‘Het is logisch om plannen te maken hoe we straks weer terug kunnen keren naar de tijd van voor de corona’, betoogde ds. Annette Driebergen in de viering van afgelopen zondag (25 oktober 2020). ‘Maar vraagt deze coronatijd niet om bezinning en om een nieuw antwoord op de roeping van de gemeente’.

Er zijn van die kerkdiensten die me raken en met mij meegaan. De dienst van afgelopen zondag was zo’n viering. We hadden ons thuis op de bank genesteld, kopje koffie erbij, kaarsje aan en de laptop aan op de stream van onze gereformeerde kerk (PKN) Sliedrecht. Annette Driebergen, predikante in Noordeloos stond stil bij de rede van Jezus waarin Hij zijn leerlingen erop uit stuurt. Leerlingen worden apostelen. (Het begin van Mattheüs 10).
Een aantal lessen neem ik mee uit deze inspirerende viering (de dienst is voorlopig terug te luisteren via kerkdienst gemist)
Het eerste is dat deze coronatijd een tijd van bezinning is. Die bezinning vindt overal plaats en leidt tot vernieuwingen en veranderingen. Dat is terug te zien in hoe we onze arbeid inrichten, hoe we nadenken over gezondheidszorg en in hoe we met onze vrije tijd omgaan. Die bezinning is ook in de kerk nodig. We zijn niet geroepen om in de wachtstand te gaan staan om ons voor te bereiden om terug te keren naar de tijd van voor de corona. Maar wat dan wel?
Dat is het tweede. Jezus stuurt zijn leerlingen erop uit om het goede nieuws van het Koninkrijk door te vertellen. De drijfveer is de bewogenheid van Jezus met de mensen om hen heen. Die ontferming, die bewogenheid of die compassie zet in beweging. Jezus stuurt zijn leerlingen erop uit. We zijn niet geroepen om stil te staan en achterom te kijken. Er is beweging naar Gods toekomst. Leerling van Jezus zijn betekent ook gezonden worden.
Het derde is dat de leerlingen bij name worden genoemd. Ze zijn gezien en gekend. En ze krijgen vertrouwen: nog zo kort geleden begonnen ze Jezus te volgen, maar hier worden ze al ‘apostel’ of ‘uitgezondene’ genoemd. Dat bij name genoemd worden en dat vertrouwen was niet alleen weggelegd voor de leerlingen van die tijd, maar mogen ook voor ons gelden.
Het vierde is dat de instructies over de weg die de leerlingen moeten gaan niet direct heel concreet en praktisch zijn. Het gaat meer over een levenshouding, een mindset. Die levenshouding komt voort uit het meeleven en bewogenheid met de ander. Dat leidt tot een houding ban openheid. Het gaat niet om dwang en overspannen actie of om overredingskracht. Nee, wat de leerlingen meenemen is ‘de vrede van Christus’. Dat gaat over een diepe rust, over houvast en vertrouwen. Dat gaat over aanvaarding, over gezien en gekend zijn door God. Het gaat over je bevrijd weten door Jezus Christus.
Van daaruit mag je gaan naar wie het horen wil en naar wie de deur voor je opent. Op die manier mogen we ambassadeurs van het Koninkrijk zijn.
Dat brengt me bij het vijfde punt. Als we zo onze identiteit durven verbinden met gezonden zijn, zullen we minder verlangen naar terugkeer naar wat we kenden (hoe terecht dat verlangen ook is en hoe waardevol die tijd ook geweest is), maar het aandurven om onbevreesd over onbekende paden te gaan om daar te zijn waar dat nodig is. Om mensen te vertellen van het goede nieuws, van de hoop dat het anders zal zijn, van de vreugde. Om stil te staan en stil te zijn bij wie verdriet heeft. Om vanuit bewogenheid naast en met de ander te zijn.
Tot slot. Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze niets mee hoeven te nemen. Je neemt alleen jezelf mee en dat is genoeg. We hoeven niet eerst allerlei protocollen, plannen en schema’s te maken. We mogen gaan. Ga maar.
Dat vraagt moed en vertrouwen. We vinden onze moed in het gegeven dat we ons aangesproken weten door de liefde van Jezus. We vinden ons vertrouwen in het gegeven dat de Geest van God in ieder mensenleven werkt.
Hoe vinden we de weg op die onbekende paden? Het is Christus zelf die ons baken is.