Tag Archives: predikant

Afwegingen bij ‘geroepen worden’

22 okt

Het was in maart of april toen de beroepingscommissie van de Ontmoetingskerk te Vriezenveen voor het eerst contact met mij zocht. Of ik beschikbaar was. Het is een vraag die mij vaker gesteld was. Mijn antwoord is steeds tweeledig: enerzijds is er in de Protestantse Gemeente ’t Harde volop werk te doen, er zijn ontmoetingen, nieuwe ontwikkelingen, er wordt geleefd. Er is beslist geen reden om weg te gaan – dus nee, niet beschikbaar.  Anderzijds geloof ik in roeping – dus ja, ik ben beschikbaar.

roeping

Roeping

Een ongrijpbaar en misschien wat vaag begrip. Roeping laat zich niet hard maken, in die zin dat het een argument wordt dat boven iedere twijfel uitstijgt. Het is niet een eenduidig en onweerlegbaar inzicht. Hoewel roeping – voor mij – alles te maken heeft met de heilige Geest, met leiding van God, is het geen wereldvreemd en vroom woord, Ook een verpleegkundige, een ICT-er of bosbouwer kan roeping ervaren. Roeping heeft te maken met aan je bestemming komen. De taak of de baan die je hebt, beantwoordt aan je verlangen en aan je bedoeling.

Misschien is roeping voor mij voor alles dat ik verlang om te leven in verbondenheid met God. Die verbondenheid met God vertaalt zich in de keuzes die ik maak: brengt de keuze me dichter bij God of juist niet? Leef ik ten dienste of ten koste van anderen?  Roeping bepaalt dus de richting van mijn leven. Daarnaast biedt roeping ruimte. Het maakt het mogelijk om los van de dagelijkse gang van zaken, mijn inspanningen en activiteiten te beschouwen. Zou het kunnen zijn dat ik elders aan de slag zou moeten? Die vraag kan ik alleen eerlijk aangaan vanuit dat ik mij  ‘geroepen mag weten’. Ik voel mij immers zo verbonden met mensen, dat ik niet snel een nieuwe stap zou overwegen. Vandaar: ik geloof in roeping.

Wat is de houdbaarheid van een predikant?

In het overwegen van het beroep en de uiteindelijke beslissing om het beroep aan te nemen, spelen verschillende overwegingen een rol. Een predikant functioneert op verschillende niveaus en elk niveau heeft een eigen ‘houdbaarheid’. Het meest fundamentele en verbindende niveau is die van de ontmoeting binnen en buiten het pastoraat. Als predikant mag je de uitnodiging ontvangen om deelgenoot te worden van ervaringen, geschiedenissen, vragen en zoeken.  Het is bijzonder en van onschatbare waarde om zo met mensen te mogen oplopen. Er zijn families en gezinnen met wie ik zo intens ben opgetrokken door overlijdens, bruiloften, doopvieringen, crises en vreugdevolle tijden. Wat is het een groot goed om het vertrouwen te ontvangen om mensen in hun laatste fase nabij te mogen zijn. Dit niveau vraagt om een blijvende verbondenheid, en zeker op dit niveau kan het afscheid pijn doen.

Een ander niveau waarop ik als predikant functioneer, is het leidinggevende of beleidsmatige niveau. Als predikant begeleid ik de gemeente en probeer haar een stukje verder te brengen. Wat is het doel en de richting van de gemeente? Waar liggen de mogelijkheden en sterke kanten, waar moet de gemeente versterkt worden? We (gemeente, kerkenraad, Ted Zuidmeer en ik) hebben in de afgelopen periode krachtig ingezet op het verdiepen van de onderlinge verbondenheid, het invullen van veelkleurigheid (door vanuit de dialoog elkaar te leren verstaan), zoeken naar de plaats van de kerkelijke gemeente in het dorp en de burgerlijke gemeente, oog hebben voor missionair gemeente zijn en zoeken naar mogelijkheden om geloof over te dragen aan de jongere generatie.

Een aantal initiatieven is in de loop van de jaren medebepalend geworden voor onze gemeente: Time-out, popdiensten, Taizévieringen, sociale media. Een aantal initiatieven staat in de steigers en zullen zich nog moeten bewijzen of verder ontwikkeld worden: de plannen van de Taakgroepen Vieren en Leren, de geloofskoffer, Rock Solid, Youth Alpha en Kerk op schoot.

Op dit niveau is een predikant ‘beperkt houdbaar’.  Het is goed om op tijd het stokje weer over te dragen. De gemeente heeft ook tijd nodig om te ontdekken wat bij haar past, welke initiatieven eigen zijn bij de gemeente en welke ontwikkelingen uiteindelijk meer het enthousiasme van de voorganger weerspiegelen. In het zoeken naar een nieuwe voorganger komt er een periode van bezinning: wat is eigenlijk de meerwaarde van de predikant(e)? Hoe kan z/hij de gemeente verder ontwikkelen?

Op weg in vertrouwen

Op het beleidsmatige niveau kan ik ook ingaan op de vraag die de Ontmoetingskerk stelt, en op de thema’s die in deze gemeente aan de orde zijn. En overwegende, is mijn verwachting dat ik als voorganger een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de gemeente te Vriezenveen. Overigens heeft het alleen zin om na te denken over visie, beleid, richting en bestemming wanneer we als gemeente samen met kerkenraad en nieuwe voorganger bereid zijn om elkaar van hart tot hart te ontmoeten. Om samen op weg te gaan. Elkaar uitnodigen om deelgenoot te worden van elkaars levens- en geloofsweg.

Een beroep krijgen is dus nadenken over roeping. Roeping betekent een stem horen en op weg durven gaan. Weg uit het vertrouwde, op weg naar het oosten. We mogen gaan in het vertrouwen op God. Niet alleen zal Hij ons (Esther, Sietse en mij) nabij zijn op onze reis, maar ook zal Hij de Protestantse Gemeente op handen dragen. In dat vertrouwen laat ik los, in dat vertrouwen reis ik verder.

Slachtoffer misbruik heeft nauwelijks stem

12 jul
(Dit is een interview uit 2005 nav mijn proefschrift (Ontredderd) in het Nederlands Dagblad)
Wat moet een gemeente doen als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd? Geef de onderdrukten – in de meeste gevallen vrouwen – een stem én versterk de positie van de kerkenraad. Dat is de boodschap van de protestantse predikant Alexander Veerman.
Het bericht dat de predikant jarenlang een aantal vrouwen heeft misbruikt, treft de gemeente tot in het diepst van haar ziel. De kerkenraad, als eerste op de hoogte gesteld van een officiële aanklacht, reageert geschokt. De predikant is immers voor velen een grote zegen, ook in het geloof. Hoe moet de gemeente hier nu mee omgaan?
ontredderd

Alexander Veerman, predikant van de Protestantse Kerk in ’t Harde, onderzocht drie van dergelijke ‘gevallen’ van misbruik, twee in een protestantse en één in een reformatorische gemeente. Op zijn bevindingen, gevat in een proefschrift onder de titel Ontredderd (Boekencentrum, Zoetermeer), hoopt hij woensdag te promoveren aan de Theologische Universiteit (PKN) in Kampen.

Veerman is zeer strikt in zijn opvatting over dominees ‘in het ambt’ die seksuele handelingen met gemeenteleden verrichten. Waar een van de dader-predikanten uit zijn onderzoek sprak over een relatie met wederzijds goedvinden – overspel dus – noemt Veerman het seksueel misbruik. ,,Iemand die met een hulpvraag bij de dominee komt, stapt in een veilige ruimte, die intimiteit oproept. De predikant moet de grenzen van die veiligheid bewaken. Als hij over de schreef gaat, is hij bezig met zijn eigen behoeften, en niet met het probleem van het gemeentelid.”

Slachtoffers 
Het viel Veerman op dat in de drie gemeenten de stem van de misbruikte vrouwen nauwelijks werd gehoord. De reformatorische kerkenraad nam de klachten wel serieus, maar onderhandelde zolang met de dominee over vergeving – het leek meer een juridische strijd – dat de vrouwen alsnog naar de rechter stapten. Zelfs in de kerkelijke taal is er weinig ruimte voor de slachtoffers, vindt hij. ,,De begrippen schuld, zonde en vergeving zijn op de dader gericht. De dominee heeft zonde begaan, kan zijn schuld belijden en vergeving krijgen. Maar het slachtoffer heeft vanuit gekwetstheid veel meer behoefte aan gerechtigheid.”

Hij wil niet afrekenen met een begrip als vergeving. ,,Vergeving brengt de ruimte om dingen los te laten, om verder te kunnen, een belangrijk bijbels gegeven.” Toch moet de kerkenraad daar niet te snel naar toewerken. ,,Laat eerst de hele zaak maar eens boven tafel komen. Je moet alert zijn op het zogeheten dadermechanisme. Een van de predikanten uit mijn onderzoek beweerde dat hij alles had opgebiecht. Toen kwam er nog een derde geval van misbruik. Een andere predikant wilde direct zijn schuld belijden. Toen het proces langer duurde, zag hij er vanaf en voelde hij zich opeens slachtoffer.”
Veerman kiest onverkort voor het perspectief van het slachtoffer. Sterker nog, hij pleit voor het ontwikkelen van een ecclesiologie, een leer van de kerk, waarin de stem van ‘gemarginaliseerden’ wordt gehoord. Daarvoor put hij uit de bronnen van de bevrijdingstheologie, die opkomt voor de armen en onderdrukten. Zij reikt volgens hem instrumenten aan om het verschijnsel macht en de cultuur waarin hij functioneert onder kritiek te stellen.

Deze theologie, die werd ontwikkeld in Afrika en Zuid-Amerika, is op de verhouding tussen mensen gericht. Hoe ziet Veerman de relatie met God? ,,Die kan niet los worden gezien van de relatie met de medemens. Daar vraagt de bevrijdingstheologie juist aandacht voor. Als je vroom praat, terwijl er mensen worden misbruikt, klopt er iets niet. Jezus is wat dat betreft een inspirerend voorbeeld. Hij klaagde de orthodoxe farizeeërs – zeg maar de dominees van die tijd – aan vanwege het misbruik, maar de inhoud van het orthodoxe geloof verdedigde hij.”

Dreigt de dader niet buiten beeld te raken, bij een keuze voor het perspectief van het slachtoffer? ,,Alleen”, beaamt Veerman, ,,als de predikant als zondebok wordt afgeschilderd. Dat is ten onrechte, want het gaat om het klimaat waarin het misbruik kon plaatsvinden. En ook de dader heeft recht op professionele begeleiding. Het is verkeerd als een kerkenraad, om de gemoederen tot bedaren te brengen, zo snel mogelijk van de predikant af wil.”

Episoden 
Hoewel het vertrouwen is geschonden – ook het geloof van de ouderlingen krijgt een douw – wordt de kerkenraad geacht leiding te geven. Dat is moeilijk als de ontwikkelingen over elkaar heen buitelen. Daarom beschreef Veerman de processen binnen de drie gemeenten. Hij ontdekte zes episoden, die tegelijk kunnen plaatsvinden.

Wat is misbruik? Dat is de vraag die in de eerste episode centraal staat. ,,De kerkenraad moet voor zichzelf helder krijgen wat er is gebeurd, waarbij rekening wordt gehouden met de eigen geschokte gevoelens.”

De tweede episode draait om de volgende vraag: onthullen en informatie verstrekken of terughoudendheid betrachten? Bij een landelijk onderzoek door een klachtencommissie die nog loopt, moet de kerkenraad voorzichtig zijn, zowel tegenover de gemeente als de pers. Zelfs de reden voor het op non-actief stellen van de predikant moet volgens hem niet worden genoemd. ,,Dat kan de aangeklaagde tegen je gebruiken bij een rechtszaak. Een gereguleerde informatievoorziening is beter. Toon aan dat je als kerkenraad het proces beheerst, dat je het overwicht houdt. Vraag om begrip voor de situatie.”

Maar wat als de geruchtenstroom op gang komt en de media de zaak oppakken? Veerman aarzelt even. ,,Elke nieuwe situatie vraagt om een nieuwe afweging. Het gaat om het vertrouwen van de gemeente. Dût moet je vasthouden.”

Episode drie behelst de kerkelijke procedures. Veerman pleit ervoor zo snel mogelijk hulp van buiten – van de classis of de synode – in te roepen. ,,Een crisisteam formeren is prima. In ieder geval moet er één persoon van buiten komen die het complexe proces begeleidt.”

Het woord schuld is het centrale begrip in de vierde episode. ,,Veel ouderlingen voelen zich schuldig. Hadden ze niet eerder moeten ingrijpen? Er waren vaak al geruchten. Dat de kerkenraad er ook niets aan kon doen, is een dooddoener. Er moet ruimte komen om deze schuldgevoelens te uiten.” Deze vierde episode treedt volgens hem in de praktijk nogal eens gelijk op met eerste episode, waarin de vraag naar de schuld van de dominee aan de orde komt.

Een dreigende desintegratie of een toenemende saamhorigheid, daar draait het om in episode vijf. Als de kerkenraad ruimte geeft voor de gevoelens die in de gemeente leven en werkt aan een goede communicatie, kan de gemeente er sterker uit komen. Daarbij kunnen geestelijke middelen als bidden en zingen – mits juist ingezet – volgens hem van onschatbare waarde zijn.

Bij de laatste episode die Veerman ontdekte gaat het om de vraag of de kerkenraad zich laat verrassen en achteraf op de ontwikkelingen reageert (re-actief) of er vooraf op inspeelt (pro-actief). Veerman is een voorstander van dat laatste. ,,Een kerkenraad kan alvast nadenken over wat zij moet doen als de dominee misbruik pleegt. Mijn boek kan daarbij behulpzaam zijn.”

In zijn proefschrift pleit hij voor ,,een zelfbewuste kerkenraad die de gekwetste gemeente leidt van ontreddering naar hoop”. Is dat niet te veel gevraagd? ,,De kerkenraad kûn ook iets. Ik realiseer me dat het moeilijk is, maar ze heeft de macht om bij seksueel misbruik het verschil te maken. Als ze maar authentiek handelt.’

Tussen pastoraat en psychiatrie

13 mrt

Hieronder de tekst van een interview door Margaretha Coornstra voor De Stentor, ook gepubliceerd op:  http://www.kerkinhetmidden.nl/nieuws/detail/tussen-pastoraat-en-psychiatrie

 foto Cees Baars

door Margaretha Coornstra

De bezuinigingen op de geestelijke gezondheidzorg (GGz) treffen vooral de meest kwetsbaren. Steeds vaker ondervindt predikant Alexander Veerman de gevolgen binnen zijn pastorale praktijk. Zelfs van buiten zijn kerkgemeente weten mensen in geestelijke nood hem te vinden.
Wat daarbij telkens opvalt, is de grote gelijkenis tussen hulpvragen aan het pastoraat en aan de psychiatrie. “Het pastoraat is een wonderlijk werkgebied, want het grenst aan verschillende zorgterreinen. Aan het medische als je op ziekenbezoek gaat. Aan maatschappelijk werk in geval van armoede en eenzaamheid. En aan de GGz, als je mensen ontmoet met psychische klachten.”

PKN-predikant en publicist Alexander Veerman (1970) maakt zich in toenemende mate zorgen over deze laatste groep. “Ik bespeur steeds vaker de gevolgen van verhoogde eigen bijdragen en aangescherpte eisen van overheid en zorgverzekeraars. Zo praat ik tegenwoordig langduriger en intensiever met mensen over hun problemen. De bezuinigingen leggen dus een zware druk op de GGz, maar indirect ook op het pastoraat. Behandelcentra voor psychotrauma’s kennen wachtlijsten van soms wel twee jaar. Maar als predikant zeg je niet: ‘Nou doei, ik zie je over twee jaar terug!’ Als mensen mij wanhopig opbellen, probeer ik diezelfde week nog een afspraak te plannen.”
Nee, dit wordt geen klaagzang over de GGz, benadrukt hij: “Gelukkig ken ik ook therapeuten die zeer betrokken zijn op de doelgroep en die uit eigen beweging regelingen treffen waardoor hun cliënten toch hulp kunnen ontvangen.” Wel vindt hij het jammer dat zorgprofessionals de dominee of pastoor zelden als gesprekspartner zien. “Wanneer het bijvoorbeeld over preventie gaat, blijft het pastoraat buiten beeld. Terwijl juist wij een belangrijke rol kunnen spelen bij signalering, want wij komen bij gezinnen over de vloer. Als mensen trouwplannen hebben, praten we met hen over liefde en intimiteit. De doopgesprekken geven een indruk van ideeën over ouderschap en opvoeding. En via kerkelijke jeugdclubs hebben we contact met de kinderen.”

Tot zijn spijt constateert Alexander Veerman iets als wederzijdse scepsis tussen geestelijke verzorging en geestelijke gezondheidszorg. “Vooral orthodoxe gelovigen koesteren vaak enige achterdocht jegens de GGz, omdat ze tegenslag zien als een beproeving van God: idealiter overwin je je problemen door geloof en gebed. Daarnaast leeft het idee dat psychiaters veelal geringschattend over godsdienst denken en de patiënt met tegenargumenten zullen bestoken. En ja, omgekeerd heb je inderdaad psychiaters die ijskoud zeggen: ‘Jouw geloof ís jouw probleem!’ Daar vraag ik me af: kun je dan niet proberen om de klachten binnen de context van dat geloof te benaderen? En volgens mij moet je juist bij die patiënten, voor wie geloof kennelijk zó belangrijk is, ook een voorganger inschakelen. Naar mijn idee wordt hier de expertise van het pastoraat onvoldoende benut.”
Zelf is Veerman is als extern deskundige betrokken bij de behandeling van een zwaar getraumatiseerde vrouw, die tijdens haar streng-godsdienstige opvoeding onder meer met duiveluitdrijving te maken heeft gehad. “Ze heeft dat bewuste kerkgenootschap allang de rug toegekeerd en gelooft eigenlijk helemaal niet meer. Maar tegelijk is ze nog steeds doodsbang. Ik werk incidenteel mee aan de therapie, door gesprekken met haar te voeren in het bijzijn van haar psychiater. Want die heeft geen kaas gegeten van de theologische achtergronden: dat is míjn specialisme. Toch moet hij erbij blijven, om adequaat in te grijpen wanneer deze mevrouw tijdens de sessie mentaal instort: dat is zíjn specialisme.” Een instelling als Eleos (GGz op reformatorische grondslag, MC) betrekt overigens wél standaard een predikant bij de therapie, voegt Veerman hieraan toe. “En ik denk dat die aanpak voor veel gelovige mensen een uitstekende route is.”

De afbraak van de GGz – met lange wachtlijsten en steeds kortere therapietrajecten – schept een onherbergzaam niemandsland tussen pastoraat en psychiatrie. Als predikant probeert Alexander Veerman zo mogelijk een helpende hand te bieden aan wie daarin vertwijfeld ronddwalen. “In de afgelopen jaren heb ik meerdere mensen begeleid die worstelden met psychosociale trauma’s, zowel gemeenteleden als mensen van buiten onze gemeente. Zulke contacten duren soms jaren. Zo begeleidde ik ooit een gezin waarbinnen sprake was van huiselijk geweld. Beide partners leden onder jeugdtrauma’s; de vrouw had een voorgeschiedenis van seksueel misbruik. Ik heb lang op het echtpaar ingepraat om hen bij de hulpverlening te krijgen. Daar waren ze namelijk erg huiverig voor, vanwege alle schaamte en wantrouwen binnen hun gezin. Maar tot overmaat van ramp hebben meerdere afzonderlijke hulpverleners deze casus al gauw teruggegeven, omdat de situatie als ‘te complex’ werd ingeschat. Jammer genoeg maak ik dat nog steeds wel mee: dat gemotiveerde cliënten als te moeilijk behandelbaar worden weggestuurd. Tja, en dan blijf je als predikant dus met die mensen doormodderen, terwijl je daarvoor niet bent toegerust. Je kunt hun verhaal aanhoren en analyseren, maar geen therapie geven. Je kunt niet doorpakken en je wilt niet loslaten. Want hoe kun je, in dienst van het Koninkrijk van God, tegen iemand in een geweldssituatie zeggen: ‘Ik kan niks voor jou doen’? Dat strookt niet met mijn visie op geloven.”

—————————————————————————————————————————–

Pascal Visser (46) gaat door een diep dal. Traumatische jeugdervaringen met seksueel misbruik, fysiek geweld en geestelijke mishandeling leidden tot allerlei klachten: angst, straatvrees, depressie, geheugenverlies. Onlangs is zijn ziektebeeld geclassificeerd als DIS (dissociatieve identiteitsstoornis), een ernstige aandoening die voorheen ‘meervoudige persoonlijkheidsstoornis’ heette.
Pascal is lid van de PKN-gemeente waar Alexander Veerman predikant is. Hoewel intens kerkelijk meelevend, bezoekt hij zelden een dienst omdat hij die drukte niet aankan. “Gelukkig begrijpt Alexander dat. Hij heeft mij rondgeleid in de lege kerk: ‘Dan kun je de indeling goed bekijken en aan de ruimte wennen.’ Ik mag een stoel neerzetten op rustig plekje, waar ik ongemerkt weg kan sluipen als er iets misgaat.”

Het laatste jaar zijn Pascals psychische klachten geëscaleerd. Alexander Veerman vergezelde hem naar de huisarts, om de gecompliceerde problematiek te helpen toelichten. Via-via werd Pascal doorverwezen naar de Acute Deeltijd Behandeling in Harderwijk. “Opgelucht belde ik mijn zorgverzekeraar. Maar toen bleek dat ik mijn vervoerskosten niet vergoed krijg, omdat zo’n acute behandeling maar zes weken duurt. Pas bij een halfjaar aaneengesloten therapie krijg je reiskostenvergoeding.”
Trieste ironie is dat Pascal tot februari zelf werkte als taxichauffeur in het gehandicaptenvervoer: “Met verdriet moest ik ontslag nemen, omdat rijden te riskant werd. En nu ik zélf vervoer nodig heb, krijg ik het niet vergoed.”
Pascal zou het liefst zelf een taxi betalen. Maar hij zit in een schuldhulpregeling, omdat hij bij vlagen onhandig met geld omgaat. Gezien zijn symptomen is openbaar vervoer evenmin een optie.
“Toen zei Alexander: ‘Het kan toch niet zo zijn dat jouw therapie louter vanwege bezuinigingen niet doorgaat?’ Alexander vindt dat een gemeente de plicht heeft om elkaar in nood bij te staan. Tja, dat had ik vroeger ook al door kerkmensen horen zeggen, zonder dat ze het echt déden. Maar Alexander en zijn vrouw Esther hebben elf vrijwilligers geregeld, die mij vier dagen per week naar Harderwijk rijden. Dat vind ik prachtig en verschrikkelijk tegelijk. Ik heb moeite om hulp aan te nemen, ben bang dat ze mij als profiteur zien. Ik voelde zelfs even argwaan: wáár zit het addertje onder het gras..? Maar nee – langzaam laat ik de gedachte toe dat ik blijkbaar bij een heel fijne gemeente hoor.”

—————————————————————————————————————————-

Het verschijnsel psychotrauma loopt als een rode draad door de loopbaan van Alexander Veerman. Sinds zijn theologiestudie kruisen telkens diep gekwetste en onderdrukte mensen zijn pad. In de collegezaal ontmoette hij zijn huidige vrouw Esther, die als kind ernstige seksuele mishandeling heeft doorstaan. “Via Esther ontdekte ik hoeveel verschillende maskers mensen kunnen dragen, ook binnen een kerk, en hoeveel kwaad daarachter kan schuilen. Ik leerde bovendien dat, als een slachtoffer zóveel opgekropte woede en onmacht voelt, het meer helend werkt om stil te blijven luisteren naar dat levensverhaal, dan om ‘verkondigend’ bezig te zijn over verlossing en vergeving.”

Levensvragen en zingeving zijn bij uitstek het specialisme van voorgangers; pastoor of predikant, rabbijn of imam. “Een van onze belangrijkste tools is daarbij ‘trouw’,” aldus Veerman. “We moeten trouw blijven, juist aan de mensen die zich in de steek gelaten voelen. Het is onze taak om hen te laten ervaren dat God altijd liefdevol aanwezig blijft.”

Daarbij is het van belang om de situatie zorgvuldig in kaart te brengen en je woorden op een goudschaaltje te wegen, weet hij inmiddels: “Zoals je goede en slechte therapeuten hebt, heb je ook goede en slechte voorgangers. Het kerkelijk idioom, de geloofstaal, kan voor verwarring zorgen. Een voorbeeld: slachtoffers van seksueel misbruik voelen zich doorgaans minderwaardig. Ten onrechte natuurlijk. Maar in geloofstaal beschrijven ze die gevoelens als: ‘Ik ben slecht, schuldig, zondig…’ Dan moet je als voorganger alert zijn en eerst goed doorvragen waar dit idee precies op gebaseerd is. Terwijl het meer voor de hand ligt om meteen over ‘vergeving’ en ‘verzoening’ te beginnen – met het risico dat deze mensen op hun blote knieën eindeloos om vergeving smeken, zich slecht blíjven voelen en uiteindelijk afhaken. Paradoxaal genoeg zou de dader, die met echte schuld zit, dus meer baat bij zo’n gebed kunnen hebben.”

Pastor gevangen tussen beeld en beleving: een risicovol beroep

5 mrt

Dit artikel is een bewerking van een eerder verschenen artikel in Centraal Weekblad in 2001. 

Hoewel de afgelopen jaren steeds meer bekend is geworden over oorzaken en gevolgen van seksueel geweld, lijkt dit geweld niet af te nemen. Als we ons richten op seksueel misbruik in pastorale relaties zien we dat deze vorm van seksueel geweld zeer schadelijk kan zijn voor de direct betrokkenen, maar ook voor de gemeente waar dit plaatsvindt. Kerkelijke  gemeenten hebben specifieke zorg nodig, die inmiddels via gemeenteadviseurs bij de PKN aanwezig is. Deze deskundige hulp is belangrijk omdat allerlei personen in de gemeente specifieke hulp nodig hebben. Daarnaast heeft de gemeente in haar geheel ook begeleiding nodig. Vaak raakt een gemeenschap gepolariseerd en gedemotiveerd wanneer ze geconfronteerd wordt met een predikant die seksueel misbruik heeft gepleegd. Een vraag die gemeenteleden bezig houdt is: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Om hier antwoord op te kunnen geven, zullen we kijken naar de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van seksueel misbruik in pastorale relaties.

multispiegelResized

Een risicovol beroep

Uit de literatuur over seksueel misbruik in pastorale relaties komen verschillende factoren naar voren die het risico op misbruik vergroten. Deze factoren hangen voor een gedeelte samen met de rol en voor een ander gedeelte met de persoonlijkheid van de predikant. In de factoren die beschreven worden, kunnen twee fundamentele spanningen onderscheiden worden. De ene heeft betrekking op macht en onmacht, de ander op afstand en nabijheid.

Hoewel een pastor in een hulpverlenende relatie de meermachtige is, ervaart hij of zij dat vaak niet zo. Hoe komt dat? Hier zijn verschillende redenen voor aan te wijzen. Allereerst kan dit te maken hebben met de manier waarop een predikant de gemeente beleeft. Er zijn pastores voor wie de gemeente als een totaliteit functioneert, die alle tijd en aandacht vraagt. Het is niet mogelijk om buiten de gemeente een leven op te bouwen. Een gemeentelid heeft die mogelijkheden en vrijheid wel. De predikant is als het ware overgeleverd aan de gemeente. Hij of zij  heeft geen grip meer op de eigen situatie en is overgelaten aan de verwachtingen en belangen van gemeenteleden. Zodoende kan het zijn dat in de beleving van een predikant de machtsongelijkheid tussen gemeentelid en predikant niet meer aanwezig is, of zelfs is omgedraaid. De predikant kan zich schijnbaar machteloos voelen, ook in een situatie van seksueel misbruik. Hij was niet in staat om zich te verzetten tegen de avances van een gemeentelid. In de beleving van een dergelijke pastor is hijzelf het grootste slachtoffer van de situatie.

Daarnaast kan meespelen dat het omgaan met macht voor predikanten als problematisch wordt ervaren. Predikanten hebben vaak zelf helemaal niet de behoefte om op een voetstuk te staan, maar dichtbij en naast de mensen. Juist predikanten echter, die proberen om de machtsongelijkheid binnen een pastorale relatie te egaliseren, lopen het grootste risico dat zij overgaan tot onprofessioneel gedrag. Pogingen om machtsverschillen te verkleinen, vergroten dit juist. Dit is de paradox van de pastorale macht: door het machtsverschil op te heffen krijgt de pastor nog vrijere toegang tot het gemeentelid. Hier komt bij dat er ook sprake is van grensvervaging, omdat de predikant gemeenteleden zowel in een sociale als in een pastorale context ontmoet.  Deze diffuse relaties tussen pastores en pastoranten maakt het moeilijker om professionele grenzen te trekken in vergelijking met andere hulpverlenende beroepen.  Het is van belang dat een predikant zich bewust is van de macht die hij heeft: ook wanneer gestreefd wordt naar een toegankelijkere manier van predikant zijn (wat over het algemeen toe te juichen), blijft er sprake van machtsongelijkheid. De predikant is ten allen tijde verantwoordelijk voor het bewaken en handhaven van de grenzen.

De andere fundamentele spanning heeft te maken met afstand en nabijheid. Deze spanning heeft allereerst te maken met de rol van predikant. Aan de ene kant wordt op grond van deze rol van de predikant meeleven en zorg verwacht. Gesprekken die de predikant voert, hebben vaak een intiem karakter. Aan de andere kant kan de predikant zich eenzaam, geïsoleerd en leeg voelen. Mensen met weinig eigenwaarde voelen zich over het algemeen onzeker en onveilig, en hebben daarom een grote behoefte aan bevestiging. Desondanks zijn zij vaak bang om gezien te worden zoals zij zichzelf zien. Daarom mijden ze de nabijheid van emotionele intimiteit. Toch is het juist deze intimiteit die de bevestiging geeft die zij zoeken. In deze situatie kan het gebruik van seks als middel om intiem contact te leggen voor sommigen voor de hand liggen.

In zekere zin is dit ook te herkennen bij predikanten met een narcistische persoonlijkheid. Juist mensen met een dergelijke persoonlijkheid voelen zich vaak aangetrokken tot het predikantschap. Als predikant vervullen zij een publieke en opvallende functie, waardoor zij hun onzekerheid compenseren. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om toewijding, bewondering en onvoorwaardelijke liefde af te dwingen. De onderliggende kwetsbaarheid en machteloosheid maakt de vervulling van hun behoefte noodzakelijk.

Gemeenten doen vaak juist een beroep op dit soort predikanten, omdat deze personen vaak intelligent zijn en op krachtige wijze optreden. Daarnaast beschikken ze over het vermogen de mensen te vertellen wat ze willen horen. Vandaar dat het aan het licht komen van seksueel wangedrag van de pastor leidt tot diepe splitsingen in de gemeente. Het is van belang dat een predikant zich bewust is van zijn of haar eigen emotionele en psychische behoeften.

We kunnen de conclusie trekken dat predikanten een groter beroepsrisico lopen dan andere hulpverleners, omdat heldere regelgeving rond intimiteit en seksualiteit voor de predikant ontbreekt. Veel hangt af van de intuïtie van de predikant: hij of zij moet elke situatie zelf inschatten zonder dat teruggegrepen kan worden op ethische richtlijnen. De machtsverneveling is er mede de oorzaak van dat onhelder is wie de verantwoordelijkheid heeft in een pastorale relatie. Daarnaast vergroten onvervulde emotionele behoeften de kans op seksueel misbruik. Predikanten hebben gemakkelijk toegang tot gemeenteleden, werken zelfstandig en hoeven aan niemand verantwoordelijkheid af te leggen.

Kwetsbare gemeenteleden

Dezelfde fundamentele spanningen die bij predikanten aanwezig zijn, zijn ook te herkennen bij degenen die misbruikt zijn. Het misbruik heeft plaatsgevonden binnen een pastorale relatie. Dat betekent dat het gemeentelid voor hulp heeft aangeklopt bij de predikant. Omdat de machtsverhouding binnen de pastorale relatie niet meer duidelijk is, komt het vaak voor dat een misbruikte in het begin de seksuele relatie niet als misbruik zal omschrijven. Er lijkt sprake te zijn van wederkerigheid en gelijkheid. De diffuse machtsverhouding keert zich echter tegen de misbruikte. Op zoek naar steun en zelfbeschikking is de kans groot dat haar autonomie na een dergelijke relatie verder is afgebroken.

Een gemeentelid verkeert in een spanning tussen nabijheid en afstand. Vanuit de verwachting dat een pastorale relatie veilig is, is het pastorale gesprek een proeftuin om intimiteit te ervaren. De predikant dient de grenzen af te bakenen en zorg te dragen voor de distantie en voor het geven van intimiteit. Het gemeentelid verkeert in een afhankelijke positie en is daarom minder of niet in staat om de grenzen te bewaren. De afhankelijkheid en de behoefte aan intimiteit is een risicovolle combinatie. Daar komt bij dat wanneer er sprake is van een grensoverschrijding dit voor het gemeentelid verwarrend is.

Ook in de gemeente zijn beide spanningen te herkennen. De gemeente legitimeert de macht van de predikant. Aan de andere kant is et moeilijk om tegenwicht te bieden aan een predikant die steeds meer naar zich toe trekt. Vaak is de predikant de enige beroepskracht tussen amateurs. Ook zijn kerkenraden vaak niet goed uitgerust om met conflicten tussen predikant en gemeenteleden om te gaan.  Er zijn geen  methoden om gevoelens in een vroeg stadium openlijk te uiten, bijvoorbeeld in functioneringsgesprekken. Daarom wordt vaak pas in een explosieve fase uiting gegeven aan emoties. Omdat de bron van het conflict tussen pastor en gemeente vaak verborgen is, maar de predikant wel allerlei signalen ontvangt, kan hij of zij zich geïsoleerd en ondergewaardeerd voelen.

Als het gaat om de fundamentele spanning tussen nabijheid en intimiteit is het interessant om naar het klimaat in de gemeente te kijken. Hoe wordt daar omgegaan met nabijheid, met intimiteit en met seksualiteit? Hoe uiten gemeenteleden hun betrokkenheid op elkaar en worden exploitatieve vormen van seksualiteit afgewezen? Kortom, reikt de gemeente mogelijkheden aan om intimiteit te beleven op een gezonde en autonome manier, of draagt het klimaat in een gemeente bij aan het wegstoppen van emotionele behoeften?

Tot slot

Wat levert dit korte overzicht op? In het spreken over seksueel misbruik spelen zowel de beleving van macht als de beleving van seksualiteit een belangrijke rol. Wanneer alleen de nadruk gelegd wordt op het machtsmisbruik dat heeft plaatsgevonden, is er geen aandacht voor de gevoelens van onmacht en andere factoren de ook een rol spelen. Wanneer aan de andere kant alleen gesproken wordt over het zoeken naar intimiteit, seksverslaving en andere innerlijke factoren, wordt zo de nadruk gelegd op de onmacht, dat een pleger nauwelijks meer verantwoordelijk te houden is voor het gebeurde.

Spreken over seksueel misbruik betekent aan de ene kant een heldere ethische stellingname: wanneer een gemeentelid aanklopt voor hulp bij een predikant is hier per definitie sprake van een ongelijke machtsverhouding en heeft de predikant de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de grenzen. Aan de andere betekent het oog hebben voor de oorzaken, zodat risico’s in een vroeg stadium ontdekt kunnen worden. Kennis en bewustzijn zijn belangrijke wapens in de strijd tegen seksueel misbruik.