Tag Archives: macht

Een partijdige God – over Kaïn en Abel

23 feb

‘Elk mens telt’ – dat was het thema van de diaconale zondag in de gereformeerde kerk Sliedrecht (PKN). Het is een mooie gedachte, dat elke mens zou tellen. De werkelijkheid laat echter een ander beeld zien. Vraag maar eens aan een uitgeprocedeerde asielzoeker of elk mens telt. Of aan de vluchtelingen die vast zitten in Moria of in andere kampen langs de grenzen van Europa. Vraag het maar aan mensen die klem zitten in situaties van onrecht, of aan wie gebukt gaat onder schulden.

Wie macht heeft, populair is of geld heeft – die bepaalt. Het recht van de sterkste en daar zullen we het mee moeten doen. Toch? En daarmee zitten we midden in het verhaal van Kaïn en Abel. Dit Bijbelverhaal gaat over jou en mij. Een paar punten die in mijn beleving in het oog springen:

Het leven gaat door

Het eerste is dat het leven doorgaat. In Genesis 3 lezen we hoe Adam en Eva hun plek in de Hof van Eden verliezen. Het volgende hoofdstuk zet hoopvol in: Eva schenkt het leven aan twee kinderen. Zo wordt de belofte die zij in haar naam met zich mee droeg – moeder van alle levenden – vervuld.

Afbeeldingsresultaat voor esther veerman

Mama, Esther Veerman

Onthullende namen

Het tweede is dat de namen die de kinderen krijgen de weg die zij gaan al onthullen. In de naam ‘Kaïn’ klinkt iets door van ‘man’. Hij is de sterkte. hij valt op, hij gaat het maken. Hij is het mannetje. Abel, dat ‘damp’ of ‘nevel’ betekent, is ‘de broer van’. Kaïn eist alle aandacht op. Het leven lacht hem tegemoet. Met zijn energie, kracht en charisma ligt de wereld voor hem open.

De toekomst van Abel is heel wat minder zeker. Hij valt niet op, is haast onzichtbaar. Zijn naam vertelt over zijn kwetsbaarheid. Hij staat al op achterstand. Leven is hard werken.

Kaïn en Abel. Ze vertellen de geschiedenis van ons mensen. De wereld valt uiteen in tweeën: de krachtigen en de kwetsbaren.

Een selectieve God

Het derde is dat God selectief luistert. Zowel Kaïn als Abel brengen een offer aan God. Kaïn is niet een schurk. Hij verbindt zich aan God, geeft Hem de eerste opbrengst van zijn arbeid.  Toch slaat God op zijn offer geen acht. Of beter: God heeft nu allereerst en vooral aandacht voor Abel. Het is niet dat hij Kaïn afserveert, maar Hij brengt Abel in get licht. Het is een vingerwijzing, een roeping voor Kaïn. Let op: de orde wordt omgekeerd. Hij luistert als het ware even niet naar Kaïn, maar kiest er nadrukkelijk voor om ruimte te maken voor Abel, de kwetsbare. Kan dat zomaar? Een selectieve God? Het klinkt als oneerlijk. al gauw vinden we dat iedereen recht heeft op precies evenveel aandacht. Maar God maakt dus andere keuzes: zijn aandacht gaat allereerst uit naar die kwetsbare.

Verduisterd

Kaïn kan hier echter geen begrip voor opbrengen. Dat is het vierde punt. Kaïn wordt woest en zijn blik wordt donker. Zijn gezicht valt, staat er eigenlijk. Op het moment dat God vraagt aan Kaïn wat er is, kijkt hij weg, kijkt hij naar de aarde. Hij ontwijkt.

Kaïn wil dat geloof religie is en blijft: dat religie de bestaande opvattingen bevestigt. Maar Gods visie maakt ons verantwoordelijk voor de kwetsbare. Dat wil Kaïn niet. Zijn positie mag niet bevraagd worden. Zijn zonde is niet dat hij in een goede positie is en leiderschap toont, maar dat hij niet ten dienste van de kwetsbare wil leven.

Dat is de norm van Gods Koninkrijk, de kwetsbare is de maatstaf van Gods gerechtigheid. Kaïn en Abel hebben onze politieke leiders iets te vertellen, het verhaal heeft óns ook iets te vertellen.

Kaïn verbreekt de relatie. Daar waar in de zegen wordt uitgesproken dat God zijn aangezicht over ons verheft en zo de relatie bekrachtigd, daar slaat Kaïn zijn blik neer. Niet elke Kaïn zal zijn of haar Abel neerslaan. Maar hoe gemakkelijk maken we als Kaïns geen misbruik van anderen, ontnemen we de Abels om ons heen de ruimte om te leven. Door de woorden die we spreken en de dingen die we doen.

Een bewogen God

Het laatste dat me bij is gebleven, is de afloop. Kaïn wordt verantwoordelijk gehouden door God. Er is geen ruimte voor vergoelijken of bagatelliseren. Bij die schuld hoort ook straf. Tegelijkertijd blijft God hem als mens in de ogen kijken. Kaïn vreest opgejaagd wild te worden, en daarin wordt die sterke ineens de kwetsbare. God geeft hem een teken en belofte mee. God blijft de sprekende, de God van bewogenheid en gerechtigheid.

Het verhaal van Kaïn en Abel zet ons op het spoor van de noodzaak om selectief te leven: de kwetsbaren hebben de steun en bemoediging van de sterken nodig. In dat omzien en die zorg komt er ruimte voor het volle leven. Ook buiten de Hof van Eden.

“I did not have sex with that woman!”

20 jan

(Onderstaand artikel is verschenen in: ‘Contextuele berichten’, jaargang 11 (2006), nr 1, bl 8-11)

Met deze gedenkwaardige woorden van oud-president Clinton vallen we direct midden in de problematiek van dit artikel. Waar begint seksualiteit? Waar begint seksueel misbruik? Het maakt verschil hoe een bepaalde handeling wordt benoemd. Clinton was zeer stellig in zijn bewering dat er geen sprake was van seks, maar lang niet iedereen was die mening toegedaan. In de discussies over de handelingen van de oud-president is het niet over ongewenste seksuele intimiteiten gegaan. Wanneer de handelingen met die termen zouden zijn verwoord, was de ‘affaire’ in een ander licht geplaatst. Seksualiteit en macht. Beide begrippen lijken onlosmakelijk verbonden te zijn met elkaar. De precieze grenzen tussen gewenste en ongewenste intimiteiten, en positieve machtsuitoefeningen en geweld blijken in de praktijk echter moeilijk te trekken en roepen veel vragen op. In de verhalen over seksueel misbruik komt deze verwarring ook vaak terug. Dit is ook goed zichtbaar in het onderzoek dat ik heb uitgevoerd.[i] Niet alleen de omstanders hadden moeite om de handelingen van de predikanten te beoordelen, maar ook de vrouwen die deze handelingen ondergingen. Zo kwam het voor in één van de situaties dat vrouwen, die later de predikant aanklaagden wegens seksueel misbruik, aanvankelijk de predikant door dik en dun steunden en verdedigden.

In dit artikel ga ik eerst in op de vraag wat seksueel misbruik is. Ik beperk mij in de omschrijvingen tot seksueel misbruik door de predikant. Vervolgens beschrijf ik de consequenties van het discours waarbinnen de seksuele handelingen worden besproken. Tot slot ga ik in op de verhouding tussen macht en seksualiteit en stel ik voor om binnen het spreken over seksueel misbruik ruimte te laten om seksualiteit ter sprake te brengen.

 Wat is seksueel misbruik?

Wanneer is er sprake van misbruik? Wanneer worden grenzen overschreden? Uit de praktijk blijkt dat seksuele handelingen lang niet altijd eenduidig beoordeeld worden. Wat voor de een een slippertje was of een avontuurtje, blijkt voor de ander soms een ongewenste grensoverschrijding te zijn geweest. De vraag hoe het gedrag van een predikant benoemd en gedefinieerd wordt, heeft belangrijke gevolgen. De definitie van het seksueel grensoverschrijdend handelen van een predikant bepaalt immers niet alleen of eventuele signalen herkend kunnen worden, maar bepaalt tot op zekere hoogte ook binnen welk taalveld deze problematiek in de kerkenraad ter sprake komt. Het maakt immers veel uit of het handelen van de predikant wordt geïnterpreteerd als (te) joviaal optreden, als overspel, als het overschrijden van professionele grenzen, als het misbruik maken van het ambt, als seksueel misbruik of als een combinatie van deze dimensies. Met andere woorden: het spreken over de seksuele handelingen van een predikant is niet waardevrij.

In de beoordeling van een situatie of er sprake is van misbruik of niet, dient gekeken te worden naar de rol en de positie van de betrokkenen. Zo heeft een predikant op basis van zijn / haar ambt en professionaliteit een bepaalde macht en verantwoordelijkheid, die meekomen in zijn / haar rol en positie. Sommige sociologen vergelijken de positie van geestelijken in een kerkelijke gemeenschap met de positie van elites in de samenleving. Vanuit de benadering van de professionaliteit kan (seksueel) misbruik door een predikant omschreven worden als: misbruik en exploitatie van leden van een religieuze gemeenschap door hun leiders, die door deze leden vertrouwd worden.[ii]

Het voordeel van deze benadering is dat er aandacht wordt gevraagd voor de context waarbinnen het wangedrag plaats kan vinden. Een ambtsmisdrijf vindt niet plaats in een vacuüm, maar net als deviant gedrag van elites gebeurt dit in een organisatie of gemeenschap. Hierdoor komt zowel de machtspositie van de predikant in beeld, als de cultuur en structuur van de gemeenschap en organisatie. Dit betekent ook dat niet alleen de pastorale relaties centraal staan, maar ook de rol en positie van de predikant op basis waarvan de predikant vertrouwen wordt geschonken.

Deze vorm van seksueel misbruik valt onder de bredere definitie van seksueel geweld. Hiervan is sprake wanneer “iemand gebracht wordt tot het ondergaan of uitvoeren van seksuele activiteit in woorden, gebaren of handelingen of de dreiging daartoe terwijl hij of zij dat niet wenst of niet in staat is daarover te beslissen”. Ik leg dus de nadruk op ongewenste grensoverschrijdingen vanuit een positie van macht.

 Het spreken over seksuele handelingen is niet waardevrij

Uit de reconstructies in mijn onderzoek blijkt dat er onduidelijkheid is over de aard van de relaties tussen de predikant en de gemeenteleden of pastoranten, met name over de vraag of er wel gesproken kan worden over machtsverschillen binnen die relaties. Hiermee hangt de vraag naar de verantwoordelijkheid voor het bewaren van de grenzen samen, en dus ook de vraag of het terecht is dat de predikant (als enige) als schuldig wordt gezien. Het betreft (in het onderzoek) immers volwassen vrouwen, die door een deel van de gemeente medeverantwoordelijk worden gehouden voor de relatie met de predikant. Opvallend is dat deze vraag verschillende malen in het proces terugkomt. Allereerst aan het begin van het proces, wanneer de seksuele handelingen van de predikant voor het eerst in termen van seksueel misbruik of van moreel laakbaar gedrag in de kerkenraad ter sprake worden gebracht. Wanneer de gemeente wordt ingelicht en op het moment dat er aan het seksuele gedrag van de predikant kerkrechtelijke consequenties worden verbonden, komt deze vraag opnieuw krachtig naar voren.

De verwarring en de terugkerende vragen over de ernst van het misbruik en het aandeel van de vrouwen zijn voor een belangrijk deel terug te voeren op het discours waarbinnen de handelingen van de predikant ter sprake worden gebracht. Ook het kunnen herkennen van een handeling als signaal van eventueel seksueel misbruik blijkt afhankelijk te zijn van het discours. In de drie reconstructies heb ik uiteindelijk twee discoursen onderscheiden: het discours van ‘de romantische relatie’ en het discours van ‘macht’. Beide discoursen sluiten elkaar wederzijds uit.

In het discours van de romantische relatie ligt de nadruk op het relationele en seksuele aspect van de seksuele handelingen. Het voordeel van dit discours is dat er ruimte is voor de seksuele beleving, zodat ook rekening gehouden kan worden met begrippen als ‘lust’ en ‘begeerte’. Met name binnen de literatuur over daderpredikanten blijkt dat dit een invalshoek is met mogelijkheden. Een nadeel van dit discours is dat er niet of nauwelijks aandacht is voor de verschillen in macht in hulpverlenende relaties. Het begrip ‘romantische relatie’ veronderstelt immers een zekere mate van wederkerigheid en van wederzijds vervulde behoeften. Omdat de machtsverhoudingen binnen dit discours niet op de voorgrond staan, worden andere morele gronden gebruikt om de seksuele handelingen van de predikant af te wijzen. Begrippen als ‘overspel’ en ‘echtbreuk’ vormen de morele categorie. Binnen deze categorie zal ook de vrouw verantwoordelijk worden gehouden voor de relatie.

In het tweede discours, het discours van macht, ligt de nadruk op de machtsverhoudingen binnen de relaties. Het voordeel van dit discours is dat rekening wordt gehouden met de aard van de hulpverlenende relatie, met de machtspositie van de predikant en de kwetsbaarheid van de pastorante. Binnen dit discours is ook duidelijk dat de meermachtige verantwoordelijk is voor het bewaken en handhaven van de grenzen. Binnen dit discours wordt soms de nadruk gelegd op het aspect van geweld (seksueel misbruik, seksuele intimidatie), soms op het aspect van het overschrijden van professionele grenzen en in weer andere gevallen op het aspect van het misbruik van het ambt.

Het blijkt dat de keuze voor een bepaald discours niet zonder gevolgen is. Degene die het discours kan bepalen, vergroot hiermee ook zijn macht. Degene die de beschikking heeft over het discours construeert tot op zekere hoogte de werkelijkheid. Zo overheerst in de westerse cultuur het discours van de veiligheid en de strijd tegen het terrorisme. Het Westen heeft de macht om situaties binnen dit discours te analyseren. Het gevolg is bijvoorbeeld dat gewapende tegenstanders in Afganistan geen militairen, maar terroristen worden genoemd. Hierdoor gelden er voor hen vrijwel geen internationale verdragen. Ditzelfde geldt voor het benoemen van seksuele handelingen van een predikant. Wanneer dit in termen van overspel wordt beschreven, dan hebben beide partijen in de overspelige relatie schuld, en zijn de eventuele partners van predikant en gemeentelid de eigenlijke slachtoffers. Wanneer de handelingen van de predikant in termen van misbruik van macht en gezag worden benoemd, wordt er een heel ander perspectief op die handelingen geboden.

Ook binnen het kader van seksueel misbruik is er sprake van seksualiteit

In mijn benadering van seksuele handelingen van een predikant, is het van belang om aandacht te vragen voor de manipulatie en het misbruik van vertrouwen. Het betekent dat ik een heldere ethische stelling voorsta: seksueel contact tussen een predikant en een gemeentelid is niet geoorloofd. Door te kiezen voor deze benadering benadruk ik dus de seksuele handelingen van de predikant als machtsmisbruik. Dit levert een heldere stellingname op. Ik houd de predikant als meermachtige verantwoordelijk voor het handhaven van de grenzen, op basis van zijn / haar rol en positie, op basis van zijn / haar professionaliteit. Dit betekent dat degene die de handelingen ondergaan heeft in termen van ‘slachtoffer’ of ‘misbruikte ‘ wordt beschreven. In de praktijk levert deze heldere ethische stellingname echter twee problemen op. In de eerste plaats herkent de beschuldigde predikant zich zelden in het beeld van misbruiker. In de tweede plaats laat deze benadering van seksueel misbruik weinig ruimte voor de schuldgevoelens van de misbruikten.

Als de beschuldigde al toe zou geven dat er sprake is geweest van intieme handelingen dan zal hij / zij dit niet als behoefte aan het uitoefenen van macht benoemen. Veel eerder is er sprake van verliefdheid, zuivere liefde of warm verlangen. Of de predikant wijst op de wederzijdse instemming om met de relatie te beginnen en op de onderlinge gelijkwaardigheid. Soms ervaart de predikant zich juist als slachtoffer van de situatie, en voelt hij zich bovenal machteloos.

Deze machteloosheid kan ontstaan wanneer de rollen die de predikant heeft niet helder zijn. Met name wanneer een hulpverlenende rol en vriendschap worden verward, ontstaat het risico van grensoverschrijdingen. Veel predikanten hebben niet de behoefte om op een voetstuk te staan, maar willen juist dichtbij en naast de mensen zijn. Predikanten echter, die proberen om de machtsongelijkheid binnen een pastorale relatie te egaliseren, lijken een groter risico te lopen over te gaan tot onprofessioneel gedrag. Pogingen om machtsverschillen te verkleinen, vergroten dit juist. Dit is de paradox van de pastorale macht: door het machtsverschil op te heffen krijgt de pastor nog vrijere toegang tot het gemeentelid. De rol van de predikant kan ook onhelder worden doordat er ook sprake is van grensvervaging, omdat de predikant gemeenteleden zowel in een sociale als in een pastorale context ontmoet. Deze diffuse relaties tussen pastores en pastoranten maken het moeilijker om professionele grenzen te trekken in vergelijking met andere hulpverlenende beroepen.

Hiermee hangt de spanning samen tussen afstand en nabijheid. Deze spanning heeft allereerst te maken met de rol van de predikant. Aan de ene kant wordt op grond van deze rol van de predikant meeleven en zorg verwacht. Gesprekken die de predikant voert, hebben vaak een intiem karakter. Aan de andere kant kan de predikant zich eenzaam, geïsoleerd en leeg voelen. Mensen met weinig eigenwaarde voelen zich over het algemeen onzeker en onveilig, en hebben daarom een grote behoefte aan bevestiging. Tegelijk zijn zij vaak bang om gezien te worden zoals zij zichzelf zien. Daarom mijden ze de nabijheid van emotionele intimiteit. Toch is het juist deze intimiteit die de bevestiging geeft die zij zoeken. In deze situatie kan het gebruik van seks als middel om intiem contact te leggen voor sommigen voor de hand liggen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat binnen de hulpverlening aan predikanten een bepaalde stroming de nadruk legt op de seksuele verslaving[iii]. Dat betekent dat het gedrag van de daderpredikant gezien wordt als het gevolg van een ziekte waarvoor de predikant behandeld kan worden. Dergelijke predikanten ervaren schaamte en hebben weinig eigenwaarde; zij zijn afhankelijk en hebben geen relationele vaardigheden. Door de seksuele activiteiten proberen zij tegemoet te komen aan hun eigen emotionele behoeften. Het grote voordeel van deze benadering is dat er ruimte komt voor een aanvullende benadering van het misbruik. Niet het streven naar heersen, het uitoefenen van macht, maar de seksuele activiteit is het eerste thema om het misbruik ter sprake te brengen. Zo kan er in het gesprek ruimte komen voor de lust en begeerte, voor gevoelens van verliefdheid en seksuele verlangens.

Er is nog een tweede probleem dat kan ontstaan door de massieve benadering van seksueel misbruik. Veel mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik door de predikant worstelen met de schuldvraag. Zij herkennen zich niet volledig in het beeld van een weerloos slachtoffer. Een te zwart – witte benadering van de seksuele handelingen doet hen niet per definitie recht. Het benoemen van de seksuele handelingen helpt hen wel om te begrijpen wat er gebeurd is. Het helpt hen om aandacht te vragen voor de manipulaties van de predikant. De andere kant is echter dat sommige misbruikten zich schuldig voelen over hun eigen rol in de seksuele handelingen. Zij hebben zelf soms initiatieven genomen, verliefdheid ervaren en seksuele verlangens gevoeld.

Het is van belang om onderscheid te maken tussen de schuld en verantwoordelijkheid binnen het kerkrechtelijke traject en de schuld binnen het pastorale of therapeutische traject. De kerkrechtelijke schuld ligt bij de persoon die vanuit zijn / haar rol en positie de meermachtige is en altijd verantwoordelijk blijft voor het bewaken van de grenzen van de hulpverlenende relatie. Het is zijn / haar taak om het ambt te hanteren ten dienste van de ander, om veiligheid te creëren door zorgvuldig handelen en door respect voor de gesprekspartner. Binnen het pastorale traject kan gesproken worden over de rol van de gesprekspartner. Wat was het eigen aandeel in de seksuele handelingen, en met welke motieven heeft zij / hij deel genomen aan de seksuele activiteiten? Door deze benadering, die meer ruimte laat voor de seksualiteit binnen het verhaal van het seksueel misbruik, kan er ruimte ontstaan voor verlangens en behoeften. Herkenning van onderliggende gevoelens en van seksuele verlangens kan helpen in het herstel van misbruikten.

 

 

 


[i] A.L. Veerman (2005) Ontredderd. Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum. In dit onderzoek heb ik het proces in drie kerkenraden, die geconfronteerd zijn geweest met seksueel misbruik door hun predikant, gereconstrueerd.

[ii] A. Shupe (1995) In the name of all that’s holy: a theory of clergy malfeasance. Westport, Conn.: Prager. A. Shupe (ed.) (1998) Wolves within the fold: religious leadership and the abuses of power. New Brunswick: Rutgers University Press. A. Shupe, W.A. Stacey & S.E. Darnell (ed.) (2000) Bad pastors. Clergy misconduct in modern America. New York: New YorkUniversity Press.

[iii] Bv. M.R. Laaser (1991) Sexual addiction and clergy. In: Pastoral Psychology39/4.