Inleiding
Soms is het best fijn om even alleen te zijn of om iets in je eentje te doen. Maar meestal is het veel leuker om samen te spelen en samen te zijn. Als je moeilijke dingen meemaakt, helpt het om er samen over te praten. Als je iets supergaafs meemaakt, word je opnieuw blij als je erover vertelt. ‘Gedeelde smart is halve smart. Gedeelde vreugde is dubbele vreugde.’
De Bijbel zegt dat ook. Al helemaal in het begin van de Bijbel staat, dat het niet goed is als je helemaal alleen bent. Je wordt pas echt gelukkig als je samen bent: met je familie bijvoorbeeld, of met je vrienden.
Wat volgens de Bijbel heel belangrijk is, is dat je goed voor elkaar zorgt. Want ja, soms zijn er mensen die het moeilijk hebben. Geloven betekent dat je ook zorgt voor mensen die het minder goed hebben dan jij. Op 4 november vieren we Dankdag. Een dag om stil te staan bij alles wat we aan mooie en goede dingen hebben gekregen. Bij dat danken hoort ook delen. Want hoe kun je blij zijn wanneer anderen tekort komen?
In dit leesrooster gaat het over ‘Samen – danken is delen’

Maandag 26 oktober: David en Jonatan: een bijzondere vriendschap
Lezen: 1 Samuël 20, 16 – 17 en 41 en 42
16 Jonatan sloot een verbond met het huis van David met de woorden: ‘Moge de HEER je daaraan houden.’ 17 Vervolgens liet hij David dit bekrachtigen met een eed op hun vriendschap, want hij had David lief als zijn eigen leven. (…)
41 David kwam van achter de rotsblokken tevoorschijn, knielde neer en boog driemaal diep voorover. Ze kusten elkaar terwijl hun de tranen over de wangen liepen, tot Jonatan zich vermande 42 en zei: ‘Vaarwel.
We hebben een klein stukje gelezen uit het spannende verhaal van David en Jonatan. Als je tijd hebt, moet je het hele verhaal maar eens lezen. De vader van Jonatan is Saul, de koning van Israël. David is de beste vriend van Jonatan en daarnaast een belangrijke officier in het leger. David is zo populair dat Saul jaloers en bang wordt. Het liefst wil hij David doden. David krijgt dat in de gaten en neemt zijn vriend in vertrouwen. ‘Je vader is mij liever kwijt dan rijk’.
Jonatan kan het eigenlijk niet geloven. Zijn vader? Ze verzinnen een plan om uit te zoeken of David echt gevaar loopt. Die avond is er een feest n het paleis waar David bij hoort te zijn. Hij verstopt zich echter buiten Jeruzalem en Jonatan gaat uitzoeken hoe zijn vader écht over David denkt. Saul wordt zo verschrikkelijk kwaad als het over David gaat, dat hij zelfs zijn eigen zoon Jonatan wel iets aan kan doen.
Nu weet Jonatan zeker dat David nooit meer veilig is in Jeruzalem. David zal moeten vluchten, ver weg van koning Saul. Hij zoekt David op in het veld. Ze moeten afscheid nemen. De tranen biggelen over hun wangen. Als je veel van iemand houdt, doet het heel veel verdriet als je afscheid moet nemen.
Vraag: wie is jouw beste vriend(in)? Wat vind je het leukst om samen te doen?
Gebed: Lieve God, wilt U voor mijn vrienden en vriendinnen zorgen? Wilt U dicht bij mijn familie zijn? Wilt U ons helpen om op een fijne manier voor elkaar te zorgen. Amen
Dinsdag 27 oktober: Jakob en Esau: ruzie met je broer
Lezen: Genesis 32, 14. 21, 22 en 33, 1 – 4
Nadat Jakob de nacht daar had doorgebracht, stelde hij uit het vee dat hij bezat een geschenk voor zijn broer Esau samen (…) Hij dacht namelijk: Ik zal proberen Esau mild te stemmen met het geschenk dat ik vooruitstuur; pas daarna durf ik hem zelf onder ogen te komen, misschien is hij dan bereid mij welwillend te ontvangen. 22 Zo ging het geschenk voor hem uit, maar zelf bleef hij die nacht nog in het tentenkamp. (…)
331 Plotseling zag Jakob Esau op zich afkomen, met vierhonderd man. Toen verdeelde hij de kinderen over Lea, Rachel en zijn twee bijvrouwen. 2 De bijvrouwen en hun kinderen liet hij voorop gaan, Lea en haar kinderen daarachter, en Rachel en Jozef helemaal achteraan. 3 Zelf liep hij voor iedereen uit, en terwijl hij zijn broer naderde boog hij zevenmaal diep voorover. 4 Esau rende hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem. Beiden lieten hun tranen de vrije loop.
Tjonge zeg, die Jakob. Hij is behoorlijk bang voor zijn broer Esau. Nu is dat ook wel goed te begrijpen, want Jakob heeft hem jaren geleden een gemene streek geleverd. Voor de zekerheid was Jakob naar familie in het buitenland vertrokken. Maar nu wil hij weer terug naar huis. Dat betekent ook dat hij Esau weer onder ogen moet komen. Zou Esau nog zo boos zijn? Juist ruzie in de familie kan heel erg veel verdriet en pijn doen. In het gezin en in de familie ken je elkaar vaak zo goed. Je hoopt dat je juist bij je familie veilig bent en dat je familie je steunt.
Jakob verzint een list om zijn broer een beetje mild te stemmen. Het blijkt achteraf niet nodig te zijn. Als Esau zijn broer ziet, kan hij zijn tranen niet meer bedwingen en rent op Jakob af. ‘Wat heb ik je gemist man, fijn dat ik je zie!’
Vraag: wat zou jij doen als iemand boos op je is? Ga je vechten, loop je dan weg of probeer je het uit te praten?
Gebed: Vader in de hemel, dank U wel voor familie, voor mama en papa. Help ons om goed voor elkaar te zorgen. Help ons om het weer goed te maken als we ruzie hebben. Amen
Woensdag 28 oktober: de vier vrienden
Lezen: Marcus 2, 1 – 11
21 Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was. 2 Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun Gods boodschap. 3 Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. 4 Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. 5 Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’
6 Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: 7 Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! 8 Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? 9 Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? 10 Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: 11 ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 12 Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.
Dát zijn pas echte vrienden. Deze vier mannen hebben over Jezus gehoord. Ze dachten: daar moeten we onze verlamde vriend naar toe brengen! Als iemand hem kan helpen, dan is het Jezus wel. Wat gunnen ze het hun vriend dat hij weer kan gaan en staan waar hij wil. Dat zou toch fantastisch zijn?
Maar wat een teleurstelling als ze bij het huis aankomen waar Jezus verblijft. Er zijn zo ontzettend veel mensen dat ze niet eens in de buurt van de deur kunnen komen. De mensen verdringen zich voor de ramen en de deur om maar een glimp van Jezus op te vangen. De mensen zijn zo druk met zichzelf bezig en zo bang om hun plekje te verliezen dat ze geen ruimte willen maken voor de verlamde mannen.
Even voelen de vier vrienden zich verslagen. Maar dan krijgt iemand een idee. Met twinkelende ogen zegt hij: ‘Kom op, het dak moet eraf!’
Ze hijsen de verlamde man op het platte dak, halen de dakbedekking eraf en laten de verlamde man pardoes naar beneden zakken, vlak voor Jezus voeten. Kun je je de gezichten van de mensen voorstellen? En Jezus? Jezus geneest de verlamde man. Hij staat op en loopt naar buiten. De mensen stappen verbaasd en verwonderd opzij. Nu wel.
Vraag: wie zou jij wel bij Jezus willen brengen?
Gebed: Here Jezus, dank U wel dat U gekomen bent om mensen te helpen. Wilt U zijn met …, en …, wilt U hen ook helpen en kracht geven? Amen
Donderdag 29 oktober: zorg voor de vluchtelingen
Lezen: Deuteronomium 10, 17 – 19
17 Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; 18 hij verschaft weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding. 19 Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.
Dat je goed zorgt voor vrienden en familie spreekt ook wel weer voor zichzelf. De Bijbel gaat nog een stukje verder. Bij geloven in God hoort ook dat je zorgt voor mensen die het moeilijk hebben. Zieken, arme mensen, mensen die op de vlucht zijn. In de tijd van de Bijbel waren er mensen die helemaal geen geld hadden en dus afhankelijk waren van de goedheid van anderen. God vindt het belangrijk dat er goed gezorgd wordt voor mensen die niet zo goed voor zichzelf kunnen zorgen. God vindt het belangrijk dat vreemdelingen met respect en met liefde behandeld worden.
Als iemand vreemd is, kun je soms zomaar bang zijn. Soms vertellen mensen die anders zijn (mensen met een verstandelijke beperking, een andere huidskleur of een ander geloof) dat ze gepest werden door de grote groep, omdat ze anders zijn.
God zegt dat je met liefde om moet zien naar mensen die anders zijn. Waarom? Omdat het volk Israël zelf ook de gastvrijheid van een ander land nodig heeft gehad. Je hebt elkaar nodig. Het is goed om dat steeds weer te herinneren.
Vraag: wat doe jij als er nieuwe kinderen in je klas of in je straat komen?
Gebed: Lieve God, dank U wel voor uw liefde voor mij. Wilt U zijn met alle mensen die het moeilijk hebben en met de mensen die anders zijn. Wilt U ons helpen om anderen te leren begrijpen? Amen
Vrijdag 30 oktober: een onverwachte vriend
Lezen: Lucas 10, 29 – 37
29 De wetgeleerde vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ 30 Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. 31 Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. 32 Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. 33 Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. 34 Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. 35 De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” 36 Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ 37 De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’
Zondag 1 november gaat het in de kerk en school viering ook over deze tekst. De vraag van de wetgeleerde (iemand die heel veel van de Bijbel afweet) is misschien wel erg herkenbaar. Wie is nu eigenlijk je naaste? Voor wie moet ik zorgen? Ik kan het toch niet opnemen voor iedereen?
Stel je eens voor dat je die gewonde man bent. Je bent bang en je hebt pijn. Dan hoor je iemand aankomen. Zou het opnieuw een rover zijn? Nee! Het is een dominee! Nu komt er hulp, nu komt alles goed. Maar de dominee loopt snel voorbij.
Dan komt er een Samaritaan langs. Nu moet je weten dat Samaritanen en Joden een enorme hekel aan elkaar hadden. De gewonde man denkt dat die Samaritaan wel de laatste zal zijn die hem zal helpen. Maar het tegenovergestelde gebeurt. Kun je je voorstellen hoe blij die gewonde man is?
De vraag is niet wie je moet helpen, maar voor wie kun jij een onverwachte vriend worden?
Vraag: heb jij wel eens iemand geholpen die je niet zo goed kent? Ken jij mensen of beroepen die zomaar mensen helpen?
Gebed: Here Jezus, wilt U mij helpen om voor anderen een onverwachte vriend te kunnen zijn? Wil U de mensen zegenen die zomaar klaar staan voor anderen? Amen
Maandag 2 november: danken is delen
Lezen: Deuteronomium 16,
13 Wanneer het graan is gedorst en de druiven zijn geperst, moet u gedurende zeven dagen het Loofhuttenfeest vieren. 14 Vier dan uitbundig feest, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, en de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen.
Het is feest! Het graan is van het land, de druiven zijn al geperst en de wijn rijpt in de grote vaten. Rachel maakt het zich gemakkelijk in het hutje die vader heeft gebouwd voor het gezin. Het dak bestaat uit een paar takken en bladeren. Je kunt er dwars doorheen kijken en de sterren in de hemel zien. ‘Dat is expres’, legt haar moeder uit. ‘Zo worden we aan de grootheid van God herinnerd en dat Hij ons beschermt’.
Als de oogst binnen is, viert de familie en het dorp van Rachel feest: het Loofhuttenfeest. ‘Rachel, wil jij even Mirjam uitnodigen? Ze is immers alleen. Vraag je gelijk ook even of het nieuwe gezin op de hoek het feest met ons mee viert?’
Danken is immers delen.
Vraag: wanneer trakteer jij? Hoe vind je dat?
Gebed: Hemelse Vader, dank U wel voor al uw zegeningen. Leer mij ook om te zien wat ik allemaal aan goede en fijne dingen krijg en gekregen heb. Zegen de mensen die uitdelen van wat ze hebben, en maak mij ook bereid om te delen. Amen
Dinsdag 3 november: danken is denken aan de ander
Lezen: Ruth 2, 15 – 18
15 Toen Ruth weer opstond om te gaan werken, gaf Boaz zijn mannen de volgende opdracht: ‘Laat haar ook tussen de schoven aren lezen, zeg daar niets van. 16 Integendeel, jullie moeten juist wat halmen voor haar uit de bundels trekken en die laten liggen, zodat zij ze op kan rapen. Verwijt haar dus niets.’ 17 Zij werkte tot de avond op het veld en sloeg de korrels uit de aren die ze geraapt had. Het was ongeveer een efa gerst. 18 Ze pakte het op en ging terug naar de stad.
Het was een bijzondere afspraak in Israël. Als je ging oogsten, moest je niet al te precies aan het werk gaan. Wat op het veld achter bleef, dat was voor de mensen die geen werk en inkomen hadden. Ze konden dan op het land zoeken naar de achtergebleven vruchten of gewassen. ‘Lezen’ wordt dat ook wel genoemd. Oprapen wat is overgebleven.
Zo komt Ruth ook aan bij een veld waar juist graan wordt geoogst. Ruth en haar schoonmoeder hebben geen werk. Ruth vraagt of ze de overgebleven korenaren mag oprapen. Zo kan ze toch iets verzamelen voor de winter die voor de deur staat.
‘Ja, hoor. Is helemaal goed’, roepen de knechten van Boaz, de eigenaar van het land. Als Boaz zelf komt kijken, ziet hij Ruth. Hij wil haar graag helpen. Maar Ruth wil vast niet zomaar geld of graan krijgen. Daarom verzint hij een plannetje: ‘Laat maar extra veel op het veld liggen,’ zegt hij tegen zijn knechten. ‘Dan kan ze veel sneller en gemakkelijker aren lezen. Dat verdient ze wel.’
Mooi hoe Boaz stiekem Ruth helpt.
Vraag: heb jij wel eens iemand geholpen, zonder dat die ander dat wist?
Gebed: Vader in de hemel, dank U wel voor al die lieve mensen die zomaar anderen helpen, zoals Boaz. Help mij om te zien waar ik kan helpen als dat nodig is. Amen
Woensdag 4 november: delen brengt overvloed
Lezen Johannes 6, 5 – 13
5 Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ 6 Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7 Filippus antwoordde: ‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.’ 8 Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: 9 ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ 10 Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. 11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. 12 Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ 13 Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten.
Wat zou die jongen gedacht hebben toen Andreas aan hem vroeg of hij eten bij zich had? Duizenden mensen waren naar Jezus komen luisteren. De bijeenkomst liep erg uit en nergens waren er winkels om eten te komen. ‘Wat moeten we nu doen’, vroegen de discipelen aan Jezus. Jezus zei tegen Filippus: ‘Nou, ga maar eten halen’. Filippus schrok zich een ongeluk. Voor zoveel mensen? Dat is toch onmogelijk?!
Andreas heeft nog een jongen gezien die een maaltijd voor zichzelf heeft meegenomen. Zou jij je eten geven? Misschien had die jongen al behoorlijk trek. Toch geeft hij alles wat hij heeft. En dan gebeurt er iets bijzonders. Jezus breekt het brood en het wordt steeds meer – voldoende voor iedereen! Nee, er is zelfs over.
Dat is iets om over na te denken. Delen levert soms zomaar overvloed op.
Vraag: heb jij wel eens iets weggegeven waar je eigenlijk nog mee wilde spelen of wat je nog nodig had?
Gebed: Lieve Vader in de hemel. Wilt U ons helpen om te blijven danken, zodat we niet bezig zijn met wat we willen, maar dat we zien wat we hebben. Dank U wel dat U ons kent, dank U wel dat ik deze dag van U heb gekregen. Dank U wel dat ik mijn geluk mag delen. Amen
Tags: bijbel, dankdag, danken, delen, kerk en school, leesrooster