betrouwbaarheid, in het bewaren van het ambtsgeheim, en in het respecteren van een beroepscode die de waardigheid en integriteit van de ander beschermt.”

Het ambtsgeheim kan de ruimte bieden om persoonlijke en intieme zaken te bespreken, omdat men zich vrij voelt om te spreken. Er is geen principieel verschil tussen de geheimhoudingsplicht van een predikant, een ouderling, diaken, pastoraal bezoeker, etc. Het is in die zin ook van betekenis dat in de kerkorde de bepaling zo ruim is geformuleerd. Het gaat om allen die uit hoofde van de kerk vertrouwelijke informatie kunnen verkrijgen. Ook beperkt de kerkorde de geheimhouding niet tot officiële ontmoetingen, maar laat alles wat een vertrouwelijk karakter draagt onder de geheimhouding vallen. Dit kan gaan om toevallige gesprekken en ontmoetingen. Het roept kerkelijke functionarissen op om met fijngevoeligheid en zorgvuldigheid om te gaan met verkregen informatie.

Reikwijdte ambtsgeheim

Helaas is het zo dat ambtsdragers zich niet altijd bewust zijn van de reikwijdte van het ambtsgeheim. Daarnaast is er, zeker in kleinere plaatsen waar mensen elkaar geregeld in verschillende verbanden tegenkomen, vaak een grote schroom om vrijuit te spreken tegen ambtsdragers. Te vaak komt het voor dat door nonchalance of goed bedoeld overleg vertrouwelijke informatie met teveel mensen wordt gedeeld. Daarom is het van toegevoegde waarde dat bij de bevestiging van ambtsdragers de vraag naar geheimhouding klinkt. Het is een herinnering voor gemeente en ambtsdrager dat vertrouwelijkheid tot de kernbegrippen van het ambt hoort. Het ambtsgeheim staat ten dienste van de gesprekspartner. Het helpt om haar of zijn privacy te waarborgen, zodat zij/hij de ruimte heeft om zichzelf te laten zien. In die zin is geheimhouding dienst aan de ander.  

Absoluut karakter

Betekent dit dat de geheimhouding voor kerkelijke vrijwilligers een absoluut karakter kent? In eerste instantie ben ik geneigd om die vraag positief te beantwoorden, om het belang van geheimhouding op scherp te zetten. Het gaat immers om de integriteit, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de vrijwilliger. En meer dan dat, ook de integriteit van de kerk namens wie de vrijwilliger langskomt, staat op het spel. Voor elk ambt geldt immers dat men ertoe geroepen wordt en bevoegd moet zijn.

Het geroepen zijn door God staat voorop. In eerste plaats staat een ambtsdrager in dienst van God. De gemeente geeft stem aan de roeping van God om een bijzondere taak te vervullen. Die twee momenten komen samen in het ambt: het is uit Christus en door de gemeente. Geloofwaardig en dienstvaardig vormen de kernbegrippen van de ambtsopvatting. Overigens geldt dit niet alleen de ambtsdragers, maar alle leden van de gemeente die het ambt aller gelovigen bekleden. De plicht tot geheimhouding houdt in dat vertrouwelijke informatie niet zonder meer gedeeld mag worden met derden. Dit betekent dat de ambtsdrager of vrijwilliger niets mag vertellen aan eventuele gezinsleden en vrienden.

Als verhalen zijn/haar eigen gemoedsrust raken, kan hiervoor aandacht gevraagd worden zonder inhoudelijk op de situatie in te gaan. Ook kan niet zonder overleg een verhaal met andere ambtsdragers besproken worden. Ambtsgeheim is in die zin aan het ambt van de persoon gebonden. Er kan dan ook niet zoiets bestaan als gedeeld ambtsgeheim. Soms is overleg echter noodzakelijk, maar de ambtsdragers dragen de verantwoordelijkheid om dit zorgvuldig en liefdevol te doen. Ook wanneer overleg noodzakelijk wordt geacht, zoals bijvoorbeeld in een diaconievergadering, is het de vraag of alle diakenen alle details van de hulpvrager zouden moeten kennen.

De plicht tot geheimhouding is een niet te onderschatten groot goed. Zeker in een tijd waarin er zoveel in beweging is rond het privacybeleid. De afgelopen jaren is op meerdere terreinen privacy prijsgegeven ten gunste van veiligheid. Het is van belang dat in de kerken betrouwbaarheid en geloofwaardigheid hoog in het vaandel staan als het gaat om het beschermen van de rechten van het individu.

Grenzen aan het ambtsgeheim

Dit gezegd hebbend, ben ik van mening dat er ook grenzen zitten aan het ambtsgeheim. Er zijn uitzonderingen denkbaar, waarbij overwogen moet worden of het ambtsgeheim niet doorbroken dient te worden. Uitgangspunt blijft dat de geheimhouding het welzijn dient van de gesprekspartner. Dit uitgangspunt biedt ook direct de ruimte voor de uitzonderingen, namelijk wanneer het welzijn van de gesprekspartner op het spel staat of wanneer er onrecht plaatsvindt en ingrijpen noodzakelijk is. In zo’n situatie kan het ondoordacht vasthouden aan het geheimhouding uiteindelijk het tegendeel bewerken dan waarvoor het bedoeld is.

Een paar voorbeelden: een vrachtwagenchauffeur vertelt de ouderling dat hij slecht slaapt en zo vermoeid is, dat hij soms bijna in slaap valt achter het stuur. Het lucht hem op om dit te vertellen, maar hij is niet bereid om verder iets aan zijn probleem te doen. Een vrouw, die graag gezien is in de gemeente, vertelt aan een diaken dat zij erg depressief is. Zij wil niet dat dit verder bekend wordt, maar geeft ook toe suïcidaal te zijn. Ze gaat niet naar de huisarts, omdat ze dat stigmatiserend vindt. Een pastoraal wijkbezoeker bezoekt een gezin, een echtpaar en twee jonge kinderen. Als zij in gesprek zijn, maken de twee kinderen veel lawaai in de aangrenzende kamer. De man staat op om de kinderen tot rust te manen. In de huiskamer is goed te horen dat de man beide kinderen slaat. De vrouw kijkt geschrokken naar de pastoraal wijkbezoeker en fluistert: “Hij kan soms wat driftig zijn, maar als hij niet zoveel zou drinken zou hij veel aardiger zijn. Je mag dit niet verder vertellen, hoor.” Een meisje blijft vaak hangen na Rock Solid avonden. Ze gaat altijd zo laat mogelijk naar huis. De jeugdleider maakt dan altijd nog even een praatje met haar. Op een keer maakt de leider het grapje: “Het lijkt wel of je liever hier wilt blijven slapen!” Het meisje zegt: “Ja, dan zouden er niet van die afschuwelijke dingen gebeuren.” Ze schrikt van haar woorden en smeekt de leider om dit beslist niet verder te vertellen. Het zijn voorbeelden uit de praktijk van het kerkenwerk. Soms zijn het terloopse ontmoetingen, soms afgesproken huisbezoeken.

Wat de voorbeelden gemeenschappelijk hebben, is dat het zaken betreft die een vertrouwelijk karakter dragen en waarbij het welzijn van de gesprekspartner of van anderen in het geding is. De behoefte om de geheimhouding te doorbreken is tweeërlei. Enerzijds is er de behoefte om de ander te helpen of om onrecht aan de kaak te stellen. Anderzijds is er de behoefte om te reflecteren op het eigen handelen. Wat moet ik doen? Hoe moet ik me opstellen? Wat kan ik zeggen en wat niet? Heb ik de juiste koers uitgezet? Het is van groot belang om aan de behoefte tot reflecteren tegemoet te komen. Dit kan ook zonder het ambtsgeheim ter discussie te stellen. De situatie kan anoniem voorgelegd worden aan andere deskundigen. Zo kan in een situatie van huiselijk geweld anoniem het Advies en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld geraadpleegd worden. Ook kan een naburige predikant of iemand vanuit de landelijke kerk benaderd worden om advies en overleg. Wanneer een verhaal drukt op de vrijwilliger is dit een noodzakelijke stap: ga naar de eigen predikant of zoek een deskundige om anoniem de situatie voor te leggen!

Voorwaarden

Wanneer overwogen wordt om het ambtsgeheim te doorbreken, omdat het welzijn van de gesprekspartner in het geding is, of omdat er sprake is van onrecht dat nog steeds plaatsvindt, is het goed om een aantal voorwaarden mee te laten wegen. Het ambtsgeheim mag alleen doorbroken worden, wanneer er geen andere oplossingen meer mogelijk zijn. Zo is het denkbaar in het voorbeeld van de vrachtwagenchauffeur dat de ouderling nog een vervolgbezoek brengt om te wijzen op de risico’s van slaperig rijden. Daarnaast moet het doorbreken van het ambtsgeheim ook tot een oplossing leiden. Het betekent dat de ambtsdrager zich oriënteert op mogelijkheden.

Het anoniem doorspreken van de situatie is een noodzakelijke stap. Vervolgens zal degene die het ambtsgeheim doorbreekt dit met grote zorgvuldigheid moeten doen: er mag alleen datgene gedeeld worden, wat voor die situatie noodzakelijk is. Ook mag het niet met  meer mensen worden gedeeld dan strikt noodzakelijk. Wanneer de diaconie een verzoek krijgt om financiële ondersteuning via een diaken, mag deze diaken niet uitweiden over zaken die niet samenhangen met de hulpvraag. Tot slot verdient het aanbeveling om, indien mogelijk, het ambtsgeheim te doorbreken in overleg met de gesprekspartner. In situaties waarin het welzijn van de gesprekspartner op het spel staat of waarin onrecht aan het licht komt, kan onder bovengenoemde voorwaarden het ambtsgeheim doorbroken  worden. De plicht tot geheimhouding is een groot goed, en vraagt om een zorgvuldige naleving. Dit geldt zowel voor de predikant als voor de vrijwilligers, omdat geheimhouding ten dienste staat van de gesprekspartner.