Deze geloofsbelijdenis van Sjoukje en Anton is voorgelezen in de belijdenisdienst op Pinksterzondag 5 juni 2022
Wij geloven. En we spreken het hier in het midden van de gemeente hardop uit: wij geloven in God. We geloven voorbij de vanzelfsprekendheid en we geloven door de diepte van onze vragen en twijfels heen. Het is God die ons draagt en bij ons is.
Wat het ingewikkeld maakte om te geloven is de strijd tussen kerken, het oordeel van christenen over anderen, en de uitsluiting van medemensen. We worstelden met God door het verdriet in de wereld en in ons leven. We worstelden met God door inzichten van de wetenschap die zo haaks lijken te staan op lessen uit de Bijbel.
We vonden sporen van God in diepgravende discussies met vrienden. We ontdekten sporen van God in de vreugde en dankbaarheid van medechristenen wereldwijd. We ontdekten sporen van God in ontmoetingen in de kerk, in muziek, in de verwondering om en van het leven.
We waagden de geloofssprong: we geloven in God de Vader, Schepper van hemel en aarde. De wetten van de wetenschap onthullen de grootsheid van de werkelijkheid. Het geloof maakt ruimte voor verwondering en betekenis. Ons bestaan is niet een toevallige en willekeurige samenloop van omstandigheden, maar ons bestaan is bedoeld: we zijn gekend en geliefd.
In deze God van liefde vinden we rust omdat Hij op ons leven betrokken is, ons leidt en naar onze gebeden luistert.
Wij geloven in Jezus Christus, het gezicht van God. In zijn lijden, sterven en opstanding overwon Hij de macht en krachten van het kwaad en herstelde de relatie van God met ons. In Jezus vinden we hoop die dieper en sterker is dan de narigheid in deze wereld. Jezus wijst ons de weg van het leven zoals het bedoeld is: heb lief. Bekommer je om de kwetsbaren en de zwakkeren, bekommer je om je medemensen. Ook zij zijn geschapen door God.
Wij geloven dat wij niet voor onszelf leven. Het is de heilige Geest die ons dat steeds weer doet herinneren – God dichtbij. De heilige Geest herinnert ons aan ons nieuwe leven in Jezus Christus, opdat we steeds weer uitdelen van geloof, hoop en liefde.
Waar de Geest waait, ontstaat kerk. Geloven doe je samen, in verbondenheid. In je eentje geloven is risicovol, omdat het vuur zomaar kan doven.
Waar de Geest waait, is vergeving van zonden: de ruimte om opnieuw te mogen beginnen. Dat is de christelijke hoop.
Geloven is de bedding van ons leven. Geloven is het besef dat we deel uitmaken van Gods wereld, een veel groter geheel dan we ons konden voorstellen. Geloven is dankbaarheid: de handen openen om te ontvangen. Geloven is verwondering: de ogen openen voor Gods rijkdom. Geloven is Gods liefde toelaten in je leven en daarvan uitdelen. Geloven is je gedragen weten, tot in Gods toekomst.
De diaconale week staat in het teken van de zeven werken van barmhartigheid en loopt van deze vierde zondag naar het Avondmaal van 6 maart. Zes van deze werken komen uit Mattheüs 25: “Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op,ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”
In 1207 voegde Paus Innocentius II er een zevende werk aan toe: het begraven van de doden. In de Middeleeuwen was het begraven van de doden vanwege alle heersende besmettelijke
ziekten niet zonder risico voor eigen lijf en leden. Het begraven van de doden was daarom een daad van barmhartigheid, wie de doden begroef verrichtte een daad van naastenliefde.
Paus Franciscus heeft naar aanleiding van de encycliek Laudato Si een achtste werk van barmhartigheid genoemd: “Laat ons barmhartig zijn voor ons gemeenschappelijk huis”. Hiermee wordt zorg voor de schepping bedoeld. Deze toevoeging aan de reeds bestaande zeven werken van barmhartigheid werd in een brief van 6 augustus 2015 door Paus Franciscus voorgesteld.
De woorden uit Mattheüs bieden een handvat om geloof te leven en te doen. Juist in deze werken van barmhartigheid blijkt het mogelijk om Jezus zelf te ontmoeten. Niet zozeer in degene die geeft, maar juist in de ander die jouw steun zo nodig heeft.
We hebben ervoor gekozen om voor deze diaconale week het eten geven aan wie honger heeft en drinken aan wie dorst heeft samen te nemen, en te verbinden aan de Avondmaalszondag op 6 maart. Daarnaast hebben we zorg voor de schepping toegevoegd.
Wat is diaconaat?
Onze diaconie draagt zorgt voor de diaconale arbeid in onze gemeente. De term ‘diaconaat’ is ontleend aan het Griekse woord ‘diakonia’. Dit woord is vaak uitgelegd als dienst aan de medemens in materiële nood. Het laat zich echter ook breder verstaan. De kerkorde verbindt de diaconale arbeid met barmhartigheid en gerechtigheid. Waar deze woorden geleefd worden, komt het Koninkrijk van God zichtbaar. Diaconaat is niet iets dat voorkomt uit ons geloof, maar het ís geloof: geleefd geloof.
Het eerste fundamentele begrip voor diaconaat is ‘barmhartigheid’. Bijbelse barmhartigheid heeft alles te maken met omzien naar en zorgen voor de mensen om ons heen. Hierbij gaat het enerzijds om de zorg om eerste levensbehoeften, anderzijds om verbondenheid.
Barmhartigheid – en dus ook diaconaat – is nauw verbonden met navolging en met Christus’ wederkomst en oordeel. Rabbijnen uit de tijd van Jezus wijzen op de plicht om de Naam van Eeuwige te prijzen of zegenen bij alles wat je doet – behalve bij barmhartigheid. Want barmhartig zijn ís op zichzelf al lofprijzing van Gods Naam.
Het andere fundamentele begrip is gerechtigheid. In de Bijbel betekent gerechtigheid: ‘aan je bestemming komen’, ‘aan je bedoeling beantwoorden’. Het betekent enerzijds dat gerechtigheid onze ogen opent voor onrecht. Anderzijds helpt gerechtigheid ook om barmhartigheid niet oeverloos te laten zijn. De bedding van barmhartigheid is gerechtigheid. We hoeven onszelf dus niet weg te cijferen of weg te geven, en altijd klaar te staan.
Een belangrijk begrip is dan ook ‘wederkerigheid’. De wijze waarop wij mensen tegemoet treden heeft alles met geloven te maken. De ander is immers steeds ook ‘beelddrager van God’. Die gelijkwaardigheid komt ook naar voren in het spreken over bondgenoten. Zo mogen we met elkaar optrekken, met name omdat we weet hebben van Gods genade. Diaconaat is gratis, genade en laat zo ook iets zien van de liefde van God. Genade: Gods liefde vóór alles uit.
Het is niet vreemd dat diakenen een belangrijke rol hebben bij het Avondmaal. Aan die tafel ontspringt het diaconaat. Vanuit het Avondmaal ontstaat een gemeenschap die geloof, hoop en liefde deelt. Dit met elkaar delen veronderstelt wederkerigheid. Ons geven is principieel vanuit het besef dat wij elke dag ons leven en wat wij hiervoor nodig hebben ontvangen van de Heer. Met elkaar delen rond en vanuit de Tafel van de Heer is tot eer van God en de naaste tot heil.
Maandag 28 februari: Kleed hen die geen kleding hebben
We lezen: Kolossenzen 3, 12 – 14. Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt.
‘Kleren maken de man’ is een bekende uitdrukking. Kleding is belangrijk. Het gaat over warmte, beschutting en over hoe je eruit ziet. In de Bijbel lezen we al in Genesis 3 dat naaktheid schaamte met zich meebrengt. Daarom is het zo van belang om goede kleding te hebben, passend bij het jaargetijde. Paulus schrijft over het kleden in meeleven en liefde. Als we ons zó kleden, kunnen we delen als we meer dan genoeg hebben, of ontvangen als we te weinig hebben. Wat trek jij vandaag aan?
Om te doen: ga eens door je kledingkast heen. Heb je goede kleding waar je een ander mee gelukkig kunt maken? Overweeg om dit te schenken aan het Leger des Heils of aan de Kledingbank in Sliedrecht. Ook is het fijn als er nieuwe kleding wordt bezorgd zoals ondergoed en sokken.
Om over na te denken: als het je gegeven is om warme en fijne kleding te kunnen dragen, ervaar je dan ook dankbaarheid voor wat zo gewoon kan voelen?
Dinsdag 1 maart: Bied vluchtelingen onderdak
We lezen: Hebreeën 13, 1 en 2: Houd de onderlinge liefde in stand en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen.
Het valt niet mee als je door anderen als ‘vreemdeling’ wordt gezien. Vreemdelingen zijn al gauw in de ogen van anderen een bedreiging. Dat was al zo in de tijd van het oude Israël en in de begintijd van de christelijke kerk. Het was niet anders in de jaren van Tweede Wereldoorlog. En ook in onze tijd is hier geen uitzondering op. Mensen die huis en haard verlaten vanwege levensbedreigende situaties moeten een uiterst gevaarlijke reis maken, maar lijken vervolgens nergens welkom te zijn. In politieke discussies zijn juist de vluchtelingen vaak het kind van rekening, omdat zij als gevaar en overlast gezien worden. In het verhardende politieke klimaat in ons land wordt het steeds ingewikkelder voor ‘vreemdelingen’ om in Nederland thuis te komen.
Overigens kunnen ook groepen die al generaties lang in Nederland wonen zomaar tot vreemdeling (en dus ongewenst) gemaakt worden. Denk aan Joden, Moslims en tweede of derde generatie migranten. Of mensen die niet zomaar in het plaatje van ‘de heersende norm’ passen.
De Hebreeënbrief geeft een bijzondere kijk op gastvrijheid. Door gastvrij te zijn, zou het zomaar kunnen zijn dat je engelen ontvangen hebt. Het past ook bij wat Jezus zegt in Mattheüs 25: ‘Ik was een vreemdeling en jullie hebben mij opgenomen’.
Onze roeping is om de ander altijd in de ogen te blijven kijken en nooit te ontmenselijken. Zo kan het gebeuren dat we optrekken met engelen en Jezus zelf ontmoeten.
Om te doen: in Sliedrecht is het voor statushouders niet eenvoudig om de weg in de Nederlandse cultuur te vinden. Er gaapt een kloof tussen de verplichte scholing rond inburgering en wat nodig is om staande te blijven in de maatschappij. Wat helpt zijn buddy’s. Mensen die een keer in de zoveel tijd langs willen gaan bij statushouders om een kopje thee te drinken, Nederlands te spreken en hen wegwijs te maken in ons dorp en onze gewoonten.
De vraag van vandaag: zou je erover na willen denken of je buddy zou willen worden voor een statushouder? Of eerst maar eens een keertje een kopje thee of koffie samen drinken. Voor meer informatie of aanmelden kun je contact opnemen met Daniëlle Zwanink. Haar gegevens zijn te verkrijgen via ds. Alexander Veerman (06 83663420)
Om over na te denken: het klimaat in Nederland verhardt op verschillende manieren. Nederlanders met een migratieachtergrond, statushouders en asielzoekers ervaren dit vaak aan den lijve. Wat zou jij / u kunnen doen om hen welkom te laten voelen om zo me te bouwen aan een herbergzame wereld.
Woensdag 2 maart: Bezoek de zieken
We lezen: Marcus 1, 40 – 42 Er kwam iemand naar Hem toe die door een huidziekte onrein was; hij smeekte Hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel: ‘Als U wilt, kunt U mij rein maken.’ Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ En meteen verdween zijn ziekte en hij was rein.
Misschien is het moeilijkste van ziekte wel de eenzaamheid. Mensen die ziek zijn – zeker als het chronisch is – raken vaak hun netwerk en hun plaats in de samenleving kwijt. Of de ziekte nu lichamelijk of psychisch is, al snel ontstaat er een kloof tussen het leven dat gewoon doorgaat en het leven dat stil gevallen of veranderd is door de ziekte.
De genezing van Jezus beginnen altijd met gezien worden. Jezus ziet de zieke mens – nee, Jezus ziet de mens. En Hij raakt de zieke aan en doorbreekt zo het isolement. Zo begint genezing. Die genezing ligt binnen onze mogelijkheden: zie die ander en doorbreek het isolement.
Om te doen: bezoek iemand in de straat, in de buurt of in de kerk die zorgen heeft vanwege psychische of lichamelijke zorgen. Of waag een belletje, stuur een kaartje. Stuur ook een kaartje naar Waerthove, Yulius, Parkzicht, of de Merwebolder.
Om over na te denken: als het je gegeven is om in een gezond lichaam en met een gezonde geest te leven, ervaar je dan ook dankbaarheid dat u/jij zomaar uit bed kunt stappen zonder pijn of een ander kunt aanspreken zonder angst? Praat eens met iemand die chronisch ziek is over hoop en verlangen.
Donderdag 3 maart Bezoek gevangenen
We lezen:Handelingen 5, 17 – 21 Daarop besloten de hogepriester en zijn medestanders, de sadduceeën, in te grijpen. Vervuld van jaloezie als ze waren, lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten. ’s Nachts opende een engel van de Heer echter de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: ‘Ga naar de tempel en spreek daar tot het volk over alles wat het nieuwe leven aangaat.’ De apostelen gaven hieraan gehoor en gingen bij het aanbreken van de dag naar de tempel, waar ze hun onderricht voortzetten.
ezoek de gevangenen. Dat is best een lastige opdracht. Gedetineerden hebben over het algemeen iets gedaan waardoor ze die gevangenisstraf ook verdiend hebben. In de samenleving is vaak een harde opstelling merkbaar: wie zich aan een misdaad schuldig heeft gemaakt, moet weg en wordt soms letterlijk uit het leven van de samenleving gebannen.
De Bijbel spreekt op een andere manier over schuld. God haat onrecht en veroordeelt de dader. Maar de Bijbel blijft ook altijd de mens zien.
Als wij zo de mens kunnen blijven zien (zonder de daden op een of andere manier te vergoelijken, want dan doe je ook geen recht aan de gedetineerde) vindt er op een ander niveau bevrijding plaats.
Om te doen: schrijf een kaart aan een gedetineerde. Belangrijk: schrijf op de kaart geen achternaam of plaatsnaam, onderteken alleen met je voornaam. De kaarten kunnen ingeleverd worden in de kerk, op Merwestraat 60 of Veerstoep 23. De verzamelde kaarten zullen doorgestuurd worden naar Epafras (www.epafeas.nl) die zorg zal dragen dat de kaarten bij gedetineerden in het buitenland terecht zullen komen.
Het is ook mogelijk om deze organisatie met een gift te steunen: Epafras, Leiden, IBAN NL 38 INGB 000 5 676067
Om over na te denken: mensen kunnen fysiek gevangen zitten door daden die een gevangenisstraf rechtvaardigen.. Mensen kunnen ook gevangen zitten in het lichaam of door een verslaving. Denk eens na op welke manier jij/u zou kunnen bijdragen aan de strijd van een verslaafde tegen zijn/haar verslaving.
Vrijdag 4 maart Begraaf de doden
Zoals in de inleiding al is aangehaald, is dit werk van barmhartigheid in de Middeleeuwen toegevoegd. De kerk heeft zich in die tijd sterk gemaakt voor het recht op en het belang van een respectvolle uitvaart.
We lezen: Mattheüs 27, 57 – 60 Toen de avond gevallen was, arriveerde er een rijke man die uit Arimatea afkomstig was. Hij heette Josef en was ook een leerling van Jezus geworden. Hij meldde zich bij Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hierop gaf Pilatus bevel het aan hem af te staan. Josef nam het lichaam mee, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in het nieuwe rotsgraf dat hij voor zichzelf had laten uithouwen. Daarna rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok. Maria van Magdala en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten en bleven daar achter.
Het begraven van de doden was in het oude Israël een belangrijke handeling. De overledenen werden in het graf gelegd in de verwachting van de opstanding van de doden. Het bood tegelijkertijd een plaats voor het verdriet van de overledenen. Zo ontfermde Josef van Arimetea zich over het lichaam van Jezus en waakten en treurden Maria van Magdala en Maria bij het graf.
Zorg voor de overledenen vertelt over de hoop die wij meedragen, over onze hoopvolle toekomst in Christus. Zorg voor de overledenen geeft ook ruimte voor de rouw bij de nabestaanden, en ruimte om het verdriet te delen.
Om te doen: vrijdagavond is er van 19.30 – 21.00 uur, in De Voorhof, verliescafé ‘Bakkie Troost’. Het is een ontmoetingsplek voor mensen die een verlies hebben geleden en elkaar op een laagdrempelige manier kunnen ontmoeten.
Dit is de eerste keer dat ‘Bakkie Troost’ open is. Denk gerust even mee of en hoe we dit in de komende tijd vaker kunnen doen. Opgave vooraf is niet nodig.
Om over na te denken: denk je / denkt u wel eens na over de dood? Hoe zou het afscheid vorm kunnen krijgen? Wat betekent het nadenken over de dood voor de beleving van het leven van vandaag?
Zaterdag 5 maart Zorg voor de schepping
We lezen: Genesis 9, 8 – 10 Ook zei God tegen Noach en zijn zonen: ‘Hierbij sluit Ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, 10en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde.
Zorg voor de schepping is in het christelijk geloof in het Westen ondergesneeuwd geraakt. In de vroege Middeleeuwen is de nadruk komen te liggen op het geestelijk leven, en op het perspectief van de hemel. De aarde was ondergeschikt, het doel was om in de hemel te komen. In het Joodse geloof en in de Oosters-orthodoxe kerk speelt de schepping juist een belangrijke rol in het geloofsleven. God komt terug op deze aarde die vernieuwd wordt. Onze handelingen hebben eeuwigheidswaarde.
In de Oosters-orthodoxe kerk is de schepping een icoon van God. Door naar de schepping te kijken, komt God aan het licht. Wat vertellen de bloemen en de bomen ons? Wat hebben de vlinders en de vogels ons te zeggen?
Om te doen: we verzamelen om 10.00 bij de kerk om in kleine groepjes zwerfvuil op te gaan ruimen.
Om over na te denken: hoe ziet u / zie jij onze verantwoordelijkheid voor de schepping? Hoe geeft u / geef jij daar invulling aan?
Zondag 6 maart: Avondmaalszondag “Voed de hongerigen en geef drinken aan wie dorst heeft”
We lezen: Johannes 6, 35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.
Vandaag vieren we Avondmaal. De tafel van delen, de tafel van overvloed. Misschien is dat wel de diepste aanklacht aan de mensheid dat het ons niet lukt om de honger uit te bannen. We kunnen niet de wereld op onze nek nemen, maar wel binnen onze mogelijkheden delen.
Armoede in Nederland ziet er anders uit dan armoede in Afrika, maar armoede blijft armoede. Ook hier in Sliedrecht gaan kinderen naar school zonder ontbijt.
Jezus nodigt ons uit on onze levensvervulling en de volheid van leven in Hem te zoeken en te vinden. Dat kan ons helpen om onze prioriteiten te verleggen en ons levensgeluk op een andere manier in te vullen. Wat betekent het voor u / voor jou dat Jezus ons brood is?
Om te doen: neem levensmiddelen mee naar de kerk. Deze zullen doorgegeven worden aan mensen die het nodig hebben.
Om over na te denken: wie zou jij / u willen uitnodigingen om mee te eten?
In 2019 besloot de synode (het landelijk bestuur) van de Protestantse Kerk in Nederland om de Verklaring omtrent Gedrag (VOG) in kerkelijke gemeenten verplicht te stellen voor vrijwilligers die werken met kwetsbare mensen. Het was één van de maatregelen om plaatselijke gemeenten aan te sporen om werk te maken van een veiligheid binnen de gemeente. Op de website veiligekerk.nl die werd gelanceerd, is een stappenplan te vinden op weg naar een veilige kerk.
Wat bijzonder was, was dat de plaatselijke geloofsgemeenschappen gebruik konden maken van de regeling om de VOG gratis te verkrijgen. Aan de gratis VOG zijn wel enkele voorwaarden verbonden: zo moet er preventief beleid ontwikkeld worden en moeten er vertrouwenspersonen in de gemeente zijn aangesteld. Het verplichtende karakter, gekoppeld aan deze voorwaarden bieden een goede mogelijkheid om gemeenten over de streep te trekken om werk te maken van de strijd tegen ongewenste grensoverschrijdingen. In dit blog heb ik dat uiteengezet.
Belang van de VOG
Dit weekend liet de PKN echter in een bericht weten dat er een einde komt aan de gratis VOG. Vanaf januari 2022 zal er een eigen bijdrage voor de VOG gevraagd worden. Nu is de vraag: is dat erg?
Misschien is het goed om eerst iets te vertellen over de ambivalentie rond de VOG. De plaatselijke geloofsgemeenschappen staan niet in de rij om de VOG te omarmen. De VOG vergroot immers nauwelijks de veiligheid in de plaatselijke gemeente. Alleen als iemand veroordeeld is, zal een VOG geweigerd worden. Iedereen die nog niet betrapt is of pas in de eigen gemeente zich schuldig maakt aan misbruik, zal gewoon een VOG krijgen. Met andere woorden: de VOG biedt geen veiligheid.
Ook zien veel gemeenten op tegen de dynamiek die in de eigen gelederen kan ontstaan. Sommige vrijwilligers doen al jarenlang hun taken in de gemeente. Het vragen om een VOG kan voelen als wantrouwen waardoor er ook vrijwilligers af haken. Gemeenten die worstelen om het hoofd boven water te houden, kunnen dit missen als kiespijn. Tot slot blijkt in de meeste gemeenten de strijd tegen misbruik sowieso geen prioriteit te hebben.
De andere kant is dat er wel een belangrijk signaal van uit gaat: als we vrijwilligers om een VOG vragen, geven we aan dat we echt werk maken van de veilige kerk. Daarnaast sluiten we aan bij de ontwikkelingen in de samenleving. Binnen zorg en onderwijs is het allang gebruikelijk om te vragen om een VOG. Juist de gratis VOG kan gemeenten helpen om beleid vorm te geven en werk te maken van vertrouwenspersonen.
Eigen bijdrage
Nu komt er dus een einde aan de mogelijkheid om een gratis VOG aan te vragen. De PKN biedt nog de mogelijkheid om snel (vóór 31 december van dit jaar) een VOG aan te vragen, maar in dit soort situaties is haastige spoed zeker niet goed. Beleid maken rond veilige kerk vraagt om een overwogen tijdspad waarin de gemeente wordt meegenomen. Daarnaast moeten er belangrijke vragen beantwoord worden: wie komen in aanmerking voor de gratis VOG, hoe kunnen we voldoen aan de voorwaarden en wie gaat de VOG regelen voor de plaatselijke gemeente? Als dit niet goed doordacht wordt, zal het beleidsvoornemen averechts werken.
Daar komt nog iets bij:in november 2019 werd de VOG verplicht. Tegelijkertijd bleef het behoorlijk stil. Er zijn maar een paar gemeenten die gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid. En dat is toch echt een gemiste kans.
Actie gevraagd
Het is mijns inziens spijtig dat er een eigen bijdrage gevraagd gaat worden voor de VOG. Juist in deze tijd komen er zoveel verhalen naar boven die het noodzakelijk maken om als landelijke kerk in actie te komen: enkele jaren geleden kwam Resister Tear met een peiling onder christelijke vrouwen. 70% van de vrouwen bleek zich onveilig te voelen in de kerk. Uit een recent onderzoek blijkt dat seksisme in de kerk een serieus probleem is. Nu is seksisme geen misbruik, maar biedt wel de voedingsbodem voor seksuele grensoverschrijdingen. Onderzoeken binnen de sportwereld en de danswereld laten zien dat misstanden in de haarvaten van onze samenleving zitten.
Juist nu zou de kerk een statement moeten maken en met vaart werken aan een veilige kerk. Misschien gebeurt dit ook en heb ik het niet gezien. Dat is natuurlijk mogelijk. Maar het signaal dat meekomt in de eigen bijdrage voor de VOG helpt niet. In die zin vind ik het inderdaad erg.
Ook vandaag zijn er weer mensen misbruikt in een christelijke context. Elke gemeente moet aan de slag met de veiligheid en met de strijd tegen misbruik. De eigen bijdrage voor de VOG is overigens geen enkel excuus om niet te werken aan een veilige gemeente. Luister eens naar de verhalen van mensen die te maken hebben gehad met geweld of misbruik. Die verhalen vragen om een dubbele inzet: laat zien aan welke kant je als gemeente staat. Maak beleid, zorg voor vertrouwenspersonen. Ook dit is werken aan Gods Koninkrijk.
Vorige week las ik een bericht in de krant dat me de adem ontnam. Niet dat ik het ergens niet verwachtte. Of dat ik het eigenlijk wel wist of minimaal vermoedde. Ik hoorde en hoor verhalen van vrouwelijke collega’s. Over hoe zij telkens weer hun positie moeten bevechten. Hoe er gelet wordt op uiterlijk en kleding. Hoe er seksistische opmerkingen gemaakt werden. Hoe ik zelf ook uitgelachen werd toen ik in een landelijke kerkelijke vergadering met bijna alleen maar mannen seksisme aan de orde stelde.
Afgelopen week werden de uitkomsten gepubliceerd van een onderzoek naar seksisme onder vrouwelijke predikanten door het Nederlands Dagblad: ” Ruim driehonderd vrouwen uit verschillende kerken vulden de vragenlijst in. De uitkomst: 86 procent van de vrouwelijke voorgangers geeft aan seksisme te ervaren in haar werk, deze voorgangers voelen zich ongelijk behandeld vanwege hun vrouw-zijn. Driekwart van deze voorgangers geeft aan seksistisch benaderd te worden door gemeenteleden. Ruim zestig procent deelt dat ze ongelijk behandeld wordt door collega-voorgangers. Een kwart van de voorgangers zegt seksisme te ervaren vanuit het bestuur van de kerk.”
Het onderzoek in het Nederlands Dagblad laat op een verpletterende wijze zien wat er mis is in de kerk. Of beter: wat er mis is in mijn eigen kerk, de Protestantse Kerk in Nederland. De meeste respondenten zijn immers voorganger in de PKN.
Ik heb geaarzeld over de titel van dit blog. Is het niet beter om te spreken over seksisme binnen de kerk? Kun je zeggen dat de kerk zelf seksistisch is? Laten we eerlijk zijn en de feiten tot ons nemen: 90% van de vrouwelijke voorgangers ervaart seksisme. Dan is er geen sprake meer van een incident, maar dan gaat het over het klimaat, de cultuur in de PKN. Mijn vrouwelijke collega’s zijn net als ik in het ambt bevestigd. Het ambt heeft alles te maken met Christus zelf. De kerkorde van de PKN zegt het zo: “Om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren is van Christuswege het openbare ambt van Woord en Sacrament gegeven.” Seksisme raakt aan het heil en raakt aan Christus zelf.
Daar komt nog iets bij. Als vrouwelijke voorgangers al op deze wijze worden bejegend, wat zegt dat over onze houding naar vrouwen in het algemeen? Hoe ver zijn wij afgedwaald van de vrijheid van het Evangelie, zoals verwoord door Paulus: “In Christus is er geen onderscheid meer tussen man en vrouw” (Galaten 3,28). Het onderzoek laat zien dat vrouwelijke voorgangers juist ook seksisme ervaren van mannelijke collega’s. Seksisme is dus niet een ‘vrouwending’, maar een groot probleem van en voor de mannen in de kerk. Predikanten hebben de roeping hierin hun gemeente voor te gaan en de veiligheid van vrouwen in de gemeente te waarborgen.
Het schilderij ‘Hartpijn’ van Esther Veerman
Seksisme is niet onschuldig. Het gaat uit van de superioriteit van de man en maakt de vrouw klein. Seksisme creëert ook het klimaat waarbinnen ongewenste seksuele grensoverschrijdingen plaats kunnen vinden. Het vraagt dus om een ondubbelzinnige veroordeling van elke vorm van seksisme en om beleid om vrouwen hun plek in de geloofsgemeenschap in te kunnen nemen, in vrijheid en veiligheid.
De houding van de PKN is tot nog toe teleurstellend. De PKN wenste niet mee te werken aan het onderzoek (vanwege de AVG, maar dar is echt onzin) en heeft tot vandaag nog niet inhoudelijk en voor de vrouwelijke collega’s steunend gereageerd. De oecumenische vrouwensynode schrijft in een open brief dat zij een steunbetuiging van de PKN missen en dat dit ook zeer doet.
Ik vind het erg. Ik vind het erg dat mijn vrouwelijke collega’s zich niet veilig voelen in de PKN. Ik vind het verschrikkelijk dat een deel van mijn mannelijke collega’s zich schuldig maakt aan het creëren van onveiligheid voor vrouwelijke voorgangers. Ik vind het teleurstellend dat de PKN deze uitkomsten (nog) niet scherp veroordeeld heeft en met beleid komt om vrouwen binnen de kerk veiligheid te bieden.
Op de sociale media reageren vrouwelijke en mannelijke collega’s met een zekere terughoudendheid. ‘Als ik toch eens zou vertellen wat ik heb meegemaakt / wat ik gezien heb ….’ Laten we toch alsjeblieft die geheimen doorbreken. Zeg het maar. Vertel maar wat we niet willen zien, wat we niet willen horen. Alleen dan kunnen we bouwen aan veiligheid.
Is dat niet waar het uiteindelijk om gaat? Veiligheid. Alleen dan kan het evangelie landen. Alleen dan is de kerk heilig.
Op 3 mei lanceerde de PKN op haar website een laatste proefballonnetje: een speciale kerkdienst voor gevaccineerden. De gedachte achter dit proefballonnetje is dat met name de ouderen in de achterliggende periode geleden hebben onder eenzaamheid en weer verlangen om de verbondenheid in een kerkdienst te ervaren. Omdat binnenkort vrijwel alle 70-plussers gevaccineerd zullen zijn, nodigt de landelijke kerk de kerkenraden uit om alvast na te denken over de mogelijkheden die het gevaccineerd zijn met zich meebrengen. Een werkgroep van de PKN heeft alvast wat voorwerk gedaan.
In het stuk op de site is te lezen dat de PKN met deze geste geen mensen wil buitensluiten (de kerk is er immers voor iedereen, en niet alleen voor bijvoorbeeld gevaccineerden), maar juist wil uitnodigen: laat kwetsbaren nu ook naar de kerkdiensten komen. Zoiets.
Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat dit proefballonnetje toevoegt aan de kerkelijke mogelijkheden die er al zijn. Wel roept het gedoe op in de media en onrust in de kerk: gaan we toch onderscheid maken tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden? Terwijl de winst nu ook niet direct spectaculair te noemen is. Dagblad Trouwmeldt dat de PKN inzet op voorzichtigheid en verantwoordelijkheid (“het is een handreiking, geen advies”). Die voorzichtigheid betekent concreet:
“Daarom geldt ook bij aparte diensten voor gevaccineerden het maximum dat nu wordt geadviseerd: dertig mensen, en bij grotere kerkgebouwen ten hoogste 10 procent van het aantal plekken. En al zijn ze ingeënt, ook bij de extra dienst moeten de kerkgangers zich aan de afstands- en hygiëneregels houden.”
Het roept herinneringen op aan de ‘handreikingen’ rond het dopen (met de verlengde doopschelp) en rond de ongevraagde actie om predikanten voorrang te laten krijgen bij het vaccineren. En wat daarbij komt: er is een overlegorgaan van geloofsgemeenschappen met de overheid. In het begin van de coronatijd werden adviezen van de PKN afgestemd met die commissie (Het Interkerkelijk Contact Overheidszaken). Het lijkt erop dat de proefballonnen de andere kerkgenootschappen ook overvallen.
Nu geloof ik direct dat concrete vragen uit plaatselijke gemeenten ten grondslag liggen aan de proefballonnetjes. Maar ik zit niet te wachten op een ‘handreiking’ die mij als predikant met meer vragen dan antwoorden achterlaat of die mij opeens in een discussie trekt die de mijne niet zou moeten zijn (‘Wat hoor ik, dominee, gaat de kerk de vrijheid van niet-gevaccineerden beperken’?’) En ook deze handreiking lijkt ook – opnieuw – slecht doordacht: kampen niet alle generaties met beperkingen? Wat doen we met onze jongeren en gezinnen met kinderen? Met onze leerkrachten? Links of rechtsom, de suggestie die gewekt wordt, is dat niet meer kunnen/hoeven te wachten en rechten menen te kunnen ontlenen aan de vaccinatie.
Mijn vraag aan de landelijke kerk is: kom alsjeblieft met echte handreikingen. Tot mijn verbazing en teleurstelling raadt de PKN in handreiking over de speciale kerkdiensten aan om de discussie over wel of niet vaccineren te vermijden. Verrassing: die vraag leeft dus wel in de gemeente en daar zou een handreiking heel behulpzaam bij zijn.
In mijn beleving nodigt een vraag naar kerkelijke mogelijkheden rond vaccinatie uit tot een doordenking over bijvoorbeeld het Lichaam van Christus, of over verbondenheid in coronatijd, over solidariteit door de generaties heen, over verantwoordelijkheid naar de samenleving, enzovoort. Het nodigt uit om te kijken wat er nu al mogelijk is en gebeurt in geloofsgemeenschappen.
Een extra kerkdienst voor gevaccineerden op 1,5 meter afstand, zonder te zingen en met maximaal 30 personen voegt niet echt iets toe. Behalve die onrust, dus. Mijn vraag: kunt u met gedegen handreikingen komen die ons helpen om onze argumenten te formuleren voor de keuzes die we maken.
Houd vol. Laten we elkaar vasthouden en samen optrekken.
Toen de eerste coronagolf net over zijn hoogtepunt heen was, publiceerden Remmelt Meijer en Peter Wierenga hun boek Herkerken. De toekomst van geloofsgemeenschappen. De coronacrisis grijpt diep in in het kerkelijk leven. De meeste kerken zijn snel digitaal gegaan. Maar de aanblik van lege kerkzalen, de moeite om de onderlinge verbondenheid vast te houden en het stilvallen van kerkelijke activiteiten werken moedeloosheid en apathie in de hand. Volgens de auteurs laat de coronacrisis in de kerken zien wat al veel langere tijd al dan niet sluimerend aanwezig is. Al veel langer ondervinden kerken de invloed van individualisme en lossere onderlinge verbanden. door de coronacrisis wordt die andere crisis (secularisatie) versnelt en verdiept.
De crisis is niet alleen een tijd van verlies en zorg, maar biedt ook kansen. Ik betrek het maar op onze eigen geloofsgemeenschap: we worden uitgenodigd en uitgedaagd om na te denken over onze kernboodschap na te denken. Wat bedoelen we met Gods huis? Welke functie heeft ons kerkgebouw in de wijk? Wat is onze missie en hoe verhoudt zich dat met Gods missie?
De eredienst is een van de belangrijkste manieren waarop onze gemeente zich presenteert. Meijer en Wierenga pleiten ervoor om opnieuw na te denken over de vieringen in de kerk. Ze stellen dat de belevingswerelden inmiddels zo verschillend zijn, dat het geen zin meer heeft om in te zetten op een viering waarin alle ‘kleuren’ een plek krijgen. In hun visie zou er meer ingezet kunnen worden op verschillende soorten vieringen binnen een geloofsgemeenschap. Met name de tweede dienst op zondag leent zich hier voor. Het tweede is dat vieringen gebaat zijn bij eenvoud. Kunnen toeschouwers zich de liturgie eigen maken en zo deelnemer worden? Veel van de huidige diensten vragen of om meer uitleg, of om meer vereenvoudiging. “Kleinere samenkomsten leiden tot nieuwe ontdekkingen” (61) Tot slot leggen de auteurs de vraag voor hoe de vieringen opnieuw ingebed kunnen worden in de geloofsgemeenschap. Zeker als er verschillende vieringen zijn die een eigen publiek trekken, is de vraag naar verbinding van belang. Het vraagt om dialoog over de identiteit van de gemeente en om concrete handvatten hoe de vieringen doordeweeks door kunnen werken.
Het herkerken reikt verder dan het opnieuw vorm geven van de eredienst. Het raakt aan de organisatie van de geloofsgemeenschap. Veel geloofsgemeenschappen zijn al jaren bezig om vooral op de winkel te passen. Soms met kunst- en vliegwerk wordt de tent draaiende gehouden totdat het echt niet meer gaat. Meijer en Wierenga nodigen om op een andere manier naar de geloofsgemeenschap te kijken. Het gaat met name om relaties: we zijn als geloofsgemeenschap het Lichaam van Christus. Het betekent dat relaties op de eerste plaats komen. De kerk is vindplaats en oefenplaats van Gods nieuwe wereld. De enige contante in de kerkgeschiedenis is dat Rijk van God. Dat kader verandert niet. Alle andere kaders zullen van tijd tot tijd bijgesteld moeten worden.
Het denken vanuit relaties vraagt volgens de auteurs om drie belangrijke thema’s op een andere manier te benaderen. Het eerste thema is verantwoordelijkheid. Veel geloofsgemeenschappen hebben (onbewust) bijgedragen aan consumentisme. Gemeenteleden bezoeken als consumenten de activiteiten. De activiteiten worden zoveel mogelijk afgestemd op de behoeften van de bezoekers om zoveel mogelijk bezoekers tevreden te stellen. De kerk van de toekomst haakt niet aan bij het consumptiegedrag, maar zoekt naar mogelijkheden om mensen medeverantwoordelijkheid te geven. Kerk ben je samen. Het tweede thema is ruimte voor het experiment. In de oude kerk waren er meer functies die tot verrassende inzichten en ontwikkelingen leidden: apostelen, evangelisten en profeten. Het sluit ook aan bij het eerste punt: geef mensen ruimte en omarm het experiment. Het derde thema betreft de visie op de dominee en de kerkenraad. De kerk zou niet langer de kerk van de predikant moeten zijn. Nu is het vaak zo dat activiteiten pas doorgang vinden als de predikant er op de een of andere manier bij betrokken is. Een geloofsgemeenschap zal moeten leren om meer van onderop en vanuit samen te denken. De rol van de predikant is meer coachend en toerustend.
Deze crisis vraagt dus om een omslag in denken. Niet langer vanuit het verleden, maar vanuit de toekomst, het Koninkrijk (86). De kerk als broedplaats van liefde (97). ‘Een kerkdienst met vijfhonderd mensen heeft veel waardevols te bieden, maar is niet de plek waar de onderlinge liefde geoefend en verdiept wordt’ (103). ‘Massale kerkdiensten of vieringen zullen van tijd tot tijd als zeer samenbindend en inspirerend ervaren kunnen worden, maar het is hoog tijd om te zien dat we moeten herkerken naar de kleinere en menselijke maat.’ (104) Niet dat de kleine groep de grote vervangt, maar we kijken te beperkt: ‘Daar in die huiskamers en buurthuizen, daar gebeurt kerk.’ (104).
De kerk van toekomst is een kerk die bewegelijk is in activiteiten, samenkomt in kleinere groepen en relevant is voor de buurt of wijk.
Het boek nodigt uit om opnieuw te doordenken waarom we ook al weer kerk zijn. Het nodigt uit om minder formalistisch en organisatorisch te denken, en het experiment en de ideeën van onderop ruimte te geven. Dat zal ook helpen om meer gemeenteleden medeverantwoordelijkheid te geven.
De vraag is wel of de waarde van de huidige geloofsgemeenschap voldoende wordt gewaardeerd. Misschien kan een geloofsgemeenschap pionieren en vloeibaarder organiseren als er een vertrouwenwekkende kerk is die al eeuwen meegaat en ook komende stormen zal kunnen doorstaan. Een kerk om op terug te vallen en uit weg te trekken.
Het komt aan op verbinding. Allereerst op het verbinden met God, op opnieuw verbinden met de bron die leven geeft. En op het verbinden met de geloofsgemeenschap. We hebben elkaar nodig op onze levensreis.
Wat spreekt jou aan in het boek Herkerken? Wat roept weerstand op?
voel jij je verbonden met een geloofsgemeenschap? Is die verbinding aan verandering onderhevig? Wil je daar iets over vertellen?
Wat is volgens jou de kern van de geloofsgemeenschap en welke kernwaarden horen daarbij?
Welke stappen zou je zelf willen zetten?
Welke stappen zouden we als geloofsgemeenschap kunnen zetten?
(Dit artikel is geplaatst in het Ouderlingenblad van januari 2021)
Over de impact van de coronacrisis en een weg naar toekomst
Inleiding
‘Kerst gaat toch wel gewoon door?’ Het is eind oktober. In onze winkelstraat kom ik een van onze oudere gemeenteleden tegen. We hebben elkaar niet meer gezien sinds maart, het begin van de intelligente lockdown. Voor corona waren haar man en zij trouwe kerkgangers die vrijwel wekelijks de erediensten bezochten. Na de dienst bleven zij ook altijd even hangen bij het koffiedrinken. Dat was een belangrijke activiteit voor onze gemeente waar veel gemeenteleden graag gebruik van maakten. Sinds maart zaten zij thuis. Haar man heeft een kwetsbare gezondheid zodat ze ook niet naar de diensten gingen toen het mogelijk was om met een gedeelte van de gemeente aanwezig te zijn. Het koffiedrinken hebben we sinds maart opgeschort.
Onze regio (Zuid-Holland zuid) blijkt een brandhaard te zijn en ook in de gemeente merken we dat de corona dichtbij komt. Dichterbij dan tijdens de eerste golf. We hebben juist als regieteam moeten besluiten dat we fysieke activiteiten gaan beperken en weer meer digitaal gaan doen. Het heeft ook consequenties voor onze kerstvieringen. Dat was geen gemakkelijk besluit. Want juist deze kerstvieringen vertellen iets over onze identiteit. Vanaf vierde advent tot en met de top2000 dienst op de laatste zondag van het jaar staat onze gemeente bol van de activiteiten. In de aanloop naar Kerst is er een gezellige en verwachtingsvolle drukte vanwege alle voorbereidingen. Dit jaar dus niets van dat alles. Geen grootste vieringen met stampvolle kerken. Dit jaar gaat alles anders.
‘Kerst gaat toch wel gewoon door?’ Ik schud van nee en zie de teleurstelling bij mijn gemeentelid. We praten nog een tijdje door op anderhalve meter, in de winkelstraat. Ik vraag haar of het hen lukt om digitaal mee te vieren. ‘Nee’, zegt ze. ‘We kijken gewoon naar de EO’.
Deze ontmoeting schetst in een notendop de machteloosheid, pijn en onzekerheid waar we als geloofsgemeenschap mee worstelen door de coronapandemie. In dit artikel wil ik verkennen wat de impact van de corona is op de geloofsgemeenschap en handvatten aanreiken om met deze crisis om te gaan.
Een traumatiserende periode
Het coronavirus overviel ons. Van de ene op de andere dag kregen we te maken met een intelligente lockdown. De gevolgen van het virus en van de lockdown waren ingrijpend. De anderhalve meter werd ingevoerd als nieuwe standaard. Aanraken was niet langer mogelijk. Gewoon bij elkaar op bezoek gaan, behoorde niet zomaar tot de mogelijkheden.
Met name mensen die zelf ziek werden of wie in deze periode afscheid moesten nemen van geliefden, voelden de zwaarte van deze maatregelen het diepst en hevigst. In de eerste golf was het niet mogelijk om bij partners, ouders, familieleden of vrienden op bezoek te gaan als zij corona kregen. De coronamaatregelen verstoorden het afscheid van naasten. En ook de uitvaarten werden mede bepaald door de maatregelen: er mochten minder mensen aanwezig zijn en er was geen ruimte voor lichamelijke troost. Wat doet dit met het rouwproces?
Ook op andere manieren werden mensen getroffen door de corona(maatregelen). De druk op werknemers in de zorg was en is immens. De zorgmedewerkers werden geconfronteerd met een nauwelijks te behappen toestroom van ernstig zieke mensen. Er werden langere diensten gedraaid om de zorg vol te kunnen houden. De impact van de werkdruk en het leed waar zij mee geconfronteerd zijn, is groot. Wanneer is er voor hen tijd om bij te komen en om te verwerken?
Niet alleen het coronavirus zelf, maar ook de (noodzakelijke) maatregelen om verspreiding van het virus te voorkomen, werkten ontwrichtend door. Ondanks de ruimhartige steunpakketten van het kabinet, vrezen velen voor hun baan of zijn al werkloos geworden.
Mensen met een kwetsbare gezondheid raakten en raken in deze coronaperiode meer geïsoleerd. Elke leeftijdscategorie kende en kent zijn eigen specifieke pijn en zorg.
Lang niet iedereen ervaart in dezelfde mate de impact van corona. Iedereen moet zich echter wel verhouden met onzekerheid over de toekomst en met machteloosheid om eigen regie te kunnen voeren. Wat doet deze onzekerheid en machteloosheid met de samenleving?
De tweede golf
De onzekerheid en machteloosheid worden versterkt, omdat de corona maar niet verdwijnt. Voor de zomer leek het beter te gaan en was er weer meer mogelijk. Vanaf september liepen de besmettingscijfers echter weer snel op. Terwijl ik dit artikel schrijf, zitten we midden in de tweede golf. Opnieuw is het onduidelijk hoelang dit zal duren. Wat we in ieder geval zeker weten, is dat Kerst en Oud en Nieuw door de corona ingekleurd zullen worden.
Deze tweede golf verschilt van de eerste golf. In maart was er in eerste instantie schrik. Maar al snel was er ook een grote saamhorigheid. Massaal gaf de samenleving ruimte op om zo rondom mensen met een kwetsbare gezondheid te staan. Het onderlinge omzien werd via kerken, sociale teams, buurten en wijken georganiseerd. Mensen namen de moeite elkaar een bemoedigend kaartje te sturen of even te bellen.
In de tweede golf is er echter veel minder saamhorigheid. Het leiderschap van het kabinet en de deskundigheid van het OMT worden betwist. Mensen geven aan somberder en gelatener te zijn. Het blijkt veel lastiger om de moed erin te houden.
De geloofsgemeenschap onder druk
De geloofsgemeenschap wordt dus mede gevormd door mensen die direct of indirect te maken hebben met de impact van corona. Naast de individuele impact staat ook de gemeenschap als collectief onder druk. De coronamaatregelen raken het hart van het gemeenteleven.
De geloofsgemeenschap draait voor een belangrijk deel om de zondagse eredienst (het samen zingen, bidden en ontmoeten) en om de onderlinge ontmoetingen of contacten (koffiedrinken na kerktijd, koor, geloofskringen, pastoraat, enz.). Samen vieren en ontmoeten vormen toch het fundament van het gemeente-zijn. Nu dit niet meer vanzelfsprekend is, raakt dit niet alleen de organisatie van de plaatselijke gemeente, maar ook de symboliek van ‘het Lichaam van Christus’.
De fysieke samenkomsten hebben nu in zekere zin hun glans verloren: er kan maar een gedeelte van de gemeente aanwezig zijn, en er is steeds die lastige afstand – terwijl er zo’n behoefte is aan een troostend of bemoedigend gebaar. Het niet mogen zingen in de kerk valt niet mee. De impact van ‘het nieuwe normaal’ op de cohesie in de geloofsgemeenschap is fors.
Hoe goed we ook onze best zullen doen, we missen nabijheid en verbondenheid. Dat brengt ook verdriet en zorg met zich mee.
Een collectief trauma?
De coronacrisis werkt ontwrichtend en roept gevoelens van kwetsbaarheid en machteloosheid op. Zoals een individueel trauma de innerlijke structuur van een persoon beschadigt, zo beschadigd een collectief trauma de structuur van de gemeenschap. Het is mijn stelling dat zorg voor de geloofsgemeenschap ondersteunend zal zijn voor mensen die worstelen met de directe gevolgen van corona. De geloofsgemeenschap kan de bedding vormen waar de verhalen gedeeld en verteld kunnen worden. In mijn onderzoek (A.L. Veerman, Ontredderd. Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. 2005, p. 274vv) laat ik zien dat een collectief trauma de sociale verbondenheid van mensen beschadigt en het gevoel van gemeenschappelijkheid schaadt. Vaak werkt zo’n collectief trauma langzaam en sluipend door.
De identiteit van de geloofsgemeenschap staat op het spel. De identiteit van onze gemeente werd gevormd door de mooie, inspirerende en samenbindende erediensten, en door het kopje koffie na afloop. Die elementen zijn in de coronatijd weggevallen. Onze reflex is om te wachten tot de corona voorbij is en achterom te kijken naar hoe we het altijd gedaan hebben. Het gevolg is dat onze onderlinge band losser wordt en onze geloofsgemeenschap zomaar uit elkaar zou kunnen vallen.
Na de eerste schok en de heroïsche fase waarin we elkaar steunden en bemoedigden, is nu de fase van teleurstelling en desillusie aangebroken. Hoe kunnen we voorbij de teleurstelling komen?
Op weg met een verhaal dat ons draagt
De coronacrisis dwingt ons opnieuw naar gemeente-zijn te gaan kijken. We zullen voorbij onze drukte en onze activiteiten moeten durven kijken. Het gaat niet allereerst om onze activiteiten, ook niet om onze erediensten. Het gaat allereerst om de hoop die op ons toekomt door Jezus Christus. We zijn Zijn gemeente. In Hem leven en bewegen wij. In Hem vinden we onze kracht en worden we op de been gezet.
De Bijbel biedt verschillende verhalen die ons kunnen helpen om als gemeenschap ons te herpakken en op weg te gaan uit verslagenheid. Deze verhalen kunnen ook de bedding vormen waarbinnen de verhalen van gemeenteleden een plek kunnen krijgen. Waar nu behoefte aan is, is aan Bijbelverhalen met transformerende kracht: van teleurstelling naar hoop, van wantrouwen naar liefde, van onzekerheid naar geloof.
Het verhaal van het volk Israël dat door de woestijn naar het Beloofde Land reist, is zo’n verhaal. Het vertelt over een volk dat zich moet verhouden met de lange duur van de reis. Het vertelt over het murmureren en het betwijfelen van gezag. Het vertelt over het worstelen en strijden met God.
Maar het vertelt ook over het loslaten van wat was, en het op reis gaan naar de onbekende toekomst. Het vertelt van de belofte van Gods nabijheid en van een toekomst die vandaag de moeite waard maakt.
Tot slot
In deze coronatijd waarin we op zoveel manieren beperkt worden in onze mogelijkheden, worden we uitgenodigd om ons te verdiepen in de kern van het gemeente-zijn: getuige worden van de hoop van Jezus Christus.
We hebben Bijbelverhalen nodig die ons in deze tijd van een bedding voorzien om de gebeurtenissen te duiden en om ons te wijzen op hoop. Deze Bijbelverhalen hebben een transformerende kracht en zal ons ook uitnodigen om nieuwe wegen te zoeken voor kerk-zijn on coronatijd.
‘Het is logisch om plannen te maken hoe we straks weer terug kunnen keren naar de tijd van voor de corona’, betoogde ds. Annette Driebergen in de viering van afgelopen zondag (25 oktober 2020). ‘Maar vraagt deze coronatijd niet om bezinning en om een nieuw antwoord op de roeping van de gemeente’.
Esther Veerman, Niet kunnen opstaan
Er zijn van die kerkdiensten die me raken en met mij meegaan. De dienst van afgelopen zondag was zo’n viering. We hadden ons thuis op de bank genesteld, kopje koffie erbij, kaarsje aan en de laptop aan op de stream van onze gereformeerde kerk (PKN) Sliedrecht. Annette Driebergen, predikante in Noordeloos stond stil bij de rede van Jezus waarin Hij zijn leerlingen erop uit stuurt. Leerlingen worden apostelen. (Het begin van Mattheüs 10).
Een aantal lessen neem ik mee uit deze inspirerende viering (de dienst is voorlopig terug te luisteren via kerkdienst gemist)
Het eerste is dat deze coronatijd een tijd van bezinning is. Die bezinning vindt overal plaats en leidt tot vernieuwingen en veranderingen. Dat is terug te zien in hoe we onze arbeid inrichten, hoe we nadenken over gezondheidszorg en in hoe we met onze vrije tijd omgaan. Die bezinning is ook in de kerk nodig. We zijn niet geroepen om in de wachtstand te gaan staan om ons voor te bereiden om terug te keren naar de tijd van voor de corona. Maar wat dan wel?
Dat is het tweede. Jezus stuurt zijn leerlingen erop uit om het goede nieuws van het Koninkrijk door te vertellen. De drijfveer is de bewogenheid van Jezus met de mensen om hen heen. Die ontferming, die bewogenheid of die compassie zet in beweging. Jezus stuurt zijn leerlingen erop uit. We zijn niet geroepen om stil te staan en achterom te kijken. Er is beweging naar Gods toekomst. Leerling van Jezus zijn betekent ook gezonden worden.
Het derde is dat de leerlingen bij name worden genoemd. Ze zijn gezien en gekend. En ze krijgen vertrouwen: nog zo kort geleden begonnen ze Jezus te volgen, maar hier worden ze al ‘apostel’ of ‘uitgezondene’ genoemd. Dat bij name genoemd worden en dat vertrouwen was niet alleen weggelegd voor de leerlingen van die tijd, maar mogen ook voor ons gelden.
Het vierde is dat de instructies over de weg die de leerlingen moeten gaan niet direct heel concreet en praktisch zijn. Het gaat meer over een levenshouding, een mindset. Die levenshouding komt voort uit het meeleven en bewogenheid met de ander. Dat leidt tot een houding ban openheid. Het gaat niet om dwang en overspannen actie of om overredingskracht. Nee, wat de leerlingen meenemen is ‘de vrede van Christus’. Dat gaat over een diepe rust, over houvast en vertrouwen. Dat gaat over aanvaarding, over gezien en gekend zijn door God. Het gaat over je bevrijd weten door Jezus Christus.
Van daaruit mag je gaan naar wie het horen wil en naar wie de deur voor je opent. Op die manier mogen we ambassadeurs van het Koninkrijk zijn.
Dat brengt me bij het vijfde punt. Als we zo onze identiteit durven verbinden met gezonden zijn, zullen we minder verlangen naar terugkeer naar wat we kenden (hoe terecht dat verlangen ook is en hoe waardevol die tijd ook geweest is), maar het aandurven om onbevreesd over onbekende paden te gaan om daar te zijn waar dat nodig is. Om mensen te vertellen van het goede nieuws, van de hoop dat het anders zal zijn, van de vreugde. Om stil te staan en stil te zijn bij wie verdriet heeft. Om vanuit bewogenheid naast en met de ander te zijn.
Tot slot. Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze niets mee hoeven te nemen. Je neemt alleen jezelf mee en dat is genoeg. We hoeven niet eerst allerlei protocollen, plannen en schema’s te maken. We mogen gaan. Ga maar.
Dat vraagt moed en vertrouwen. We vinden onze moed in het gegeven dat we ons aangesproken weten door de liefde van Jezus. We vinden ons vertrouwen in het gegeven dat de Geest van God in ieder mensenleven werkt.
Hoe vinden we de weg op die onbekende paden? Het is Christus zelf die ons baken is.
Het was een bewogen en tumultueuze week in kerkelijk Nederland. Afgelopen maandag (5 oktober 2020) kwam het Ministerie van Justitie en Veiligheid (na overleg met de kerken) met het dringende advies om niet meer dan 30 kerkgangers per viering toe te laten.
Ik was van plan om een heel evenwichtige blog te schrijven over hoe we als kerken toch steeds geprobeerd hebben om zorgvuldig en gewetensvol om te gaan met de coronamaatregelen. En dat we ook iets kunnen leren van Staphorst, zoals Rosanne Hertzberger schrijft in haar column Staphorst is jaloersmakend. Maar ik ga het niet doen.
Het gaat in deze dagen niet over vrijheid van godsdienst. Het gaat vandaag niet over de vraag of we God meer gehoorzaam moeten zijn dan de overheid.
Vandaag gaat het over de vraag hoe ver we willen gaan om het aantal besmettingen terug te dringen. Onze regio, Zuid-Holland zuid, kleurt donkerrood. We zitten op het risiconiveau ‘ernstig’. Op dit moment zijn kerken (nog) geen clusters van uitbraken. Maar áls in een kerk een superspreader aanwezig is, gaat het gelijk serieus mis.
Het gaat niet om vrijheid van godsdienst, maar om de volksgezondheid. Hoe kunnen we samen bijdragen aan zorg voor wie leeft met een kwetsbare gezondheid? Als kerkgangers hebben we een verantwoordelijkheid naar elkaar en naar de samenleving. We leven niet in een bubbel, maar in gezinnen, families, buurten en werkkringen.
Op dit moment loopt het aantal besmettingen dramatisch op. De reguliere zorg loopt vast. De ziekenhuizen raken vol. We weten dat wie serieus COVID-19 krijgt (ook als je jong bent) er lang last van kan houden. We weten ook dat voor mensen met een kwetsbare gezondheid het zomaar het laatste zetje naar sterven kan zijn.
Ik kan niet voor anderen spreken en ik kan niet voor andere kerken (of theatermakers, feestjesplanners, etc.) spreken. Wel maak ik voor mijzelf de volgende afweging: in deze tijd van corona laat God zich misschien niet zozeer vinden in het massaal aangeheven loflied, maar juist in de breekbare solidariteit met die buurvrouw met een kwetsbare gezondheid.
Hoe we onze zondag ook besluiten in te vullen, laat het vol liefde zijn. Laten we God liefhebben en onze medemens – alsof het om onszelf ging.
Er zit een roze olifant in de wachtkamer. Dezelfde roze olifant zit elke zondag in de kerk. Ik zie de olifant op de sportvereniging, in instellingen en op de bank in de huiskamer. Nu ik de olifant zie, kan ik hem niet meer niet zien. Hij is er. Zien anderen hem ook? Ik weet het niet, want over deze olifant wordt gezwegen.
Afbeelding: Esther Veerman
Een epidemie met ingrijpende gevolgen
Het valt niet mee om seksueel misbruik ter sprake te brengen. Er is een krachtige en vreemde dynamiek zichtbaar als het om misbruik gaat. Elk onderzoek naar prevalentie van seksueel misbruik laat onthutsende cijfers zien. Of het nu gaat om onderzoek naar misbruik binnen de hulpverlening, sport, pleegzorg, kerk of samenleving, het valt nooit mee. Een op de zeven mannen en een op de vier vrouwen geven aan seksueel geweld te hebben meegemaakt. Om het nog iets te preciseren: jaarlijks worden volgens de Nationaal Rapporteur Mensenrechten 62.000 kinderen voor het eerst slachtoffer van enig vorm van seksueel geweld.
De gevolgen van seksueel misbruik zijn ingrijpend. Het misbruik kan diepe sporen nalaten op lichamelijk, relationeel, psychisch en geestelijk gebied. Natuurlijk hangt de ernst van de gevolgen van verschillende factoren af, zoals de leeftijd waarop het misbruik begon, de duur van het misbruik, de relatie tot de dader, de aard van het misbruik en de reactie van omstanders op de onthulling.
Zowel het grote aantal mensen dat te maken heeft (gehad) met misbruik als de hevige gevolgen op de lange termijn zouden bij iedereen de alarmbellen moeten laten rinkelen. Seksueel misbruik is een epidemie en er is geen enkele aanwijzing dat dit binnen geloofsgemeenschappen anders is.
Een verhaal uit de praktijk
In mijn pastorale praktijk spreek ik met regelmaat mensen die lijden onder de gevolgen van seksueel misbruik. Zo ook een vrouw van midden 50. Na een kerkelijke activiteit liet ze terloops vallen dat ze ook ‘dat soort dingen’ had meegemaakt. We raakten in gesprek en er volgde een aantal pastorale ontmoetingen. Ze had geleerd om hard te zijn voor haarzelf, maar onder die schil zat een vrouw die worstelde met haar eigenwaarde. Ze had moeite om anderen te vertrouwen en vond zichzelf niet de moeite waard. Op enig moment vertelde ze dat ze als tiener door een huisvriend was misbruikt. Al die tijd had ze gezwegen, maar het verhaal drukte zwaar op haar. Die zwaarte was bij haar gaan horen. Ze had het geaccepteerd en ze zou het niet snel bij een hulpverlener neerleggen.
In de gesprekken die volgden, legde ik uit hoe misbruik doorwerkt in eigenwaarde. Ook drong ik erop aan dat zij goede hulpverlening nodig had en zij dus een afspraak moest maken met de huisarts. Het duurde enkele gesprekken voordat ze de moed vond om naar de huisarts te gaan en iets van haar geheim te delen. De huisarts verwees haar door naar een psycholoog die een behandeling met EMDR voorstelde.
Af en toe stuurt ze nog een berichtje dat ze zich zo licht voelt. Met de therapie en het doorbreken van het geheim verdween de zwaarte uit haar leven. ‘Wat ben ik dankbaar dat ik over het misbruik heb durven spreken. Mijn leven is compleet veranderd.’
Een bedding voor het verhaal
Haar verhaal maakt duidelijk hoe belangrijk het is om het geheim van het misbruik te doorbreken. Om dit te kunnen doen, hebben slachtoffers van seksueel misbruik een discours nodig, een bedding waarbinnen hun verhaal verteld kan worden. Hoe kun je vertellen als je niet weet hoe je de ervaringen onder woorden moet brengen? Hoe kun je woorden geven aan gebeurtenissen die je stom geslagen hebben en waaraan je geen betekenis kunt geven?
In de Eerste Wereldoorlog leden veel soldaten in de loopgraven aan de zogenaamde shellshock. Door de voortdurende bombardementen en de levensbedreigende situatie stortten sommige soldaten geestelijk in. Hun geestelijke nood werd echter niet erkend door de legerleiding, medici en samenleving. Deze soldaten werden gezien als laf. Sommigen van hen zijn als deserteur ter dood gebracht.
Enkele jaren later was er pas weer ruimte om opnieuw naar de slachtoffers van de oorlog te kijken. Toen werden de symptomen in een ander perspectief geplaatst. Het werd niet langer gezien als lafheid, maar als een posttraumatische stressstoornis ten gevolge van de voortdurende blootstelling aan levensgevaar. Pas toen ontstond er de ruimte voor de soldaten om te herstellen.
Als we willen dat slachtoffers van seksueel misbruik de ruimte krijgen om binnen de geloofsgemeenschap hun verhaal kunnen doen en op adem kunnen komen, zal aan de bedding gewerkt moeten worden. Het betekent dat er bijvoorbeeld aandacht is voor misbruik in voorbeden. Ook de kerkelijke taal maakt veel uit. Toch helpt het niet om bepaalde woorden maar niet meer te gebruiken of te vervangen. Wat voor de één een veilig woord is, is voor de ander bijzonder onveilig. Het gaat dus verder en dieper dan dat.
In veel kerken is de liturgische taal en de gebruikte theologie voor slachtoffers verwarrend en soms zelfs schadelijk, omdat het met name op daders gericht is. Een veel gebruikte orde is: verootmoedigingsgebed, genadeverkondiging en leefregel. Het is gericht op zondebesef, vergeving van schuld en het aanzeggen van de genade. Voor daders kan deze liturgische taal vergoelijkend werken: God heeft mij vergeven, ik kan verder met mijn leven.
Slachtoffers daarentegen voelen zich als gevolg van het misbruik minderwaardig en lijden onder het gebrek aan eigenwaarde. Vaak geven zij zichzelf de schuld van het misbruik, schamen zich voor wat gebeurd is en hebben een hekel aan zichzelf. De kerkelijke taal die hun wordt aangereikt is die van schuld en zonde. Het is een taal die past bij hoe zij zich voelen: zwart en slecht. De vergeving kan echter niet landen, omdat er geen sprake is van schuld. Binnen dit taalveld kunnen zij dit dus alleen maar vertalen naar meer schuld. Zij zijn zo zondig, dat zelfs Gods vergeving geen uitkomst biedt.
In zichzelf zijn ‘schuld’, ‘zonde’ en ‘vergeving’ waardevolle geloofswoorden, maar voor slachtoffers moet er een ander taalveld aangeboden worden: die van recht en gerechtigheid, van wraak en woede. Dit discours helpt om de ervaring van machteloosheid in een ander licht te plaatsen.
Om over seksueel misbruik te kunnen spreken, is er dus een bedding nodig om de gebeurtenissen te kunnen interpreteren. Maar waarom is dit zo lastig te realiseren?
Vermijding
Eerder noemde ik dat er sprake is van een krachtige en vreemde dynamiek als het om misbruik gaat. We weten dat misbruik veel voorkomt en dat het grote gevolgen heeft voor slachtoffers. Het zou in de lijn van de verwachting zijn als alles uit de kast zou worden gehaald om het misbruik te stoppen en slachtoffers de juiste hulp te geven zodat ze hun leven weer kunnen oppakken.
De pijnlijke realiteit is echter dat binnen de GGZ bezuinigd wordt op gespecialiseerde traumazorg. Mensen die lijden aan ernstige psychische gevolgen van misbruik kunnen niet of nauwelijks bij hulpverleners terecht. Ik heb jarenlang met een mannelijk gemeentelid opgelopen die een dissociatieve identiteitsstoornis had, suïcidaal was en gekweld werd door nachtmerries. Jarenlang was er voor hem geen hulp, omdat hij te ernstig getraumatiseerd was. Ik heb meegelopen met een vrouw die euthanasie heeft aangevraagd vanwege ondragelijk psychisch lijden. In haar jeugd heeft zij te maken gehad met seksueel misbruik. Binnen therapie wordt hier niet over gesproken, omdat zij eerst moet stabiliseren voordat er aan het trauma gewerkt mag worden. Als het trauma ter sprake komt, wordt ze te onrustig en suïcidaal, waardoor de wond alleen maar wordt opengehouden en nooit wordt geheeld. Ik was voor hen beide verantwoordelijk en probeerde trouw te blijven, maar wat kon ik nu helemaal doen?
Een andere pijnlijke realiteit is dat het voor slachtoffers van seksueel misbruik vaak lastig is om hun recht te halen. Maar een klein percentage slachtoffers komt tot het doen van een aangifte. Slechts een klein deel van die aangiftes leidt dit tot een daadwerkelijke veroordeling.
Spijtig en verdrietig genoeg is het niet vanzelfsprekend dat slachtoffers van seksueel misbruik binnen geloofsgemeenschappen erkenning krijgen. Verschillende recente onderzoeken naar de positie van slachtoffers in geloofsgemeenschappen stemmen niet hoopgevend. Vrijwel alle slachtoffers zagen zich genoodzaakt om een andere gemeente te zoeken of om het geloof vaarwel te zeggen.
Misbruik vraagt om een keuze
Het lijkt erop dat onze samenleving niet ontvankelijk is voor de verhalen van slachtoffers van misbruik. In geloofsgemeenschappen is dit niet anders. Hoe komt dit? In de eerste plaats heeft het ermee te maken dat deze verhalen een appel op ons doen. Seksueel misbruik is onrecht. Aan het psychisch lijden van het slachtoffer, aan het trauma waar het slachtoffer zich mee moet verhouden, ligt onrecht ten grondslag. Dat vraagt om een keuze. Naast het slachtoffer gaan staan houdt in dat de handelingen van de dader ondubbelzinnig worden veroordeeld. Je verhouden met een slachtoffer gaat dus ook over waarheid en ethiek.
Als het om onrecht gaat, bestaat er geen neutraliteit. Het slachtoffer zal vragen om voor haar/hem te kiezen en zo erkenning te geven. Een dader zal niet perse vragen om te kiezen. Het is voldoende als omstanders neutraal willen blijven. Kiezen om neutraal te blijven is een keuze tegen het slachtoffer en voor de dader.
In de tweede plaats raken de verhalen van misbruik onze samenleving, onze geloofsgemeenschappen en onszelf als omstanders in de kern. Uit onderzoek blijkt dat 75% van de daders bekenden zijn van het slachtoffer. Het verhaal van seksueel misbruik verbrijzelt de illusie van de veilige familie of gemeenschap. Voor de omstanders ontstaat er een dilemma: het uithouden bij de verhalen van het slachtoffer vergroot immers ook het besef van verscheurde relaties en van onveiligheid in de eigen families en geloofsgemeenschappen.
Laten we toch alstublieft niet langer zwijgen
Er zit een roze olifant in de huiskamer. Het wordt tijd dat we er niet langer omheen lopen en niet langer wegkijken. We moeten het er over hebben. Seksueel misbruik gaat gepaard met geheimhouding en met zwijgen. De eerste stap op weg naar herstel en heelwording voor het slachtoffer (en daarmee voor de geloofsgemeenschap en voor de dader) is het doorbreken van het zwijgen.
Het valt voor slachtoffers van seksueel misbruik niet mee om met hun verhaal naar buiten te komen. Dit heeft verschillende oorzaken. Allereerst gaat het misbruik hand in hand met schaamte en schuldgevoel bij het slachtoffer. Vaak worstelt het slachtoffer met de vraag waarom haar of hem dit is overkomen. Misbruik brengt een gevoel van hulpeloosheid en machteloosheid met zich mee. Het zichzelf de schuld geven kan een manier zijn om deze onmacht te hanteren. Als het immers aan het slachtoffer zou liggen dan zou hij of zij het in een andere situatie misschien kunnen voorkomen. Als ik nu eens andere kleren aan had gehad? Als ik nu eens niet naar hem gekeken had?
De reactie van omstanders op verhalen van seksueel misbruik maakt uit. Het kan een kwetsende en schadelijke reactie zijn waardoor een slachtoffer zich nog tweemaal bedenkt voor zij/hij nogmaals met het verhaal naar buiten zal treden.
Het kan ook een uitnodiging zijn om het verhaal vrij te luisteren. Door erkenning te geven en de ander echt te zien, kan de zwaarte ontbonden worden. Wat is het tot zegen als die ander haar/zijn weg met lichtheid kan vervolgen.
Ook in de spreekkamer zullen slachtoffers niet zomaar hun verhaal doen. De vrouw die tegen mij zei dat ze ‘dat soort dingen’ had meegemaakt, wilde beslist niet naar de huisarts voor hulp. Toch had ze een goede band met haar huisarts en was ze enkele keren op het spreekuur geweest met lichamelijke klachten. Ze schaamde zich zo voor het misbruik dat ze het niet zag zitten om de assistente te bellen voor een afspraak. Wat moest ze zeggen als de assistente zou vragen naar de reden van het consult? Na het derde gesprek met mij durfde ze het aan een afspraak te maken.
Hoe kunnen (huis)artsen de drempel verlagen zodat slachtoffers meer worden uitgenodigd om hun verhaal te vertellen? De noodzaak is er: de posttraumatische stress werkt door in de gezondheidsklachten. Slachtoffers kunnen soms uit angst ‘uit het lichaam’ gaan, zodat ze geen pijn of andere klachten meer aan kunnen geven. Het zou kunnen helpen om steeds in gedachten te houden dat mensen met relatief alledaagse klachten ook in stilte kunnen lijden aan de gevolgen van geweld.
Als mensen met benauwdheidsklachten bij de dokter komen, aarzelt geen enkele arts om twee – nogal persoonlijke – vragen te stellen: “Rookt u?” en: “Hoeveel drinkt u?” Als een gemiddelde huisartsenpraktijk uit 2200 patiënten bestaat, dan telt elke praktijk op basis van de eerdergenoemde cijfers 154 mannelijke en 275 vrouwelijke slachtoffers van seksueel misbruik. Vraagt dat niet om een gerichtere aanpak?