Een tijdje terug was er wat commotie in protestants domineeland. Paus Franciscus meldde dat een preek niet langer dan 10 minuten zou moeten duren. “Een preek is niet bedoeld om de toehoorders te kwellen, maar om hun hart te raken”, aldus de Paus.
Het is goed om met elkaar na te denken over de waarde van de preek. Hoe vaak komt de preek niet even ter sprake tijdens het kopje koffie? En daar liggen kansen! In het komend seizoen willen we inzetten op de vraag hoe we kunnen groeien in geloof en in onderlinge verbondenheid. Ik ben benieuwd wat uw / jouw ideeën, gedachten en verlangens zijn. Ik heb zelf enkele kansen op een rijtje gezet:
De preek was weer niets / wat was het een fijne preek
Het was een mooie doordeweekse dag. Ik was op bezoek bij een gemeentelid. Door het open raam kwamen geluiden naar binnen die deden vermoeden dat de zomer nog lang niet voorbij was. Zonnestralen wandelden door de woonkamer. “Ja”, zei mijn gesprekspartner, “We praten niet zo snel over diepere dingen. Het kan gebeuren dat iemand zegt ‘de preek was weer niets’ of: ‘het was een fijne preek’, maar daar blijft het ook bij”.
In mijn beleving liggen hier prachtige kansen. Als iemand de preek helemaal niets vond, zit hier een verlangen of een visie achter. Degene die dit zegt, verwacht iets van een preek. Zelfs een nietszeggende preek kan een opening bieden voor een verdiepend gesprek dat ons helpt te groeien in ons geloof. In plaats van de opmerking voor lief te nemen, zouden we kunnen vragen: ‘Wat is je verlangen?’ Of: ‘Vertel eens, wat maakt een preek goed voor jou?’
(Tekst loopt verder na de afbeelding)
Samen koffie drinken – de ziel heeft ook dorst
De tweede kans is het koffiedrinken na de dienst. Veel mensen gaven aan dit erg gemist te hebben tijdens de coronaperiode en erg blij te zijn dat we nu weer samen koffie kunnen drinken. Toch is het goed om hier twee kanttekeningen bij te maken. Allereerst geven verschillende gemeenteleden aan dat ze koffiedrinken aan zich voorbij laten gaan. Zeker als mensen alleen zijn, geven ze aan dat ze het lastig vinden om zomaar aan een tafeltje bij anderen te gaan zitten. Vaak lijkt het erop dat elke tafel vaste stamgasten kent, die het samen zo goed hebben dat ‘nieuwkomers’ zich niet altijd welkom voelen. Het is een uitnodiging voor de gevestigde koffiedrinkers om goed om zich heen te kijken of iedereen gezien wordt en mee kan doen. In de tweede plaats geven verschillende koffiedrinkers aan dat de gesprekken na de dienst vaak een zekere mate van oppervlakkigheid kennen. De gesprekken gaan niet vaak verder dan koetjes en kalfjes. Wat zou het een kans zijn om juist na de viering onder het genot van een kopje koffie na te praten over de dienst en te vertellen wat een gebed, een woord, de zegen voor je heeft betekend. Zou het een idee zijn om op elke tafel een Kletspot met verdiepende en verbindende vragen neer te zetten?
Doe mee met een kring of een andere activiteit
Een mooie manier om te groeien in geloof en in verbondenheid, is om deel te nemen aan een kring of een andere activiteit. Niets is opbouwender en inspirerender dan samen na te denken over geloof en leven en om ervaringen te delen. Nu zou het kunnen zijn dat een tijdstip niet uitkomt of dat je liever over een ander onderwerp of op een andere manier over een onderwerp spreekt. Geef het aan. Er zijn vast andere gemeenteleden met dezelfde vragen en verlangens. Hoe mooi is het om samen te groeien in geloof en in verbondenheid?
Maak tijd in het gezin
Vaak zijn we te druk, te moe of hebben we te weinig inspiratie om in ons eigen gezin werk te maken van groei in geloof en in verbondenheid. Tegelijkertijd is het bijzonder verrijkend en bemoedigend als het ons lukt om in ons eigen gezin samen te bidden of samen te spreken over wat ons ten diepste bezighoudt. Tijd maken voor geloof en leven is verdieping van verbondenheid en zal altijd lonen.
Oefen in volharden
Tot slot: als groei in geloof en verbondenheid eenvoudig zou zijn, zouden we er geen aandacht voor te hoeven vragen. Het tegendeel is echter waar. Er is veel in ons leven dat ons weerhoudt om tijd en aandacht te schenken aan groei. Daarom komt het aan op volharden. Gewoon beginnen en stug volhouden. Israël was op weg naar het Beloofde Land, maar moest eerst 40 jaar door de woestijn trekken. Een hele generatie zou sterven en niet zien waarom die woestijnreis nodig was. Toch hielden ze vol. Misschien zullen ook wij niet zien waarom we volhouden en volharden. Maar we doen het in vertrouwen op God. We doen het in de overtuiging dat we iets door te geven hebben aan onze jongeren. We doen het in de hoop dat de toekomst van God is.
Israëls toch door de woestijn is altijd al opgevat als het beeld van een levensreis. De reis gaat met horten en stoten. Het volk heeft te maken met uitbuiting, slavernij en klein gemaakt worden. Maar ook met ongedachte en onverwachte redding. Het verhaal van de bevrijding uit Egypte laat ook zien hoe lastig het is om de banden van het verleden los te maken en hoe snel het verleden je weer in kan halen. Het laat zien hoe lastig de weg van de vrijheid is.
Juist als we in een tijd van uithouden en volhouden terecht komen, vraagt die weg van vrijheid om geloof, om vertrouwen. Geregeld lijkt de weg van de vrijheid hard en uitzichtloos. Wat kun je dan verlangen naar vroeger. Goed, het was niet echt een pretje, maar je wist wat je had en waar je op kon rekenen. Terug naar de vleespotten van Egypte.
Coronatijd
Als geloofsgemeenschap maken we nu ook zo’n beweging door. Anderhalf jaar lang was het zoeken en worstelen. Hoe kunnen we handen en voeten geven aan onze verbondenheid als de erediensten niet meer fysiek bezocht kunnen worden? Hoe kun je gemeenschap ervaren als de activiteiten vrijwel allemaal gestopt zijn?
Er gebeurden en gebeuren prachtige dingen in onze gemeente. We hebben ingezet op digitale vieringen en bijeenkomsten, en op allerlei manieren hebben we geprobeerd om naar elkaar om te zien. Verbinding zoeken: met elkaar, met het dorp, met God.
Maar het was en is niet eenvoudig. Het is een tijd van bezinning. En sommigen komen tot de conclusie dat de kerk geen oase voor hen was. Heeft het nog zin om je te verbinden met de kerk als je het eigenlijk helemaal niet gemist hebt? Kan de kerk of de kerkdienst een oase zijn? Voor anderen waren juist de digitale vieringen een mogelijkheid om zich meer te verbinden aan geloof en kerk. De digitale kerk was en is voor hen een oase die dorst lest. Weer anderen verlangen enorm naar de tijden van voor corona. Het digitale was het niet. En de beperkingen in de fysieke vieringen deden afbreuk aan wat de kerkdienst juist tot een oase maakt: de onderlinge afstand, het niet kunnen zingen en het missen van het kopje koffie. Het riep afstand op – het was eerder een bittere bron dan een dorstlessende.
Al die verschillende ervaringen van de afgelopen periode – hoopvolle, lastige, verwarrende en bemoedigende ervaringen nemen we mee naar de toekomst. De coronatijd versterkte mijn inziens de beweging en de gevoelens die er al onderhuids waren.
Nu we weer voorzichtig mogen gaan nadenken over ‘terug naar normaal’ dient zich de vraag aan: hoe verder? Wat nemen we mee? Wat hebben we van de afgelopen periode geleerd? Hoe kan de kerkdienst voor een ieder van ons tot oase worden?
Oase in de woestijn
Als de woestijnreis van het volk van Israël ons één ding leert, is dat we plekken nodig hebben om tot rust te komen. Om op adem te komen. We hebben plaatsen nodig waar we opnieuw bepaald worden bij de kern van ons bestaan.
Woestijntijd is een tijd van herbronnen. Waar vind je kracht en energie? Hoe houd je het vol? Oases zijn broodnodig.
Israëls geschiedenis is door zijn herkenbaarheid bemoedigend en richtinggevend. Geloven is een weg van vallen en opstaan. Het ene moment kun je je zo opgebeurd, erkend en gekend weten, maar het andere moment kan het gevoel dat je er alleen voor staat je moedeloos maken.
Zeker als we op onze levensreis een periode van woestijntijd moeten doorstaan – door ziekte, onzekerheid, sleur, twijfels of wat dan ook maar – dan kunnen we overvallen worden door een gevoel van leegte. Nee, dan kan je zomaar verloren lopen in de leegte om en in je.
Woestijntijd. Alleen met oases, met bronnen kom je daar die tijd heen. Alleen met het tijdig vinden van een bron kun je je reis vervolgen. Als de bron bitter is, is dat misschien nog wel erger dan als er geen bron zou zijn geweest. Een bittere bron slaat hoop in duigen, spoelt de grond onder je voeten weg.
Dat raakt aan de vraag van vandaag en de vraag naar de toekomst van onze geloofsgemeenschap. Wat is de kern van ons samenzijn? Wanneer zijn we dorstlessend?
Een stuk hout
Wat in de Bijbel steeds weer hoopgevend is, is dat we mogen leren dat ons leven in voor- en tegenspoed geborgen is in Gods hand. Gaan met God betekent niet dat alles ‘rozengeur en maneschijn’ is, maar wel dat tot in de diepste duisternis we niet alleen zijn.
Het stuk hout herinnert ons aan Gods begin met ons. In de Joodse traditie wordt het stuk hout opgevat als een verwijzing naar de Boom des Levens in de Hof van Eden. In de christelijke traditie als een verwijzing naar het reddende lijden en sterven van Jezus aan het kruis.
Het is goed om dat fundament in gedachten te houden. Een kerkdienst gaat niet over mij of over mijn voorkeuren. Het gaat over God en onze dank aan God voor wat Hij ons in Jezus Christus geschonken heeft. Dán komen we bij de kern.
Ook op anderhalve meter is onze God nabij en onze dank waard. Ook als een ander het lied voor ons draagt, prijzen wij God. Ook als wij thuis in onze huiskamers – en soms zo alleen – meevieren, prijzen en loven wij God. Die lofprijzing, die dankbaarheid maakt onze eigen bittere bronnen zoet.
Waar wij vanuit die liefde van God, die ons draagt, leven en van die liefde uitdelen, verandert bitterheid in een bron die leven geeft.
Avondmaal
Laten we zo samen – thuis en in de kerk – het Avondmaal vieren. Luther stelde dat als de bevoorrading faalt, het geloof onder druk komt te staan. Hier aan het Avondmaal herinnert Jezus ons eraan dat we geliefd en waardevol zijn. We eten van het brood dat leven geeft als tegenwicht aan leegte en onrust, aan schuldgevoel of het gevoel op drift te zijn.
Aan het Avondmaal ervaren we ten diepste wat verbondenheid betekent. Met God, met elkaar. Hier worden we aangesproken, geroepen – om op adem te komen én om op weg te gaan.
Toen de eerste coronagolf net over zijn hoogtepunt heen was, publiceerden Remmelt Meijer en Peter Wierenga hun boek Herkerken. De toekomst van geloofsgemeenschappen. De coronacrisis grijpt diep in in het kerkelijk leven. De meeste kerken zijn snel digitaal gegaan. Maar de aanblik van lege kerkzalen, de moeite om de onderlinge verbondenheid vast te houden en het stilvallen van kerkelijke activiteiten werken moedeloosheid en apathie in de hand. Volgens de auteurs laat de coronacrisis in de kerken zien wat al veel langere tijd al dan niet sluimerend aanwezig is. Al veel langer ondervinden kerken de invloed van individualisme en lossere onderlinge verbanden. door de coronacrisis wordt die andere crisis (secularisatie) versnelt en verdiept.
De crisis is niet alleen een tijd van verlies en zorg, maar biedt ook kansen. Ik betrek het maar op onze eigen geloofsgemeenschap: we worden uitgenodigd en uitgedaagd om na te denken over onze kernboodschap na te denken. Wat bedoelen we met Gods huis? Welke functie heeft ons kerkgebouw in de wijk? Wat is onze missie en hoe verhoudt zich dat met Gods missie?
De eredienst is een van de belangrijkste manieren waarop onze gemeente zich presenteert. Meijer en Wierenga pleiten ervoor om opnieuw na te denken over de vieringen in de kerk. Ze stellen dat de belevingswerelden inmiddels zo verschillend zijn, dat het geen zin meer heeft om in te zetten op een viering waarin alle ‘kleuren’ een plek krijgen. In hun visie zou er meer ingezet kunnen worden op verschillende soorten vieringen binnen een geloofsgemeenschap. Met name de tweede dienst op zondag leent zich hier voor. Het tweede is dat vieringen gebaat zijn bij eenvoud. Kunnen toeschouwers zich de liturgie eigen maken en zo deelnemer worden? Veel van de huidige diensten vragen of om meer uitleg, of om meer vereenvoudiging. “Kleinere samenkomsten leiden tot nieuwe ontdekkingen” (61) Tot slot leggen de auteurs de vraag voor hoe de vieringen opnieuw ingebed kunnen worden in de geloofsgemeenschap. Zeker als er verschillende vieringen zijn die een eigen publiek trekken, is de vraag naar verbinding van belang. Het vraagt om dialoog over de identiteit van de gemeente en om concrete handvatten hoe de vieringen doordeweeks door kunnen werken.
Het herkerken reikt verder dan het opnieuw vorm geven van de eredienst. Het raakt aan de organisatie van de geloofsgemeenschap. Veel geloofsgemeenschappen zijn al jaren bezig om vooral op de winkel te passen. Soms met kunst- en vliegwerk wordt de tent draaiende gehouden totdat het echt niet meer gaat. Meijer en Wierenga nodigen om op een andere manier naar de geloofsgemeenschap te kijken. Het gaat met name om relaties: we zijn als geloofsgemeenschap het Lichaam van Christus. Het betekent dat relaties op de eerste plaats komen. De kerk is vindplaats en oefenplaats van Gods nieuwe wereld. De enige contante in de kerkgeschiedenis is dat Rijk van God. Dat kader verandert niet. Alle andere kaders zullen van tijd tot tijd bijgesteld moeten worden.
Het denken vanuit relaties vraagt volgens de auteurs om drie belangrijke thema’s op een andere manier te benaderen. Het eerste thema is verantwoordelijkheid. Veel geloofsgemeenschappen hebben (onbewust) bijgedragen aan consumentisme. Gemeenteleden bezoeken als consumenten de activiteiten. De activiteiten worden zoveel mogelijk afgestemd op de behoeften van de bezoekers om zoveel mogelijk bezoekers tevreden te stellen. De kerk van de toekomst haakt niet aan bij het consumptiegedrag, maar zoekt naar mogelijkheden om mensen medeverantwoordelijkheid te geven. Kerk ben je samen. Het tweede thema is ruimte voor het experiment. In de oude kerk waren er meer functies die tot verrassende inzichten en ontwikkelingen leidden: apostelen, evangelisten en profeten. Het sluit ook aan bij het eerste punt: geef mensen ruimte en omarm het experiment. Het derde thema betreft de visie op de dominee en de kerkenraad. De kerk zou niet langer de kerk van de predikant moeten zijn. Nu is het vaak zo dat activiteiten pas doorgang vinden als de predikant er op de een of andere manier bij betrokken is. Een geloofsgemeenschap zal moeten leren om meer van onderop en vanuit samen te denken. De rol van de predikant is meer coachend en toerustend.
Deze crisis vraagt dus om een omslag in denken. Niet langer vanuit het verleden, maar vanuit de toekomst, het Koninkrijk (86). De kerk als broedplaats van liefde (97). ‘Een kerkdienst met vijfhonderd mensen heeft veel waardevols te bieden, maar is niet de plek waar de onderlinge liefde geoefend en verdiept wordt’ (103). ‘Massale kerkdiensten of vieringen zullen van tijd tot tijd als zeer samenbindend en inspirerend ervaren kunnen worden, maar het is hoog tijd om te zien dat we moeten herkerken naar de kleinere en menselijke maat.’ (104) Niet dat de kleine groep de grote vervangt, maar we kijken te beperkt: ‘Daar in die huiskamers en buurthuizen, daar gebeurt kerk.’ (104).
De kerk van toekomst is een kerk die bewegelijk is in activiteiten, samenkomt in kleinere groepen en relevant is voor de buurt of wijk.
Het boek nodigt uit om opnieuw te doordenken waarom we ook al weer kerk zijn. Het nodigt uit om minder formalistisch en organisatorisch te denken, en het experiment en de ideeën van onderop ruimte te geven. Dat zal ook helpen om meer gemeenteleden medeverantwoordelijkheid te geven.
De vraag is wel of de waarde van de huidige geloofsgemeenschap voldoende wordt gewaardeerd. Misschien kan een geloofsgemeenschap pionieren en vloeibaarder organiseren als er een vertrouwenwekkende kerk is die al eeuwen meegaat en ook komende stormen zal kunnen doorstaan. Een kerk om op terug te vallen en uit weg te trekken.
Het komt aan op verbinding. Allereerst op het verbinden met God, op opnieuw verbinden met de bron die leven geeft. En op het verbinden met de geloofsgemeenschap. We hebben elkaar nodig op onze levensreis.
Wat spreekt jou aan in het boek Herkerken? Wat roept weerstand op?
voel jij je verbonden met een geloofsgemeenschap? Is die verbinding aan verandering onderhevig? Wil je daar iets over vertellen?
Wat is volgens jou de kern van de geloofsgemeenschap en welke kernwaarden horen daarbij?
Welke stappen zou je zelf willen zetten?
Welke stappen zouden we als geloofsgemeenschap kunnen zetten?
(Dit artikel is geplaatst in het Ouderlingenblad van januari 2021)
Over de impact van de coronacrisis en een weg naar toekomst
Inleiding
‘Kerst gaat toch wel gewoon door?’ Het is eind oktober. In onze winkelstraat kom ik een van onze oudere gemeenteleden tegen. We hebben elkaar niet meer gezien sinds maart, het begin van de intelligente lockdown. Voor corona waren haar man en zij trouwe kerkgangers die vrijwel wekelijks de erediensten bezochten. Na de dienst bleven zij ook altijd even hangen bij het koffiedrinken. Dat was een belangrijke activiteit voor onze gemeente waar veel gemeenteleden graag gebruik van maakten. Sinds maart zaten zij thuis. Haar man heeft een kwetsbare gezondheid zodat ze ook niet naar de diensten gingen toen het mogelijk was om met een gedeelte van de gemeente aanwezig te zijn. Het koffiedrinken hebben we sinds maart opgeschort.
Onze regio (Zuid-Holland zuid) blijkt een brandhaard te zijn en ook in de gemeente merken we dat de corona dichtbij komt. Dichterbij dan tijdens de eerste golf. We hebben juist als regieteam moeten besluiten dat we fysieke activiteiten gaan beperken en weer meer digitaal gaan doen. Het heeft ook consequenties voor onze kerstvieringen. Dat was geen gemakkelijk besluit. Want juist deze kerstvieringen vertellen iets over onze identiteit. Vanaf vierde advent tot en met de top2000 dienst op de laatste zondag van het jaar staat onze gemeente bol van de activiteiten. In de aanloop naar Kerst is er een gezellige en verwachtingsvolle drukte vanwege alle voorbereidingen. Dit jaar dus niets van dat alles. Geen grootste vieringen met stampvolle kerken. Dit jaar gaat alles anders.
‘Kerst gaat toch wel gewoon door?’ Ik schud van nee en zie de teleurstelling bij mijn gemeentelid. We praten nog een tijdje door op anderhalve meter, in de winkelstraat. Ik vraag haar of het hen lukt om digitaal mee te vieren. ‘Nee’, zegt ze. ‘We kijken gewoon naar de EO’.
Deze ontmoeting schetst in een notendop de machteloosheid, pijn en onzekerheid waar we als geloofsgemeenschap mee worstelen door de coronapandemie. In dit artikel wil ik verkennen wat de impact van de corona is op de geloofsgemeenschap en handvatten aanreiken om met deze crisis om te gaan.
Een traumatiserende periode
Het coronavirus overviel ons. Van de ene op de andere dag kregen we te maken met een intelligente lockdown. De gevolgen van het virus en van de lockdown waren ingrijpend. De anderhalve meter werd ingevoerd als nieuwe standaard. Aanraken was niet langer mogelijk. Gewoon bij elkaar op bezoek gaan, behoorde niet zomaar tot de mogelijkheden.
Met name mensen die zelf ziek werden of wie in deze periode afscheid moesten nemen van geliefden, voelden de zwaarte van deze maatregelen het diepst en hevigst. In de eerste golf was het niet mogelijk om bij partners, ouders, familieleden of vrienden op bezoek te gaan als zij corona kregen. De coronamaatregelen verstoorden het afscheid van naasten. En ook de uitvaarten werden mede bepaald door de maatregelen: er mochten minder mensen aanwezig zijn en er was geen ruimte voor lichamelijke troost. Wat doet dit met het rouwproces?
Ook op andere manieren werden mensen getroffen door de corona(maatregelen). De druk op werknemers in de zorg was en is immens. De zorgmedewerkers werden geconfronteerd met een nauwelijks te behappen toestroom van ernstig zieke mensen. Er werden langere diensten gedraaid om de zorg vol te kunnen houden. De impact van de werkdruk en het leed waar zij mee geconfronteerd zijn, is groot. Wanneer is er voor hen tijd om bij te komen en om te verwerken?
Niet alleen het coronavirus zelf, maar ook de (noodzakelijke) maatregelen om verspreiding van het virus te voorkomen, werkten ontwrichtend door. Ondanks de ruimhartige steunpakketten van het kabinet, vrezen velen voor hun baan of zijn al werkloos geworden.
Mensen met een kwetsbare gezondheid raakten en raken in deze coronaperiode meer geïsoleerd. Elke leeftijdscategorie kende en kent zijn eigen specifieke pijn en zorg.
Lang niet iedereen ervaart in dezelfde mate de impact van corona. Iedereen moet zich echter wel verhouden met onzekerheid over de toekomst en met machteloosheid om eigen regie te kunnen voeren. Wat doet deze onzekerheid en machteloosheid met de samenleving?
De tweede golf
De onzekerheid en machteloosheid worden versterkt, omdat de corona maar niet verdwijnt. Voor de zomer leek het beter te gaan en was er weer meer mogelijk. Vanaf september liepen de besmettingscijfers echter weer snel op. Terwijl ik dit artikel schrijf, zitten we midden in de tweede golf. Opnieuw is het onduidelijk hoelang dit zal duren. Wat we in ieder geval zeker weten, is dat Kerst en Oud en Nieuw door de corona ingekleurd zullen worden.
Deze tweede golf verschilt van de eerste golf. In maart was er in eerste instantie schrik. Maar al snel was er ook een grote saamhorigheid. Massaal gaf de samenleving ruimte op om zo rondom mensen met een kwetsbare gezondheid te staan. Het onderlinge omzien werd via kerken, sociale teams, buurten en wijken georganiseerd. Mensen namen de moeite elkaar een bemoedigend kaartje te sturen of even te bellen.
In de tweede golf is er echter veel minder saamhorigheid. Het leiderschap van het kabinet en de deskundigheid van het OMT worden betwist. Mensen geven aan somberder en gelatener te zijn. Het blijkt veel lastiger om de moed erin te houden.
De geloofsgemeenschap onder druk
De geloofsgemeenschap wordt dus mede gevormd door mensen die direct of indirect te maken hebben met de impact van corona. Naast de individuele impact staat ook de gemeenschap als collectief onder druk. De coronamaatregelen raken het hart van het gemeenteleven.
De geloofsgemeenschap draait voor een belangrijk deel om de zondagse eredienst (het samen zingen, bidden en ontmoeten) en om de onderlinge ontmoetingen of contacten (koffiedrinken na kerktijd, koor, geloofskringen, pastoraat, enz.). Samen vieren en ontmoeten vormen toch het fundament van het gemeente-zijn. Nu dit niet meer vanzelfsprekend is, raakt dit niet alleen de organisatie van de plaatselijke gemeente, maar ook de symboliek van ‘het Lichaam van Christus’.
De fysieke samenkomsten hebben nu in zekere zin hun glans verloren: er kan maar een gedeelte van de gemeente aanwezig zijn, en er is steeds die lastige afstand – terwijl er zo’n behoefte is aan een troostend of bemoedigend gebaar. Het niet mogen zingen in de kerk valt niet mee. De impact van ‘het nieuwe normaal’ op de cohesie in de geloofsgemeenschap is fors.
Hoe goed we ook onze best zullen doen, we missen nabijheid en verbondenheid. Dat brengt ook verdriet en zorg met zich mee.
Een collectief trauma?
De coronacrisis werkt ontwrichtend en roept gevoelens van kwetsbaarheid en machteloosheid op. Zoals een individueel trauma de innerlijke structuur van een persoon beschadigt, zo beschadigd een collectief trauma de structuur van de gemeenschap. Het is mijn stelling dat zorg voor de geloofsgemeenschap ondersteunend zal zijn voor mensen die worstelen met de directe gevolgen van corona. De geloofsgemeenschap kan de bedding vormen waar de verhalen gedeeld en verteld kunnen worden. In mijn onderzoek (A.L. Veerman, Ontredderd. Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. 2005, p. 274vv) laat ik zien dat een collectief trauma de sociale verbondenheid van mensen beschadigt en het gevoel van gemeenschappelijkheid schaadt. Vaak werkt zo’n collectief trauma langzaam en sluipend door.
De identiteit van de geloofsgemeenschap staat op het spel. De identiteit van onze gemeente werd gevormd door de mooie, inspirerende en samenbindende erediensten, en door het kopje koffie na afloop. Die elementen zijn in de coronatijd weggevallen. Onze reflex is om te wachten tot de corona voorbij is en achterom te kijken naar hoe we het altijd gedaan hebben. Het gevolg is dat onze onderlinge band losser wordt en onze geloofsgemeenschap zomaar uit elkaar zou kunnen vallen.
Na de eerste schok en de heroïsche fase waarin we elkaar steunden en bemoedigden, is nu de fase van teleurstelling en desillusie aangebroken. Hoe kunnen we voorbij de teleurstelling komen?
Op weg met een verhaal dat ons draagt
De coronacrisis dwingt ons opnieuw naar gemeente-zijn te gaan kijken. We zullen voorbij onze drukte en onze activiteiten moeten durven kijken. Het gaat niet allereerst om onze activiteiten, ook niet om onze erediensten. Het gaat allereerst om de hoop die op ons toekomt door Jezus Christus. We zijn Zijn gemeente. In Hem leven en bewegen wij. In Hem vinden we onze kracht en worden we op de been gezet.
De Bijbel biedt verschillende verhalen die ons kunnen helpen om als gemeenschap ons te herpakken en op weg te gaan uit verslagenheid. Deze verhalen kunnen ook de bedding vormen waarbinnen de verhalen van gemeenteleden een plek kunnen krijgen. Waar nu behoefte aan is, is aan Bijbelverhalen met transformerende kracht: van teleurstelling naar hoop, van wantrouwen naar liefde, van onzekerheid naar geloof.
Het verhaal van het volk Israël dat door de woestijn naar het Beloofde Land reist, is zo’n verhaal. Het vertelt over een volk dat zich moet verhouden met de lange duur van de reis. Het vertelt over het murmureren en het betwijfelen van gezag. Het vertelt over het worstelen en strijden met God.
Maar het vertelt ook over het loslaten van wat was, en het op reis gaan naar de onbekende toekomst. Het vertelt van de belofte van Gods nabijheid en van een toekomst die vandaag de moeite waard maakt.
Tot slot
In deze coronatijd waarin we op zoveel manieren beperkt worden in onze mogelijkheden, worden we uitgenodigd om ons te verdiepen in de kern van het gemeente-zijn: getuige worden van de hoop van Jezus Christus.
We hebben Bijbelverhalen nodig die ons in deze tijd van een bedding voorzien om de gebeurtenissen te duiden en om ons te wijzen op hoop. Deze Bijbelverhalen hebben een transformerende kracht en zal ons ook uitnodigen om nieuwe wegen te zoeken voor kerk-zijn on coronatijd.
Soms tref je een artikel dat gedachten en gevoelens verwoordt die al langere tijd met je meegaan, maar wat je nog niet scherp hebt gekregen. Het artikel
is voor mij zo’n eyeopener. De auteur Jan Edminston stelt scherpe vragen bij het motief waarom kerken zoeken naar voorgangers die jonge gezinnen aanspreken en weer in de kerk moeten zien te krijgen. Vaak is een van de belangrijkste reden om zich te richten op jonge gezinnen, dat een geloofsgemeenschap geen toekomst heeft zonder nieuwe generaties. Het gaat dus om het voortbestaan van de gemeente en om het vinden van mensen die straks het vrijwilligerswerk voortzetten.
Welk motief?
In zekere zin wordt een geloofsgemeenschap hierdoor al minder aantrekkelijk. Jonge gezinnen zijn in bovengenoemde opvatting niet interessant om wie ze zelf zijn en wat ze zelf meebrengen, maar als redding van de gemeente.
Het is van belang om goed te kijken naar de reden waarom geloofsgemeenschappen zich richten op jonge gezinnen. Zou het niet uitmaken als we juist jongeren en jongvolwassenen willen helpen en ondersteunen om in een tijd waarin veel gebeurt, tijd en ruimte te blijven maken voor de ziel? Zou het niet een verschil maken als geloofsgemeenschappen zich zouden afvragen wat zij van deze jonge mensen kunnen leren? Of dat de gemeente verbondenheid, geloof en hoop te delen heeft?
Mogelijkheden
Waar gemeenten in zwaar weer écht behoefte aan hebben, zijn voorgangers die gebroken en gebutste mensen naar een thuis kunnen leiden. Gemeenten in deze tijd hebben behoefte aan voorgangers die de geloofsgemeenschap kunnen verbinden aan de culturele context. Daar waar de geloofsgemeenschap met beide benen in de culturele context staat, waar de boodschap gaat over het leven van alledag en de gemeente diaconaal present is, zijn jonge mensen aanwezig en betrokken.
De cultuur waarin we leven en ademen, is veranderd. Hoe kunnen we in die cultuur met ons geloof uit de voeten – die vraag zal leidend moeten zijn.
Om 14.30 uur druppelden de eerste ouders met peuters en kleuters de Ontmoetingskerk binnen. Buiten zat een grote teddybeer uitnodigend op een stoel. In de deuropening hing een gordijn van repen blauw crêpepapier waar we daarheen moesten ‘waden’ om naar de ark van Noach te gaan. Wat dat was het thema van deze eerste Kerk-op-schoot-viering in de Ontmoetingskerk.
Dominee Beer
Viering voor peuters en kleuters
Het is een viering die speciaal bedoeld is voor peuters en kleuters. Het is een mooie manier om als ouders of grootouders samen met de jonge kinderen geloof te vieren en een positieve ervaring met de kerk op te doen. Verschillende kerken zijn inmiddels al vertrouwd met deze vieringen en de ervaringen zijn erg positief. Meer informatie vind je hier Een Bijbelverhaal wordt uitgesplitst in onderdelen, die worden geconcretiseerd aan de hand van een zelfgemaakt lied op een bekende melodie. Bij elk onderdeel wordt ook een ‘belevingselement’ toegevoegd; iets om te zien, te doen, te voelen. Op deze manier gaat het verhaal voor kinderen leven en kunnen ze echt deelnemen aan de viering.
Gezellige drukte
De kerkzaal was prachtig versierd. In het gangpad een lange optocht van knuffels op weg naar de ark die op het liturgisch centrum stond. Duivenslingers en een regenboog maakten het helemaal af. Om 15.00 was het razend gezellig in de kerk. Er waren wel zo’n 60 kleuters en peuters, die vaders, moeders, opa’s, oma’s, broers en zussen hadden meegenomen. Deze opkomst was boven alle verwachting!
Talenten komen samen
Wat gaaf was om te zien hoe allerlei talenten in deze viering bij elkaar kwamen. Anja leidde met dominee Beer op een ontspannende en inspirerende wijze de kerk-op-schoot-viering, waarbij Janneke en Hanna allerlei had- en spandiensten verrichtten. Natasja had hard gewerkt om de kerk echt heel mooi en passend te versieren en om allerlei ark-spullen te verzamelen waar de kinderen na afloop mee konden spelen. Gerdien genoot zichtbaar van het dirigeren van het kinderkoor Vivace dat schitterend gezongen heeft.
Geslaagde viering
Het was een geslaagde viering. Afwisselend, ontspannen en samenbindend. Mooi om een kerk te zien vol met kinderen en ouders. De peuters en kleuters genoten zichtbaar. Ze hadden knuffels meegenomen, kregen tijdens de viering een bellenblaas om de regenboog te laten zien en na afloop een mooie kleurplaat.
Al met al duurde de viering een half uurtje. Na afloop was er nog ruimte om gezellig na te praten. Deze eerste keer was echt een succes dat roept om een vervolg. Heb je zin om mee te helpen in de organisatie? Laat het even weten.
Met een zekere regelmaat krijg ik preekvoorzieners aan de telefoon. Het is een verantwoordelijke taak. Zij moeten er voor zorgen dat er iedere zondag voorgangers de erediensten komen leiden. Het is lang niet altijd gemakkelijk om predikanten te vinden die de openstaande zondagen kunnen opvullen. Tegelijkertijd hebben ze ook nog te maken met een geloofsgemeenschap die liever de ene predikant hoort dan de andere. Preekvoorzieners zijn vaak bevlogen gemeenteleden die proberen om zorgvuldig een evenwichtig rooster samen te stellen.
Ongemakkelijk gevoel
Inmiddels ben ik negen jaar predikant en heb in veel kerken mogen preken. Ergens bekruipt mij een ongemakkelijk gevoel. Het is een gevoel dat me sowieso kan overvallen als ik nadenk over de reden waarom we als plaatselijke kerk samenkomen. Als gastvoorganger komen de vragen soms scherper binnen. Wat doen we in de kerk? Waarom doen we wat we doen? We investeren in een gastvoorganger, maar wat brengt het de gemeente als geloofsgemeenschap? Wat is het belang van die preek? De meeste kerkgangers horen tijdens de kerkdienst de Bijbeltekst voor het eerst en hebben misschien niets met de vragen en gedachten die ik als voorganger aansnijd. Natuurlijk, we komen samen om geloof te delen, God de eer te brengen en iets op te doen wat mee zou kunnen gaan in de week die voor ons ligt. Dat alleen al is van belang.
Ontmoeting
Voor veel kerkelijk betrokken mensen is de kerkdienst een van belangrijkste gebeurtenissen voor hun geloof. De kerkdienst is de plek waar ontmoetingen plaatsvinden en waar mensen iets opdoen aan God. Tegelijkertijd moet ik echter ook constateren dat we weinig aandacht lijken te hebben voor gemeenschapsvorming. Het is goed zoals het is. We richten ons op de mensen die we kennen en samen ervaren we verbondenheid. Nieuwkomers vallen echter vaak buiten de boot. Als gastvoorganger merk ik soms grote verlegenheid om zich met mij te verhouden. Kerkenraadsleden praten onderling bij en ik wacht tot de dienst begint. (Ik zit hier verder niet mee, hoor. Ik kan goed voor mezelf zorgen en een gesprekje aanknopen. Ook stilte kan ik verdragen, geen zorgen!) Als dit bij mij al gebeurt, dan zal dit ook bij gewone gasten kunnen voorkomen.
Als voorganger zie ik overigens nog iets anders als het om ‘ontmoeting’ gaat. Protestanten lijken de wonderlijke gewoonte te hebben om vooral niet naast elkaar te gaan zitten. Ook zit de gemeente het liefst zo ver mogelijk af van de voorganger. Vindt er echt ontmoeting en gemeenschapsvorming plaats tijdens de eredienst? Of gaan kerkgangers eenzamer naar huis dan ze gekomen zijn?
Ontmoeting met God
Het andere punt – de ontmoeting met God – zet mij ook aan het denken. Als ik naar de ontwikkelingen in de verschillende geloofsgemeenschappen kijk, dan moet ik constateren dat het ons niet lukt om de nieuwe generaties enthousiast te maken om zich te verbinden aan de kerk. Veelal is er sprake van een beweging waarin ouders losser komen van de kerk en haar gebruiken, waarna de kinderen zich uiteindelijk laten uitschrijven. Een andere trend is dat trouwe kerkgangers steeds minder (Bijbel)kennis bezitten.
Rust in Gods ruimte
Het is goed om te bedenken dat de mensen die er zijn. gekomen zijn om iets van rust te ervaren. Niets moeten, gewoon er mogen zijn in de ruimte van God. Daar wil ik niet aankomen. Dat is kostbaar.
Krakende kerk
Ondertussen kraakt de kerk in haar voegen. En ook dat is niet erg. Het biedt mogelijkheden en kansen. Het nodigt uit om ons opnieuw te bezinnen op de vraag waarom we als geloofsgemeenschap samenkomen. Om na te denken over de vraag voor wie wij kerk mogen zijn. Het biedt de ruimte om na te denken over hoe we zelf weer aangesproken worden door het evangelie en hoe we voor anderen van betekenis kunnen zijn. Het is niet erg dat de kerk kraakt. Als we maar niet doen alsof het allemaal goed komt. Een goede preek gaat de geloofsgemeenschap niet redden, maar daar is de preek ook niet voor bedoeld. Met mijn ongemakkelijke gevoel zal ik blijven preken.
Het is echter ook tijd om te zoeken en te verkennen. Om elkaar weer te leren kennen, inspiratie te delen en te groeien in geloof, hoop en liefde. De geloofsgemeenschap als oefenruimte van de Geest. Ik open het raam – de wind steekt op!
In de komende weken vinden er vijf ontmoetingen plaats in de Ontmoetingskerk rond het thema ‘veelkleurig geloven’. Het is een uitermate belangrijk thema. Enkele decennia geleden was het nauwelijks denkbaar dat ‘veelkleurigheid’ een kenmerk van de identiteit van een kerkelijke gemeente kon zijn. De gemeente kwam immers bijeen rond een bepaalde gedeelde visie en ook over de vormen bestond relatief veel overeenstemming. Vanaf de jaren tachtig kregen de ontwikkelingen die in de jaren zestig waren ingezet ook een beleidsmatig vervolg. In die tijd namen zowel de Hervormde Kerk als de Gereformeerde Kerken een rapport aan die de veranderende visie op waarheid onder woorden bracht.
Inmiddels kent ook onze gemeente een grote diversiteit in geloofsbelevingen en voelen gemeenteleden zich bij verschillende vormen thuis. Het is niet verwonderlijk dat de Ontmoetingskerk zichzelf omschrijft als een ‘veelkleurige gemeente‘. Maar wat bedoelen we hier eigenlijk mee? Is het een term die ingegeven is door verlegenheid? Soms lijkt het hier wel op. Het valt niet mee om met elkaar van hart tot hart te spreken over de dingen die onze levensovertuiging aangaan. Daarnaast is het ook lastig om écht veelkleurig te zijn. Geregeld hoor ik mensen mopperen op keuzes die gemaakt worden in de liturgie. ‘Hoe is het mogelijk dat zo’n lied (Oosterhuis, Opwekking of uit een andere bundel) gewoon in de ochtenddienst gezongen wordt?’
Veelkleurigheid kost veel. Als we veelkleurigheid niet als verlegenheid, maar als visie gaan uitdragen, zullen we ook de kosten moeten durven dragen. Het betekent namelijk dat we niet meer kunnen volstaan om een lied of een geloofsuitspraak af te doen als onzin, oppervlakkig, hoogdravend of onjuist. We zullen ons moeten verdiepen in de betekenis van dat lied of die geloofsuitspraak voor de ander. Veelkleurigheid betekent dat we plaats inruimen voor het gedachtegoed van onze naaste.
Door veelkleurigheid als een visie voor gemeenteopbouw te benaderen, kan de geloofsgemeenschap op een verrassende manier gaan sprankelen. Christian Schwarz heeft een boeiende benadering beschreven in zijn boekje ‘God ervaren als Vader, Zoon en heilige Geest‘.
Met dit boekje gaan we op de ontmoetingen aan de gang. Het beloven mooie en inspirerende avonden te worden!
sectie 1 en 2 op 19 januari om 19.45 uur
sectie 4 op woensdag 21 januari van 15.30 – 17.00
sectie 3 en 5 op maandag 26 januari om 19.45
sectie 6 en 7 op dinsdag 27 januari om 19.45
sectie 8 en 9 op dinsdag 3 februari om 19.45
Als het niet lukt om op een eigen sectieavond te komen, is het natuurlijk uitstekend wanneer je op een andere avond / middag aanschuift. Van harte welkom!