Tag Archives: relatie

Zegen over samen

25 aug

Een zegen heeft te maken met iemand goede woorden toewensen die die ander opbouwen en kunnen bemoedigen. We weten dat woorden krachtig kunnen zijn. Negatieve woorden kunnen kwetsen en zich diep van binnen nestelen en zo je kijk op jezelf, anderen en de wereld mee gaan bepalen.

Zegenen is het tegenovergestelde van die negatieve woorden. Een zegen biedt rust, beschutting en richting.

Wat is het mooi om mensen die de liefde hebben gevonden en samen hun leven verder willen leiden, aan het begin van die relatie een zegen mee te geven – als ouders, als vrienden, als … Een zegen over de liefde, een zegen over samen:

Lieve … en …

Jullie hebben elkaar gevonden en jullie levens zijn meer en meer onlosmakelijk met elkaar verbonden geraakt. Nu willen jullie je levens delen in één huis, en jullie levensverhaal in gezamenlijkheid leven.

Moge jullie verbondenheid gezegend zijn

Dat jullie liefde voor elkaar zich verdiept en jullie elkaar op handen dragen

dat jullie liefde ruimte maakt waarin de ander kwetsbaar en krachtig mag zijn

waarin de ander tot rust komt

en meer en meer zichzelf durft te worden

Dat jullie trouw krachtig mag zijn

in tijden van stormen of windstilte

opdat jullie elkaar steeds opnieuw vinden

en jullie liefde aan diepte zal winnen

Dat jullie hoop

richting geeft

vertrouwen wekt

en houvast biedt

Dat jullie beschutting vinden in Gods liefde, rust in Zijn trouw en kracht in Zijn aanwezigheid

Moge jullie verbondenheid tot zegen zijn

zodat anderen in jullie huis op adem komen

en in jullie liefde en trouw

toekomst vol geborgenheid en standvastigheid

mogen openen

Pijnlijke seks – de gevolgen van seksueel misbruik in een intieme relatie

12 mei

Dit artikel is gepubliceerd in Psyche & Geloof 26/1 Auteurs: Esther Veerman en Alexander Veerman

Inleiding
De gevolgen van seksueel misbruik zijn vaak ingrijpend. Voor mensen die slachtoffer zijn geworden is het vaak moeilijk om deze episode van hun leven een plek te geven. Gevoelens van schuld en schaamte, angst en dreiging maken het moeilijk om woorden te geven aan wat er gebeurd is. Wanneer mensen op enig moment zich weten te bevrijden uit situaties van misbruik, is er vaak het verlangen om vooruit te kijken. om niet langer geconfronteerd te worden met de nare verhalen van vroeger. Het is ook vaak het goedbedoelde advies dat familie, vrienden en kennissen meegeven aan overlevenden van geweld: heb het er maar niet meer over. Daarnaast blijken veel overlevenden van geweld op de een of andere manier alle herinneringen aan het misbruik te hebben gedissocieerd, en ontstaat er amnesie voor het traumatische verleden.(i) Beide bewegingen – die van ontkenning en die van verdringing – versterken elkaar om niet over het misbruik te spreken.

Klein meisje Door Esther Veerman

Tegelijkertijd blijken de ingrijpende gevolgen van seksueel misbruik ook op langere termijn door te werken.(ii) Juist in alledaagse handelingen en gebeurtenissen
manifesteert het misbruik zich – ook als er geen feitelijke herinneringen zijn. Overlevenden van geweld worstelen met het vermogen om anderen te vertrouwen, hebben nachtmerries, lijden soms aan angsten en hebben moeite met lichamelijkheid en intimiteit.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist in intieme relaties de gevolgen van het misbruik op een pijnlijke manier aan het licht komen. In dit artikel willen we ingaan op de vraag wat het voor de beleving van intimiteit en seksualiteit betekent, wanneer één van beide partners seksueel misbruik heeft meegemaakt. We willen eerst iets van onze eigen ervaringen vertellen en aansluitend enkele bouwstenen aanreiken voor een gezonde relatie.

Verwarring ov er intimiteit en seksualiteit: het perspectief van de overlevende van seksueel misbruik

Het valt niet mee om over een thematiek als intimiteit en seksualiteit te schrijven, ik wil het toch proberen vanuit mijn perspectief van gekwetst en gebutst zijn, en hoe Alexander en ik (Esther) een weg daarin hebben geprobeerd te zoeken. Ik (Esther) ben een vrouw van 46, predikant van beroep, hoewel ik ben afgekeurd. Ik schilder en teken (en dicht) al bijna 30 jaar over dat wat me van binnen beweegt, laten we zeggen, dat wat er gebeurt in mijn binnenwereld. Vanuit deze beelden, die gaan over de gevolgen van huiselijk en seksueel geweld heb ik in 2011 een stichting opgericht: Stichting Kunst uit Geweld. Ik organiseer  tentoonstellingen met en voor kunstenaars die verhalen van geweld meedragen en ik geef voorlichting. De thematiek van seksueel geweld raakt aan mijn eigen kwetsbaarheid, waardoor het soms ongemakkelijk is om erover te schrijven en misschien ook om te lezen.

Toch hecht ik er waarde aan om deze ingewikkelde verwarring van intimiteit en seksualiteit toch vanuit mijn persoonlijke verhaal te schrijven. Het gaat
immers niet om theoretische kwesties, maar om levensverhalen. Door ervaringen van seksueel geweld in mijn jeugd zijn intimiteit en seksualiteit een verwarrende en ingewikkelde kluwen geworden. Angst en defensieve gevoelens overheersten lange tijd. Omdat (verlangen naar) intimiteit raakt aan de kern van
het bestaan, had de verwarring invloed op grote delen van mijn dagelijks leven.(iii) Een aanraking of een geur kon zomaar de traumatische herinneringen (iv)
weer oproepen. Het heeft dan ook jaren geduurd, voordat ik een klein beetje vat kreeg op de complexiteit aan gevoelens, en ruimte kreeg voor een positieve beleving van intimiteit en seksualiteit.

Ik vond het moeilijk om romantische relaties aan te gaan. Voordat ik mijn huidige partner leerde kennen, heb ik enkele malen op het punt gestaan om een relatie te beginnen. Het leidde steevast tot verwarring. Mijn lichaam leek los van mijn hoofd te reageren, alsof er een knop werd omgedraaid. Ik had daar geen grip op en dat was beangstigend.  Hetzelfde gebeurde toen ik met mijn partner een relatie kreeg. Mijn lichaam reageerde op een dwangmatige seksualiserende manier op lichamelijkheid en intimiteit. (v) Dit mechanisme werd versterkt door de spanningen die zich rond onze relatie voordeden. Mijn vriend kwam uit een orthodox
kerkgenootschap, dat een sterke druk op hem uitoefende om de relatie te verbreken. Hierdoor werden we sneller dan we gewild hadden in elkaars armen gedreven.

Ik was niet in staat om grenzen af te bakenen en voor mijzelf te zorgen. Daarnaast voelde ik een krachtige interne drive om tot seksuele handelingen over te gaan, ook als mijn partner daar geen behoefte aan had. Achteraf denk ik dat een deel in mij op dat moment de regie overnam. Het was een stukje in mijn hoofd dat zich afgesplitst had en dat als het ware de seks regelde en uitvoerde. Gevoel kwam er niet bij kijken. Het waren gewoon een reeks handelingen die gedaan moesten worden iedere avond en dan pas kon ik gaan slapen. Dit gedrag sloeg radicaal om, toen ik in verwachting raakte. Opeens kon ik de nabijheid en zeker het verlangen naar seks van mijn partner niet meer verdragen. Toch voelde ik me vaak schuldig, als ik hem afwees en dan initieerde ik toch weer seks, om maar aan zijn behoeften tegemoet te komen. Zeker na de traumatische bevalling van mijn zoon, waar ik dagenlang alleen maar verkrachtingen voelde, in plaats van het op gang komen van een natuurlijke bevalling, ontdekte ik hoe angstig ik eigenlijk was, voor alles wat mannelijk was, en voor seksualiteit.

Deze situatie is jarenlang blijven bestaan. Mijn angst voor lichamelijkheid in het algemeen, mijn angst voor met name seksualiteit in het bijzonder, en ook mijn schuldgevoel ten opzichte van mijn partner in dezen. Bij een therapeute kwam mijn angst voor seks wel aan de orde, maar zonder te verkennen wat de bron van mijn angst was, waardoor haar therapie de angst uiteindelijk alleen maar verergerde. Ik had in mijn jeugd geleerd dat de simpelste aanraking kon uitmonden in een verkrachting. Elke vorm van lichamelijkheid en intimiteit riep intern de ergste beelden bij me op. Alleen: dat was ik mij toen niet zo bewust, omdat de therapeut eigenlijk geen contact had gelegd met mijn binnenwereld en ik angstvallig en tegen elke prijs de deur dichthield (Albach, 1993) (vi) naar de bodemloze put.

Zo bleven we eigenlijk ‘klungelen’, meestal geen en soms wel seks, maar vaak met de bittere bijsmaak van re-ensceneringen van verkrachtingen van vroeger. Ik voelde me beschaamd, en schuldig en ik kon ook maar niet met mezelf in het reine komen, wat betreft het diepe ‘houden van’ mijn man en toch ook de angst en weerzin tegen zijn mannelijkheid. Soms dacht ik zelfs aan weggaan, puur omdat ik in dit stuk van onze relatie zo in de knoop zat. Na vele opnames en een wanhopig zoeken naar de juiste therapie kwam ik terecht bij een traumatherapeut. Hij was de eerste die contact maakte met de binnenwereld, en al snel kwam naar buiten hoe angstig ik was voor mensen in het algemeen en in het bijzonder alles wat ik op het gebied van seksueel misbruik spiegelde aan iemand die dichterbij kwam. In het therapeutische contact werd al snel duidelijk hoezeer ik intimiteit met seksualiteit verwarde en hoe snel ik dacht dat een man maar
op een ding uit was, op seks.

In de jaren van deze therapie ontdekte ik, hoezeer ik het gedrag van de daders verwachtte in de therapeut (vii) terug te vinden en in het algemeen bij mannen (dus ook mijn partner). Heel langzaam leerde ik onderscheid maken tussen hoe het inderdaad in mijn kindertijd moest zijn gegaan en hoe het hier en nu toch ook anders kon zijn, veilig, begrensd. Ik mocht ‘nee’-zeggen als ik daar behoefte aan had, en ik leerde dat er een verschil is tussen intimiteit (zoals het schrijven aan mijn therapeut over de meest erge en intieme dingen) en seksualiteit (hij leerde me dat het bij hem altijd veilig zou zijn, er nooit seks zou komen tussen hem en
mij). Gaandeweg dit intens zware proces leerde ik dat dat waar is voor het hier en nu. En nog meer bijzonder: ik leerde onderscheid maken tussen de daders en mijn partner. Mijn partner die zoveel van me hield, me nooit kwaad zou willen doen en mij zo ongelofelijk steunde in mijn weg naar heel wording. En zo leerden we samen elkaar opnieuw te ontdekken, wat hij fijn vindt, wat ik fijn vind. En ook dat ‘nee zeggen’ geen afwijzing is, maar niets meer betekent dan: ik heb even ruimte nodig nu. Dit heeft geresulteerd in de ruimte om eigenlijk opnieuw een seksuele relatie te kunnen opbouwen, gebaseerd op wederzijds respect, de ander zien, liefhebben, maar juist met het oog op elkaar. Meer verzorgend, dan iets nemen voor jezelf. En daardoor is het veel meer samen geworden. Ik leerde
dat mannelijkheid niet altijd pijnlijk hoeft te zijn, dat opwinding geen gevaar betekent en zeker geen agressie hoeft te zijn. Het is ontzettend moeilijk om
dit alles op te schrijven, maar ik hoop, dat mensen toch hoop kunnen putten uit de kwetsbaarheid die we hier delen. En dat mensen de moed vinden, om
er in therapie en ook samen over te praten. Ik heb geleerd dat ik me kwetsbaar en klein kan voelen bij mijn partner en dat hij het begrijpt. Dat hij het niet
afwijst, maar me dan gewoon zachtjes omarmt. Zo heb ik geleerd meer Esther te worden, met alles wat ik ben. En dat ik dan toch geliefd ben.

Verwarring ov er intimiteit en seksualiteit: het perspectief van de partner van een overlevende van seksueel misbruik 

In deze paragraaf wil ik, Alexander, iets vertellen over mijn ervaringen als partner van een slachtoffer van seksueel misbruik. Wat betekent dat voor mijn eigen functioneren? Hoe werkt dit gegeven door in onze relatie? Het gegeven dat mijn partner te maken heeft gehad met seksueel misbruik, beïnvloedde mijn keuzes na mijn studie theologie. Samen met prof.dr. Ganzevoort schreef ik Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld (2000). Aansluitend kon ik als AIO (Assistent in Opleiding) aan de slag op de Protestantse Theologische Universiteit te Kampen. Dit resulteerde in mijn dissertatie Ontredderd. Het proces in de kerkenraad wanneer de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. (2005). In de jaren dat ik aan mijn promotiestudie werkte, begon de storm in mijn hoofd te liggen en voelde ik de ruimte om predikant te worden. Inmiddels sta ik in mijn tweede gemeente, ik doe een missionaire
specialisatie, en ik blijf me richten op mensen die verhalen meedragen van geweld.

Esther en ik zijn nu 21 jaar getrouwd, een periode van zoeken en gevonden worden, van kwetsbaar zijn en kwetsen, van verlangen en gekwetst worden. We
zijn in die jaren gegroeid – met vallen en opstaan. We hebben elkaar vast kunnen houden door de liefde. Niet alleen omdat we naar elkaar bleven zoeken, maar ook omdat we elkaar durfden los te laten.

Aan het begin van onze relatie was het niet duidelijk hoe Esther door het misbruik in haar jeugd getraumatiseerd was geraakt. Al snel nadat ik Esther leerde kennen, vertelde ze wel dat ze vroeger nare dingen had meegemaakt. Ze gaf aan dat ze die episode achter zich wilde laten, en ik had zelf geen enkele behoefte om het op te rakelen. Het duurde jaren voordat we begrepen hoe deze verhalen op allerlei niveaus doorwerkten in ons dagelijks leven. Toen ik Esther voor het eerst ontmoette, worstelde ik met verschillende tekorten waar ik me op dat moment niet of nauwelijks van bewust was.

Allereerst was ik onzeker en zoekende. Mijn jeugd werd gekenmerkt door het niet beantwoorde verlangen om gezien en geliefd te worden in mijn eigenheid. Het maakte mij kwetsbaar, omdat slechts een dun laagje de diepe leegte en sombere onzekerheid in mijn binnenste verborg. In de tweede plaats had ik moeite met lichamelijkheid en intimiteit. In ons gezin waren we niet lichamelijk ingesteld. Het omhelzen van elkaar, het geven van een knuffel, of een arm om je heen gebeurde bij hoge uitzondering, als het al gebeurde. Een gevolg was dat ik nauwelijks in staat was om mijn eigen lichaam te ervaren of te voelen. Het verlangen naar intimiteit, naar warmte en geborgenheid was onderhuids krachtig aanwezig, maar ik was het mij niet bewust en kon het niet benoemen. In contacten zocht ik naar die intimiteit, maar als vriendschappen hechter werden, werd ik mij meer en meer bewust van een kloof. In de derde plaats werd mijn visie op seksualiteit gekenmerkt door verwarring, krampachtigheid en onwetendheid. Mijn opvoeding en mijn religieuze achtergrond hadden hier een enorme invloed op. Seksualiteit was in ons gezin geen gespreksonderwerp. Seks was enerzijds zondig, anderzijds had het een grote aantrekkingskracht. In religieuze termen: seks is verleidelijk en dus gevaarlijk. Daarnaast lag de morele lat erg hoog. Aan de kerkelijke moraal die in ons gezin in woorden hoog gehouden werd, was nauwelijks te voldoen.

Het betekende al met al een beklemmende visie op mijn eigen seksualiteit. Zoals gezegd waren we ons niet bewust van de invloed van het seksueel misbruik op onze relatie. Esther had vrijwel alle herinneringen verdrongen. Terugkijkend bepaalde de doorwerking van het misbruik echter vanaf het begin onze relatie op
verschillende niveaus.

Allereerst raakten Esther en ik al snel op een ongezonde wijze met elkaar verknoopt. Door alle spanningen rond de kerkstrijd en rond mijn familie, begon bij Esther het bastion dat de verhalen van vroeger tegen moest houden scheuren te vertonen. Zij kreeg last van angsten, depressieve gevoelens en chronische onzekerheid. Hierdoor ontwikkelde zij een krachtige afhankelijkheid wat zichtbaar werd in haar moeite om alleen zijn. In zekere zin paste haar afhankelijkheid precies bij mijn eigen onzekerheid. Energiek en vol overgave begon ik voor Esther te zorgen. Dag en nacht stond ik voor haar klaar. Naarmate er meer verhalen
van vroeger naar boven kwamen bij Esther, nam haar afhankelijkheid snel toe. Het zorgen gaf mij een goed gevoel: door Esther te ‘redden’ kon ik mijn eigen onrust onderdrukken. De keerzijde was dat ik enerzijds steeds meer eigen ruimte op ging geven. Er was in toenemende mate minder tijd voor de studentenvereniging, voor het voetbal, plezier maken, vriendschappen en ontspanning. Anderzijds hield ik Esther ook gevangen in haar afhankelijkheid. Hoe meer ik van mijzelf opgaf, hoe meer zij afhankelijk moest blijven om mij een goed gevoel te geven. Vrienden die probeerden om ons te wijzen op onze ongezonde relatie raakten van ons vervreemd, omdat we niet konden omgaan met deze opmerkingen. Voor ons was het pijnlijke kritiek.

Onze eerste en hevigste crises speelden zich rond dit spanningsveld af. Toen we twee jaar getrouwd waren, was Esther vaak en langdurig opgenomen in de psychiatrie. Onze zoon was net geboren, dus mijn dagen bestonden uit zorgen voor Esther en voor onze zoon. De maatschappelijk werkster van de PAAZ was de eerste die in gesprekken met ons beiden zich sterk maakte voor meer ruimte voor mijzelf. Enige tijd later verhevigde de crisis zich, omdat Esther zich begon te verzetten tegen haar afhankelijke rol in onze relatie. Er was sprake van een zekere mate van herstel en Esther verlangde naar een gelijkwaardige relatie. Zij veranderde door de therapie en dat betekende dat ik mee moest veranderen, anders zouden we uit elkaar groeien. Deze positieve verandering van Esther bracht mij in een persoonlijke crisis. Ik kon mij niet langer verschuilen achter mijn reddersrol en moest mijzelf ontdoen van maskers en muren. Dit zoeken naar gelijkwaardigheid in onze relatie was noodzakelijk om elkaar te vinden en opnieuw lief te hebben.

Een tweede niveau waarop het seksueel misbruik in onze relatie doorwerkte, was de verwarring over intimiteit en seksualiteit. Een van de lessen die Esther door het misbruik geleerd had, was dat mannen uiteindelijk uit zijn op seks.(viii) Vriendelijke en aardige gebaren of opmerkingen liepen in de context van het misbruik altijd uit op seksueel misbruik. Het betekende dat Esther dat ook van mij verwachtte. Door mijn eigen emotionele beperkingen ging ik mij al snel naar deze verwachtingen gedragen. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat ik in de rol van dader belandde. Onze intimiteit en seksualiteit herhaalden het misbruik uit het verleden van Esther.

Door deze tragiek waren intimiteit en seksualiteit in hoge mate belast. Beide verlangden wij naar een arm om ons heen, naar de helende kracht van intimiteit, maar tegelijkertijd leek intimiteit altijd de opmaat te moeten zijn voor seks. Deze seks bleek vrijwel altijd schadelijk te zijn. Voor Esther kon een lichamelijke aanraking al een trigger zijn waardoor herinneringen aan het misbruik present waren. Sterker nog, door de herbelevingen was het alsof zij weer in het misbruikende verleden was, als het kleine meisje van toen. Deze herbelevingen waren voor ons beiden een verschrikking. Voor Esther was onze seks bedreigend, schadelijk en in geestelijke en lichamelijke zin pijnlijk. Juist wat de diepste verbondenheid tussen geliefden kan zijn, leidde tot gevoelens van onveiligheid, schaamte en angst. Het beschadigde mij ook – het laatste wat ik wilde, was mijn vrouw pijn doen. Op die momenten echter dat het verleden werd getriggerd, zag ik in de ogen van mijn geliefde afschuw en paniek. Zij zag mij niet meer, maar een dader.

Tegelijkertijd verlangde ik wel naar seks. Naar de bevrijdende en bekrachtigende intieme verbondenheid. Vanuit dat verlangen bleek ik van tijd tot tijd een onbetrouwbare partner. Zou ze echt ‘nee’ bedoelen? Als ik nog liever zou zijn, nog meer mijn best zou doen, zou ik haar dan toch niet kunnen overhalen? Als we even over het lastige punt heen zijn, zou ze dan niet ook kunnen genieten? Deze pogingen waren gedoemd te mislukken en zetten onze relatie opnieuw onder druk.

Nu de verhalen van het seksueel misbruik uit de jeugd van Esther meer en meer onze beide levens binnen drongen en ons dagelijks leven begonnen te kleuren (ix), worstelde ik met afstand en nabijheid. Om niet langer teleurgesteld en gekwetst te raken op intieme momenten, begon ik meer en meer afstand in te nemen. Lichamelijk en geestelijk. Ik bleef mijn plicht doen: zorgen voor mijn zieke echtgenote, maar emotioneel wilde ik niet meer betrokken zijn. Deze  overlevingsstrategie leidde uiteindelijk steevast tot een nieuwe crisis. Jarenlang bewogen wij ons heen en weer tussen een gekunstelde afstandelijkheid en een pijnlijke intimiteit.

De verwevenheid van seksualiteit en misbruik veroorzaakte bij mij onzekerheid en verwarring over mijn eigen mannelijkheid. Om te kunnen begrijpen hoe wij elkaar toch vast konden houden, is het goed om naar een derde niveau te kijken: het niveau van liefde en trouw. Liefde gaat verder en is vele malen dieper dan verliefdheid, lust en verlangen. Voor ons was en is onze belofte aan elkaar een dragende kracht in onze relatie. We hebben elkaar liefde en trouw beloofd in goede en in slechte tijden. We vonden het spijtig dat de slechte tijden zich direct na ons trouwen aandienden, maar dat deed niets af aan de waarde van onze belofte aan elkaar. Soms hield trouw mij op de been, soms de liefde, meestal beide. Door het samen worstelen in die donkere en zware tijden, is onze liefde gegroeid en van een ongekende levenskracht geworden. De basis lag in volhardende trouw en liefdevol vertrouwen. De liefde is de dragende grond gebleken. Liefde zoekt zichzelf niet, liefde opent het hart voor de ander, en liefde kan zelfs verwijzen naar de liefde van de Ander. Het ontdekken van de liefde (een weg van volharding en trouw) maakte dat ik afspraken kon maken die niet langer van mijn eigen verlangens uitgingen, maar gericht waren op de behoeften van Esther. Hetzelfde gold voor Esther, waardoor we door de liefde beide de ander zochten en niet onszelf.

In onze weg van herstel is het wezenlijk gebleken dat we onze pijn naar elkaar hebben uitgesproken. Onze verlangens, onze kwetsbaarheid en onze pijn (x). We hebben gezocht hoe we elkaar recht konden doen, vooral op dat spannende en gevoelige vlak van intimiteit. Omdat seksualiteit zo beschadigend uitwerkte en pijnlijk was, besloten we af te zien van seks. Niet als een voorlopige afspraak, maar als een definitief gegeven. We hadden immers al eerder voorlopige afspraken gemaakt, maar dat betekende dat elke vorm van intimiteit al een schaduw naar voren wierp, naar de dag dat we weer seks zouden hebben. We spraken af dat een arm op de schouder gewoon een arm op de schouder is. Mijn hoofd op de borst van mijn geliefde is geen uitnodiging tot seks, maar een gebaar van troost. Het was een harde en duidelijke grens die we getrokken hebben om ruimte te maken voor helende intimiteit zonder dreiging. Het bleek de enige weg te zijn om Esther te helpen mij los te weken van het beeld van de daders.

Door deze ruimte ontstond er de mogelijkheid lichamelijkheid zonder enige vorm van dwang of angst te ervaren en om te leren liefde te ervaren als gekend en erkend worden in wie je bent, zonder enige vorm van overweldiging . Dit raakt , tot aan de existentiële levensvragen, als de vraag: mag ik er zijn? Heeft God mij gewild? Tegelijkertijd bleven we open tegen elkaar over onze verlangens. Ook mensen die misbruikt zijn, willen graag mooi gevonden worden, geliefd en gekend zijn. Hoewel het aanhoren van mijn verlangen ook spannend en ingewikkeld was, was het ook goed en helend om elkaar als partners te blijven zien.  Het bijzondere was dat na verloop van tijd er ruimte kwam om opnieuw over seksualiteit in gesprek te gaan. Nu we vanuit een heilzame intimiteit elkaar opnieuw hebben leren ontdekken, is seksualiteit niet langer bedreigend. Er is het vertrouwen in elkaar dat we zeggen als het niet goed en fijn is, en dat de ander dan ook stopt. Vanuit dat vertrouwen en die intimiteit kunnen we seksualiteit beleven zoals het bedoeld is: elkaar leren kennen tot in het diepst van onze ziel.

Bouwstenen
Bouwsteen 1: inzicht in (de gevolgen van) seksueel misbruik

Het bovenstaande verhaal maakt duidelijk dat seksueel misbruik op verschillende manieren doorwerkt in het dagelijks leven. Van die doorwerking kan ook sprake zijn als de herinneringen aan het seksueel misbruik niet of nauwelijks aanwezig lijken. Een deel van de relationele problemen is terug te voeren op  onwetendheid over hoe de traumatische ervaringen doorwerken in het dagelijkse leven. Een van de eerste bouwstenen om uit de impasses van de gevolgen van trauma te komen, is dan ook het onderzoeken en het leren herkennen van de gevolgen van trauma, juist binnen een intieme relatie.

Er is sprake van een traumatische ervaring wanneer het fundamentele gevoel van veiligheid en het vermogen tot vertrouwen worden aangetast. De mate van traumatisering hangt af van de ernst van het seksueel misbruik, de leeftijd waarop het misbruik plaats vond, de relatie met de dader(s) en de draagkracht van het slachtoffer. Een veel voorkomend gevolg van seksueel misbruik is een posttraumatische stressstoornis. De kenmerkende symptomen van een posttraumatische stressstoornis zijn het herbeleven van het trauma, het vermijden van prikkels die bij het trauma horen of afstompen van de reactiviteit en verhoogde  prikkelbaarheid.(xi)

De psychische verwonding leidt tot desintegratie: het seksueel misbruik zelf of de emoties die daar bij horen zijn niet geïntegreerd in de geschiedenis van de overlevende van het misbruik. Door de dissociatie (xii) heeft de overlevende niet of maar beperkt toegang tot de herinneringen aan het misbruik en de daarbij behorende emoties. In de bedreigende context van het misbruik is dit een creatieve en adequate overlevingsstrategie. Wanneer het slachtoffer zich bevrijd heeft uit de situatie van misbruik en het leven min of meer genormaliseerd is, kan het dissociëren juist averechts werken, omdat dissociatie veelal gericht is op verdediging tegen (vermeend) gevaar, en dan contraproductief werkt in een situatie waar het oorspronkelijke gevaar verdwenen is. De seksuele traumatisering raakt immers het zelfbeeld van het slachtoffer (ben ik de moeite waard?), het beeld van de ander (kan ik anderen wel vertrouwen?), het wereldbeeld (is het wel veilig?) en in een religieuze context ook het Gods beeld (heb ik een plaats in deze werkelijkheid en in Gods  werkelijkheid?). Met andere woorden: de kernnoties van het mens-zijn (Janoff-Bulman) worden door het misbruik beschadigd.

De kloof tussen de binnenwereld en het (schijnbaar normaal) functioneren leidt onherroepelijk tot spanning, stress en energieverlies. Ook al probeert iemand gewoon door te leven, het zelfbeeld is beschadigd en gebutst. Wanneer het misbruik in de kindertijd heeft plaatsgevonden, is het zelfbeeld niet tot wasdom gekomen. Eigenwaarde en zelfvertrouwen konden niet groeien. Dit vaak rudimentaire zelfbeeld beïnvloedt in sterke mate het handelen op latere leeftijd, zij het op een onbewust niveau. De overlevende van het misbruik zoekt naar erkenning, eigenwaarde, veiligheid en geborgenheid. Omdat het echter om een innerlijk
tekort gaat, zal het zoeken in activiteiten en contacten niet tot het gewenste resultaat leiden. Het is nodig om het verleden onder ogen te zien om de verschillende episoden te kunnen integreren.

Door de seksuele traumatisering beschadigt niet alleen het zelfbeeld, maar ook het vermogen om de ander te kunnen vertrouwen.(xiii) Het opgroeien in een fundamenteel onveilige omgeving brengt een kind in een onmogelijke positie. Het is voor een kind niet te bevatten dat een volwassene van wie het afhankelijk is, niet te vertrouwen is. Kinderen zijn uitermate loyaal. Op zich is loyaliteit een gezonde kwaliteit die samenleven mogelijk maakt. In de setting van misbruik leidt deze loyaliteit tot een verwrongen zelfbeeld. Het kind moet wel vasthouden aan de gedachte dat de ander goed is. Er blijft dan geen andere mogelijkheid over om zichzelf de schuld te geven van het misbruik. Het zichzelf de schuld geven is ook een mechanisme om op de een of andere manier grip te blijven houden op het eigen levensverhaal. ‘Als het mijn eigen schuld is, dan kan ik misschien in een volgende situatie me anders gedragen zodat het niet meer gebeurt’. Als een slachtoffer zelf schuldig zou zijn aan het misbruik, hoeft zij/hij de onmacht niet onder ogen te zien en toe te laten.

In de partnerrelatie werken dit gebutste zelfbeeld en het wantrouwen naar de ander krachtig door. Naar buiten toe zal de overlevende misschien vasthouden aan het beeld dat de ander te vertrouwen is. Rationeel zal zij/hij dit ook beamen, maar van binnen leven andere emoties: angst vanwege de fundamentele onveiligheid, schaamte vanwege de schuldgevoelens, wantrouwen door de beschadigingen door het misbruik. Triggers kunnen deze binnenwereld ineens present brengen, zonder dat de overlevende weet waarom zij/hij met zo’n heftigheid of juist met passiviteit reageert. Ook de partner van de geweldsgetroffene kan een zekere mate van traumatisering ervaren. De partner kan te maken krijgen met verhevigde emoties, angstig en onrustig worden en schrikreacties. Ook kan het vertrouwde wereldbeeld of de levensovertuiging door de confrontatie met het geweldsverhaal en de gevolgen voor de geweldsgetroffene op losse schroeven komen te staan (Smith, Kleijn,Trijsburg, & Hutschemaekers, 2007, p.203-217).

Seksueel misbruik kan dus ingrijpende gevolgen hebben voor het zelfbeeld, het beeld van de ander en het wereldbeeld. De impact in intieme relaties ligt voor de hand: een laag zelfbeeld brengt onzekerheid en spanning met zich mee. Het onvermogen de ander te kunnen vertrouwen veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en angst. Bijkomend is, dat seksueel misbruik ook lichaamsherinneringen veroorzaakt, zodat in intiem lichamelijk contact soms vrijwel meteen herinneringen aan traumatisering getriggerd kunnen worden. Het is niet altijd eenvoudig om te differentiëren tussen het intieme contact in het hier en nu en de geleden schade uit het verleden. Wanneer de oorzaak gezocht wordt in de ander en in de relatie, ontstaat er een haast onontwarbare kluwen van emoties waardoor partners
elkaar (onbewust) kunnen beschadigen. Inzicht in de onderliggende traumatisering kan helpen om begrip en ruimte te vinden om de weg van herstel in te slaan.

Bouwsteen 2: het herstel van veiligheid
Inzicht in de gevolgen van het seksueel misbruik laat dus zien dat een overlevende van seksueel misbruik in een wereld leeft die fundamenteel onveilig is. De onveiligheid in haar/zijn leven heeft betrekking op verschillende dimensies van mens-zijn. In de eerste plaats is de lichamelijke integriteit en veiligheid aangetast door het geweld. Het slachtoffer is door het geweld de controle over haar / zijn lichaam kwijt. De onmacht die tijdens het misbruik wordt ervaren, blijft het slachtoffer achtervolgen,ook wanneer de misbruikende relaties beëindigd zijn. Door de ervaren onmacht en door het verlies van controle over de eigen  lichamelijke integriteit, ontstaat een blijvend gevoel van angst dat voortkomt uit het gevoel van onveiligheid en vaak ook de (lichamelijke) herinnering aan geweld.

In de tweede plaats heeft een slachtoffer het vertrouwen in de medemens verloren. In het overgrote deel van de gevallen is de dader een bekende van het slachtoffer, iemand die door (de ouders/verzorgers van) het slachtoffer wordt vertrouwd. De gevolgen van dit verraden vertrouwen kunnen ernstig zijn. Ook kan het zijn dat het slachtoffer nooit de kans heeft gehad om vertrouwen te krijgen in anderen, omdat zij/hij al vroeg in de kindertijd te maken heeft gehad met seksueel geweld. De onmogelijkheid om anderen te vertrouwen en zich te veilig te hechten aan een (nabije) ander levert een voortdurende dreiging op. Angst is de emotie die hoort bij het gevoel van onveiligheid.

Het herstellen van veiligheid binnen een partnerrelatie is dan ook uitermate belangrijk, zelfs al heeft de partner op geen enkele wijze deel gehad aan de oorzaken van de innerlijke onveiligheid van de overlevende. Door de dissociaties en de triggers kunnen goed bedoelde (en in andere omstandigheden gezonde en heilzame) handelingen leiden tot angst, waardoor de onveiligheid opnieuw bevestigd wordt. De onveiligheid ten gevolge van het seksueel misbruik is aanwezig, en zal dus een thema moeten worden in de relatie. Het gevoel van onveiligheid heeft ook te maken met het verlies van autonomie bij de overlevende van het misbruik.

Tijdens de traumatische gebeurtenissen  beleefde het slachtoffer een gevoel van totale machteloosheid. Deze ervaring van onmacht kan in het verdere leven van het slachtoffer een beklemmende en belemmerende werking hebben. Herstel van veiligheid vraagt in de eerste plaats om het stellen van heldere grenzen en in de tweede plaats om ruimte om de autonomie te hervinden. Onveiligheid ontstaat wanneer er verborgen agenda’s zijn. Waarom doet iemand aardig? Welke  tegenprestatie wordt er straks verwacht? Deze vragen komen het scherpst aan het licht in de intimiteit van de partnerrelatie. Het vertrouwen en de hechting staan dus juist onder druk in een relatie die veilig lijkt te zijn. Het bespreekbaar maken van verlangens en pijn en het mogen stellen van grenzen is dan ook van
wezenlijk belang.

Hier is overigens ook een rol voor de (trauma-) hulpverlening weggelegd. Juist in de confrontatie met de trauma-therapeut, kan de patiënt alle bedreigende gehechtheidsrelaties spiegelen en zo ontdekken hoe de relaties met de daders hebben geleid tot de verwonding, zowel lichamelijk, als ook psychisch emotioneel en zelfs existentieel. Onze ervaring is, dat een traumagerichte therapie op een behulpzame manier kan doorwerken in de partnerrelatie. Het differentiëren
tussen de angsten en andere gevoelens richting de daders en de relatie met mensen die wel te vertrouwen zijn, is wezenlijk om opnieuw of voor het eerst te leren wat veilige hechting is. Dit is overigens een zeer hachelijke onderneming voor een getraumatiseerde partner, die heel veel geduld, oefening en vooral ook steun van de partner verlangt.

Juist in het steunen van de getraumatiseerde partner tijdens haar/zijn zoektocht naar integratie vanuit (ernstige) traumatisering kan veel verbondenheid
opleveren voor de relatie als partners onderling. Let wel, het is van groot belang dat een partner niet op de stoel van de therapeut gaat zitten, en diens werk nog eens thuis overdoet. Dat zou opnieuw een onbalans geven in de partnerrelatie en onnodig pijn opleveren voor uiteindelijk beide partners. Ruimte om de autonomie te hervinden vraagt om veiligheid. Het gaat om het zoeken naar het evenwicht tussen macht en onmacht.

Het misbruik plaatste het slachtoffer in een positie van afhankelijkheid en machteloosheid. Zonder ruimte om autonomie te hervinden, worden overlevenden in hun passiviteit gestimuleerd en bevestigd in hun slachtofferrol. Het houden aan de afspraken biedt de ruimte om de alertheid en angst los te leren laten. De ‘gezonde’ partner verstoort het herstel wanneer onuitgesproken verwachtingen leiden tot grensoverschrijdingen. Als de getraumatiseerde partner vraagt om een arm om haar/hem heen, is dit geen uitnodiging om over te gaan tot seksuele handelingen. Wanneer dit wel gebeurt, wordt de onveiligheid bevestigd en kan de overlevende zich opnieuw getraumatiseerd voelen. Als seksualiteit telkens in verband gebracht wordt of getriggerd wordt naar negatieve seksuele ervaringen, en als intiem contact steevast de verwachting van seks oproept, dan kan het noodzakelijk zijn om samen af te zien van seks. En dat niet voor even, maar in principe voor altijd. Dit brengt rouw met zich mee.

In dit stadium is het van belang dat de ‘gezonde’ partner het tempo van de overlevende volgt en dat de afgesproken grenzen heilig zijn. Geen van beiden mag een afspraak eenzijdig opzeggen en daardoor schenden.

Bouwsteen 3: het herstel van verbondenheid

Het afspreken en handhaven van grenzen opent de ruimte om angst los te leren laten en om de ander weer te leren vertrouwen. Tegelijkertijd kan dit spreken over grenzen ook weerstand oproepen. Misschien is dit passend in een professionele relatie, maar geldt dit ook voor een romantische relatie? Is het nu juist niet het eigene van een romantische relatie dat de partners zich laten leiden door verlangen en verliefdheid? Om de partnerrelatie niet te laten verzanden in zakelijke afspraken en afstandelijkheid, is het van belang om ook werk te maken van het herstel van verbondenheid. De relatie kan onder druk komen te staan, doordat lichamelijk contact en intimiteit al als bedreigend en pijnlijk worden ervaren. De overlevende van het misbruik kan door een trigger (bijvoorbeeld doordat het lichaam ook reageert op een manier die paste bij het misbruik in het verleden) weer in het verleden terecht komen, waardoor de partner niet langer gezien wordt als de liefdevolle ander, maar als de dader.

Doordat verleden en heden zo door elkaar heen kunnen lopen, zullen partners huiverig zijn om nabijheid te vragen en om nabijheid te geven. Juist op intieme momenten, wanneer verlangens worden gedeeld en wanneer de een haar/zijn kwetsbaarheid aan de ander toont, kan men diep gekwetst en beschadigd raken. Het inbouwen van afstand in de relatie en het niet langer uitspreken van verlangens lijken logische overlevingsmechanismen in de relatie. Het risico is dan echter dat partners uit elkaar groeien. De nadruk op het stellen van grenzen zal gepaard dienen te gaan met het blijven zoeken van het gesprek. Wezenlijk voor een relatie is immers het zoeken van verbondenheid, geborgenheid en bevestiging. Het betekent dat partners ook tegen elkaar hun verlangens en angsten blijven durven uitspreken. Herstel van verbondenheid betekent de in haar/zijn eigenheid opnieuw leren kennen en waarderen.

Bouwsteen 4: het herwaarderen van intimiteit en seksualiteit

Als bouwstenen op weg naar herstel zijn inzicht in de gevolgen van het trauma, het mogen stellen van grenzen en het blijven zoeken naar verbondenheid genoemd. Tot slot willen we hier als laatste bouwsteen het herwaarderen van intimiteit en seksualiteit benoemen. De seksualiteit is in de tijd
van het misbruik gebruikt om het slachtoffer diep te verwonden en volledig te overheersen. De intimiteit was vaak verwarrend en bedreigend en werd soms als opstapje gebruikt naar beschadigende seksualiteit. (een kindje verlangt bijvoorbeeld naar die knuffel van papa vlak voor het slapen gaan, en neemt dan ‘de rest’ er maar bij, omdat het zo intens eenzaam is en is, klein als het is, toch ook absoluut niet in staat ‘de rest’ op wat voor manier dan ook tegen te gaan). In de tijd na het misbruik zijn het vaak de intimiteit en seksualiteit die raken aan de niet geheelde wond uit het verleden, die leiden tot een pijnlijke kwetsbaarheid en het verleden
zomaar weer present kunnen stellen. Intimiteit en seksualiteit zijn verbonden met angst, dreiging en pijn.

Tegelijkertijd zijn intimiteit en seksualiteit juist bij uitstek integrerende elementen in een relatie. Wanneer twee geliefden bij elkaar tot rust komen en eenheid ervaren heeft dit een helende en integrerende doorwerking. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat er naast de intimiteit die wel samen beleefd kan worden, ooit nog ruimte voor seksualiteit zal zijn. Echter, in een liefdesrelatie – hoe verwarrend die ook kan zijn – blijven de verlangens naar lichamelijkheid, naar troost en geborgenheid. Het is in zichzelf helend om taal te hebben en te geven aan de gevoelens over intimiteit en seksualiteit (nogmaals, los van het feit dat het misschien nooit meer tot seks tussen beide partners komt). Door zo goed te begrenzen en elkaar daarin volkomen te respecteren, komt opnieuw ruimte voor
veilige hechting en de mogelijkheid om te oefenen met intimiteit.

Mocht er een veilige hechting tot stand komen en een veilige intimiteit op gang gebracht worden, dan kan volledig volgens het tempo van de getroffene een herstel van een seksuele relatie bereikt worden. Onze ervaring is, dat dit geen doel moet zijn, maar dat het een positief gevolg is geweest van voorgaande stappen. Bij dissociatie ten gevolge van trauma leeft een getroffene vaak meer in het (gestolde) verleden, dan in het meestal veiliger heden. Het heden wordt derhalve ervaren als even onveilig als het verleden dat voor de getroffene op dat moment meer echt is. In een partnerrelatie is het wezenlijk dat de getroffene leert, dat het heden meer echt is, veiliger is, en weliswaar verbonden is met het verleden door de levensgeschiedenis, maar niet rechtstreeks verbonden is, door eenzelfde dreiging als ervaren is ten tijde van het trauma.

Door dit te ervaren en meer aanwezig te zijn in het hier en nu (mogelijk met oefeningen van mindfulness) kan in een sfeer van samen ervaren hier – en – nu – intimiteit ook een herstel plaatsvinden en integratie van seksualiteit. Tenslotte kan positief en veilig ervaren intimiteit en seksualiteit zelfs een helende kracht vormen voor zowel de getroffen als niet getroffen partner. Allereerst komt er ruimte voor diep ervaren van gekend zijn en geliefd zijn, iets dat een getroffene ten tijde van het trauma moest ontberen. Ten tweede kunnen ervaringen van erkend en gekend zijn geplaatst worden naast de ervaringen van eenzaamheid en intens lijden en zo helpen om de eenzaamheid en intens lijden meer te plaatsen in het narratieve verleden. Ten derde kan de getroffene ten diepste leren wat het betekent dat de trauma’s achter hem of haar liggen en in het hier en nu niet meer actueel zijn, en draagt dat bij aan een integratie van de persoonlijkheid van het slachtoffer. Tenslotte zal het herstel op verschillende niveaus ook doorwerken naar waar we in het begin over spraken, herstel van zelfbeeld, beeld van de ander, wereldbeeld en tenslotte zelfs het godsbeeld.
Noten
i. Er is discussie over de vraag of herinneringen echt verdrongen kunnen zijn. In hun artikelen over dissociatie leggen dr. O. van der Hart en dr. E. Nijenhuis uit hoe dit mechanisme werkt. Een van de bekendste vertegenwoordigers van het tegendeel is dr. E. Loftus. Een opmerkelijk verhaal over het terugvinden van herinneringen is het verhaal van terrorismedeskundige Jessica Stern in het televisieprogramma ‘Gesprek op 2’ van de VPRO, verkregen van http://programma.vpro.nl/gesprekop2/afleveringen/2012/aflevering-1-jessica-stern.html

ii. Zie o.a. D. Eimers (2012) Het lichaam onthoudt alles in Tijdschrift Kindermishandeling

iii. “Op goede grond” p.49: (slachtoffers van seksueel geweld ontwikkelen stoornissen) “Onder ontwikkelingsstoornissen vallen onder meer leer-, gedrags-, en hechtingsstoornissen. Uit de literatuur blijkt dat slachtoffers concentratie- en gedragsproblemen – waaronder inadequaat seksueel gedrag – kunnen vertonen en
hechtingsproblematiek ontwikkelen.

iv Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering, p. 73: Traumatische herinneringen worden automatisch gereactiveerd door specifieke stimuli; deze stimuli noemt met triggers, reactiverende stimuli of  geconditioneerde stimuli. Zij hebben betrekking op (1) diverse zintuiglijke ervaringen, (2) tijdgerelateerde stimuli (zoals reacties naar aanleiding van een verjaardag of gedenkdag), (3) gebeurtenissen in het dagelijks leven, (4) gebeurtenissen tijdens therapiesessies, (5) emoties, (6) fysiologische omstandigheden
(bijvoorbeeld hyperarousal), (7) stimuli die de herinnering aan de intimidatie door een dader oproepen en (8) huidige traumatisering.

v. Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering,
p. 121: In de literatuur over DIS worden verschillende soorten dissociatieve delen van de persoonlijkheid (die elkaar niet noodzakelijkerwijze hoeven uit te sluiten) beschreven. Het gaat onder meer om delen die fungeren als: (1) host (gastvrouw/gastheer), (2) kinddelen, (3) beschermers en helpers, (4) interne zelfhelpers, (5) daderimiterende delen (vervolgerdelen of persecutors) – delen die op introjecties van de daders berusten, (6) suïcidale delen, (7) delen
met een andere sekse, (8) promiscue delen, (9) regelende en obsessief-compulsieve delen, (10) delen die afhankelijk zijn van alcohol en/of drugs, (11) autistische en gehandicapte delen, (12) delen met bijzondere talenten of vaardigheden, (13) delen die ongevoelig zijn voor pijn of amper lichamelijke gewaarwordingen hebben, (14) na-apende en bedriegende delen, (15) demonen en geesten, (16) dieren en objecten zoals bomen en (17) delen van een ander ras.

vi. Vermijding: “Freud’s Verleidingstheorie”, Albach (1993), p. 182: Het hardnekkig vermijden van prikkels die bij het trauma hoorden of afstomping van de algemene reactiviteit (niet aanwezig voor het trauma), zoals blijkt uit ten minste drie van de volgende verschijnselen: 1. Pogingen om gedachten en gevoelens, horend bij het trauma te vermijden. 2. Pogingen activiteiten of situaties die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden.

vii. Overdracht in therapie: Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering, p. 355: De therapeut moet zich er terdege van bewust zijn dat patiënten veelal niet alleen bij de therapeut en andere mensen die belangrijk voor hen zijn traumatische gehechtheidspatronen re-ensceneren, maar ook intern tussen dissociatieve delen.

viii. Verwarring rond seksualiteit: “Freud’s Verleidingstheorie”, Albach (1993), p. 194: De incestslachtoffers uit dit onderzoek bleken vermijdingsgedrag te vertonen ten aanzien van aanraking/seksualiteit en van mannen.

ix. Lanius, R.A., Vermetten, E., & Pain, C. (2010). The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The Hidden Epidemic. Cambridge: University
Press. p. 69: Adult survivors of early childhood traumatic victimization are at risk for PTSD, and for heightened anxiety, depression and suicidality, addiction, personality disorders, antisocial and violent behaviors, serious mental illness, and sexual disorders.

x. Herman, J.L. (1993). Trauma en herstel: De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek, p. 267: De behandeling van posttraumatische seksuele stoornissen is altijd gebaseerd op het vergroten van de zeggenschap van de overlevende over elk aspect van haar seksuele leven.

xi. Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum, p. 270 voetnoot 22: Deze kenmerken worden nader gespecificeerd aan de hand van uitgewerkte symptomen. Wanneer een betrokkene enkele van deze symptomen herkent, is er sprake van een posttraumatisch stresssyndroom. Interessant zijn de symptomen die kunnen wijzen op vermijden: 1) Pogingen om gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden. 2) Pogingen om activiteiten, plaatsen of mensen die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden. 3) Onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren. 4) Duidelijk verminderde belangstelling voor of deelneming aan belangrijke activiteiten. 5) Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen. 6) Beperkt uiten van affect. 7) Het gevoel een beperkte toekomst te hebben. De volgende symptomen wijzen op verhoogde prikkelbaarheid: 1) Moeite met inslapen of doorslapen. 2) Prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen. 3) Moeite met concentreren. 4) Overmatige waakzaamheid. 5) Overdreven schrikreacties

xii. Ellert R. S. Nijenhuis PhD & Onno van der Hart PhD (2011): Dissociation in Trauma: A New Definition and Comparison with Previous Formulations,
Journal of Trauma & Dissociation, 12:4, 416- 445: Dissociation in trauma entails a division of an individual’s personality, that is, of the dynamic, biopsychosocial system as a whole that determines his or her characteristic mental and behavioural actions.

xiii Boon, S., Steele, K., & Van der Hart, O.: Omgaan  met Traumagerelateerde Dissociatie, Vaardigheidstraining voor patiënten en hun therapeuten, Amsterdam: Pearson. P. 369: mensen met een dissociatieve stoornis verwachten doorgaans dat ze afgewezen, gekwetst, misbruikt, verraden of in de steek gelaten zullen worden. Dat maakt het ontzettend moeilijk voor hen om anderen te vertrouwen. Ze kunnen een fobie voor gehechtheid ontwikkelen: een intense angst om zowel in emotioneel als fysiek opzicht dicht bij iemand anders te komen.

Literatuur
Albach, F. (1993). Freud’s Verleidingstheorie, Incest,Trauma, Hysterie. Middelburg: St. Petra.

Boon, S., Steele, K., & Van der Hart, O. (2012). Omgaan met traumaterelateerde dissociatie, Vaardigheidstraining voor patiënten en hun therapeuten.
Amsterdam: Pearson.

Herman, J.L. (1993). Trauma en herstel: De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek.

Lanius, R.A., Vermetten, E., & Pain, C. (2010).The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The Hidden Epidemic. Cambridge: Univerity Press.

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2014). Op Goede Grond. De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen.

Nijenhuis, E.R.S. (2004). Somatoform Dissociation, Phenomena, Measurement, and Theoretical Issues. New York: Norton.
Nijenhuis, E.R.S., & Van der Hart, O. (2011). Dissociation in Trauma: A New Definition and Comparison with Previous Formulations, Journal of Trauma & Dissociation, 12, 416- 445.

Smith, A.J.M., Kleijn, W. Chr. , Trijsburg, R. W., & Hutschemaekers, G. J.M. (2007), How Therapists cope with clients’ traumatic experiences, In Torture, Volume 17, p. 203-217.

Van der Hart, O. (red.). (1995). Trauma, dissociatie en hypnose: Handboek. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Van der Hart, O.: Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010): Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering. Amsterdam: Boom.

Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum.

Pijnlijke seks

24 jun

“Het liefst zou ik een arm om mij heen willen. Ik voel me eenzaam en verlang naar geborgenheid en warmte. Maar ja, hij wil dan altijd meer. Dus die arm om mij heen – daar begin ik maar niet aan.” “Weet u, dominee, ik verlang zo naar mijn vrouw. Ik vind het fijn om haar lief te hebben; maar als ik haar omhels, duwt ze me weg. Ik weet echt niet wat ik er mee aan moet.”

Geregeld hoor ik verhalen van mensen die vast dreigen te lopen in hun relatie. Het zijn verhalen van verwarring: van verlangen en angst, van verwachting en teleurstelling.  Met name in de seksuele relatie is de verwarring uitermate pijnlijk – voor beide partners. Sommigen (vaak de vrouwelijke partners) vertellen over seks die ze niet wilden, die ze gelaten lieten gebeuren. Soms geven ze toe, omdat ze hun partner tegemoet willen komen. Je kunt iemand toch geen seks onthouden? Ook komt het voor dat vrouwen nadrukkelijk aangeven geen seks te willen, maar toch neemt de man waarop hij meent recht te hebben. ‘We zijn toch getrouwd? ‘

trouwringen

Het leidt tot pijnlijke seks. Pijnlijk – misschien letterlijk, maar in ieder geval figuurlijk: als je seks hebt tegen je zin, om welke reden dan ook, dan breekt dat af. Het is een grensoverschrijding  die uiteindelijk schade berokkent. Niet alleen wanneer een van beide partners nadrukkelijk heeft aangegeven geen seks te willen, maar ook wanneer je het laat gebeuren voor de ander. De behoefte aan intimiteit, gekend en gezien worden, ontaardt in ongewilde seksualiteit. Ook voor de partner die het initiatief heeft genomen tot seks en in de veronderstelling verkeert dat het opbouwend en goed was, zal het pijnlijk vinden om achteraf te horen dat zijn partner dit als ongewenst en ongewild bestempelt. Onuitgesproken verwachtingen, stille verlangens en onvermogen om grenzen te bespreken liggen ten grondslag aan de verwarring over seksualiteit en intimiteit.

Onteigend lichaam

Deze verwarring speelt met name bij mensen die te maken hebben (gehad) met ervaringen van verwaarlozing, geweld of seksueel misbruik. Deze ervaringen leiden vaak tot gevoelens van minderwaardigheid en tot een beschadigd zelfbeeld. Daarnaast hebben ervaringen van geweld en misbruik invloed op het vermogen om anderen te vertrouwen. Zelfs als het gaat om nabije mensen: familie, vrienden en partners. Tot slot hebben mensen met ervaringen van verwaarlozing, geweld of misbruik vaak moeite met hun eigen lichaam. Het is vervreemd, onteigend. Deze gevolgen leiden tot een grote interne spanning. Enerzijds is er de behoefte aan geborgenheid, warmte en troost. Anderzijds is er de angst door de ander verraden te worden of opnieuw ontkend te worden. Het verlangen heeft te maken met het zoeken van veilige en begrensde intimiteit, de angst wordt gevoed en bevestigd door de niet gevraagde, maar veronderstelde seksualiteit.

Maak werk van intimiteit 

Om tot een gezonde en heilzame seksualiteit te kunnen komen (als dit nog mogelijk is), is het van belang dat beide partners de ruimte hebben om hun verlangen onder woorden te brengen en om grenzen aan te mogen geven. Juist de onuitgesproken verwachting dat intimiteit logischerwijs tot seks zal leiden, maakt dat intimiteit alleen al als bedreigend zal worden ervaren. Als je partner om een arm om haar/hem heen vraagt, is dat dus geen uitnodiging om seks te hebben.

Waar grenzen worden gerespecteerd kan geborgenheid en warmte groeien en kan angst overwonnen worden.