Tag Archives: seksualiteit

Liefde die pijn doet – over de gevolgen van seksueel misbruik in de intieme relatie

23 sep

Dit artikel is gepubliceerd in AdRem Remonstrants maandblad jaargang 26/8. September 2015 (pp 12 – 14) en is een bewerking van het artikel dat Esther Veerman en ik geschreven hebben voor Psyche en Geloof.

Inleiding

De laatste Nacht van de Theologie stond in het teken van erotiek en seksualiteit. Het thema ‘de naakte waarheid’ nodigde uit om na te denken over de verhouding tussen geloof en erotiek, over de ruimte voor intimiteit en seksualiteit in de theologie. Cultuurtheoloog Frank Bosman schreef het bijbehorend essay God houdt van seks, een boeiende ontdekkingstocht door het landschap van geloof en erotiek.  Het maakt onderdeel uit van een trend die al langer in de theologie zichtbaar is: een herwaarderen van lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit.

Het waardevolle en mooie van deze ontwikkeling is dat er opnieuw ruimte komt voor de schoonheid van seksualiteit als onderdeel van de geschapen werkelijkheid. Daarnaast is er vernieuwde aandacht voor de nauwe verwevenheid van seksualiteit en spiritualiteit die met name zichtbaar wordt in de bevindelijke traditie.

Er is echter ook een andere kant als het gaat om lichamelijkheid en intimiteit. Veel mensen lijden in stilte aan de gevolgen van seksueel misbruik. Uit onderzoeken weten we inmiddels dat rond de 30% van de meisjes en rond de 10% van de jongens voor hun 18de levensjaar te maken hebben gehad met een vorm van seksueel misbruik. Meerdere onderzoeken beschrijven dat de gevolgen van dit misbruik ook op de langere termijn voor slachtoffers schadelijk en belemmerend kunnen zijn. Vaak worden de gevolgen zichtbaar in een gebrek aan eigenwaarde, moeite om anderen te kunnen vertrouwen, onvermogen om grenzen aan te geven en problemen met lichamelijkheid en seksualiteit.

Aandacht voor seksualiteit binnen de kerken lijkt echter ook een andere kant te hebben. Voor achtoffers van seksueel misbruik kan deze aandacht vervreemdend uitwerken. Vaak worstelen slachtoffers al met hun plaats in de geloofsgemeenschap, met hun godsbeeld en met schuld- en schaamtegevoelens. Het spreken over seksualiteit – zonder aandacht voor schadelijke vormen van seksualiteit en voor machtsmisbruik – roept al gauw angst op en vergroot de eenzaamheid van slachtoffers.

Het is een lastige constatering dat deze beide kanten naast elkaar bestaan en elkaar lijken uit te sluiten. Moeten we altijd maar spreken over seksuele misbruik? Kunnen we niet een keer alleen stil staan bij het genieten en bij de schoonheid? En andersom: waarom mag het verhaal van het slachtoffer er niet zijn? Waarom doet de kerk alsof seksualiteit alleen iets positiefs is?

Een klimaat van zwijgen over misbruik

Nu is de groep die moeite heeft met intimiteit en seksualiteit groter dan vaak wordt aangenomen. In de pastorale praktijk kom ik geregeld mensen tegen die in hun relatie grote moeite hebben met intimiteit. Het lukt ze echter niet om hier woorden aan te geven. Dat deze groep nauwelijks in beeld is, heeft alles te maken met het zwijgen dat vaak gepaard gaat met seksueel misbruik. De dader zal zwijgen omdat hij/zij veel te verliezen heeft als het misbruik uitkomt. Het slachtoffer zal zwijgen omdat zij/hij moeite heeft om bekenden te beschuldigen en daardoor al snel de schuld bij zichzelf zoekt. Het slachtoffer zal zwijgen omdat zij/hij zich schaamt voor wat gebeurd is en omdat zij/hij zich daar schuldig over voelt. Ook de samenleving zwijgt. Door de zwijgen hoeven omstanders niet na te denken over hun eigen rol, over het klimaat en de cultuur waarbinnen het misbruik plaats kan vinden. Het zwijgen helpt om zich niet te hoeven realiseren hoe onveilig onze samenleving eigenlijk is. Daders zijn meestal niet de enge mannen achter het bosje, maar familieleden, bekenden, mensen met aanzien.

Ruimte voor schaduwkanten noodzakelijk: een ervaringsverhaal

Willen we echt kunnen genieten van intimiteit en seksualiteit, zullen we ook rekenschap moeten afleggen van die andere kant. Willen we oprecht kunnen spreken over de schoonheid van erotiek, zullen we ook het taboe op misbruik moeten doorbreken.

Het is om die reden dat mijn vrouw Esther en ik ons verhaal hebben verteld. Esther heeft in haar jeugd te maken gehad met ernstig seksueel misbruik. De gevolgen van dit misbruik hebben diep ingegrepen in onze relatie. De uitgebreide versie is te lezen in Psyche en Geloof, (jaargang 26, nummer 1 pp. 11 – 22) Hier wil ik stilstaan bij de belangrijkste momenten uit ons levensverhaal.

In onze relatie hebben we  intens geworsteld met seksualiteit. Enerzijds verlangden we naar troostende en bevestigende intimiteit, anderzijds werden we verscheurd door de pijn die door het misbruik voortdurend aanwezig was. Omdat intimiteit en seksualiteit ons zo dicht op de huid komt en het raakt aan de diepte van de ziel, maakt het ons ook kwetsbaar. Het verlangen naar nabijheid leidde vroeg of laat steevast tot een situatie waarin een van ons gekwetst raakte. Het afzien van intimiteit als een geforceerde veilige afstand werkte uiteindelijk ook voor ons beide schadelijk uit.

Wij zijn dit dilemma te boven gekomen door in onze relatie ruimte te maken voor de bittere doorwerking van het seksueel misbruik dat Esther in haar jeugd heeft meegemaakt. Het was een lang proces om dit onder ogen te zien, maar het heeft voor ons toekomst geopend.

Intimiteit en seksualiteit waren voor Esther een verwarrende en ingewikkelde kluwen geworden. Omdat intimiteit raakt aan de kern van het bestaan, had de verwarring invloed op grote delen van haar dagelijks leven. Een aanraking of een geur kon zomaar de traumatische herinneringen oproepen, met angst en defensieve gevoelens tot gevolg. Hierdoor was vrijwel onmogelijk om een gezonde romantische relatie aan te gaan. Zodra de relatie met iemand te close en intiem werd, haakte Esther af of had ze moeite om haar eigen grenzen te respecteren. Dit mechanisme speelde ook een rol in onze relatie. Esther was aan de ene kant angstig en afwerend, maar aan de andere kant reageerde haar lichaam op een dwangmatig seksualiserende manier op lichamelijkheid en intimiteit.

Hoewel ik aan het begin van onze relatie op de hoogte was van haar verleden van seksueel misbruik, had ik geen enkel vermoeden hoe diep de impact was in haar leven en onze relatie. Overigens nam ik zelf ook de nodige bagage mee in onze relatie. Ik worstelde met verschillende tekorten uit mijn jeugd. Ik had onder andere  moeite met lichamelijkheid en intimiteit. Mijn gezin was niet lichamelijk ingesteld. Knuffelen of een arm om je heen was meer uitzondering dan regel en zo durfde ik ook nauwelijks mijn eigen lichaam te ervaren of te voelen. Seksualiteit was onbespreekbaar, werd gezien als zondig, en dat werkte onwetendheid en krampachtigheid in de hand. Dit versterkte de kwetsbaarheid van onze relatie.

Zowel Esther’s verdrongen herinneringen, als mijn beperkende visie op seksualiteit brachten onze relatie al snel in de nodige problemen. Zo werd Esther al snel te afhankelijkheid van mij. Gaandeweg kreeg zij steeds meer moeite om de muren rondom de verhalen van geweld overeind houden. Esther werd angstiger en durfde nauwelijks nog alleen te zijn. Haar afhankelijkheid paste bij mijn chronische onzekerheid en mijn behoefte om nodig te zijn. Vol overgave begon ik voor haar te zorgen. Door haar te ‘redden’ kon ik mijn eigen onrust onderdrukken. De keerzijde was dat ik steeds meer eigen ruimte ging opgeven; voor ontspanning was steeds minder tijd. Maar ongewild hield ik Esther ook gevangen in haar afhankelijkheid omdat die mij een goed gevoel gaf.

Crises ontstonden toen Esther in therapie iets van zelfstandigheid terugkreeg en dat ook in de relatie verlangde. Ik moest mee bewegen, maar raakte daardoor zelf in een persoonlijke crisis, en viel uit mijn ‘redder’-rol. We stonden voor de opgave om een meer gelijkwaardige relatie aan te gaan.

Na het trouwen en tijdens de zwangerschap van onze zoon kreeg Esther een angst en afkeer van seks. Hoe angstig Esther was, werd duidelijk door de traumatiserende bevalling waarin zij voortdurend de verkrachtingen herbeleefde.

Deze re-ensceneringen van de trauma’s beïnvloedden ook onze relatie. In plaats van haar partner zag zij in mij één van de daders. Esther voelde schaamte, omdat het leek alsof zij niet van mij hield en afkeer leek te hebben van mijn mannelijkheid. Soms leek het verbreken van de relatie beter om de pijn van ons allebei te stoppen. Het was ook voor mij zwaar, omdat ik ongewild als het ware in de rol van dader belandde. Onze intimiteit en seksualiteit herhaalden het misbruik uit het verleden van Esther.

Zo konden we beiden verlangen naar intimiteit maar als seksualiteit er (vroeg of laat) op volgde, werd voor Esther de verschrikking gere-ensceneerd. Voor mij was het ook beschadigend, want het laatste wat ik wilde, was mijn vrouw pijn doen. Tegelijkertijd verlangde ik wel naar seks, naar de bevrijdende en bekrachtigende intieme verbondenheid. Vanuit dat verlangen bleek ik van tijd tot tijd een onbetrouwbare partner. Dit gegeven en de realisatie van de geschiedenis van vroegkinderlijke chronische traumatisering van Esther maakten, dat ik mij meer en meer terugtrok, zowel emotioneel als lichamelijk. Ik raakte onzeker en verward zelfs over mijn eigen mannelijkheid. Deze terugtrekkende beweging bleek echter ook schadelijk te zijn voor onze relatie.

Na vele opnames, en een wanhopig zoeken naar de juiste therapie kwam Esther terecht bij een traumatherapeut. Hij was de eerste die contact maakte met Esther’s binnenwereld, en al snel kwam naar buiten hoe angstig Esther was voor mensen. In het therapeutische contact werd al snel duidelijk hoezeer Esther intimiteit met seksualiteit verwarde. Zij ontdekte in de therapie dat zij door de indoctrinatie van de daders “geleerd” had, dat mannen altijd uit zijn op seks

Langzaam hielp de therapeut haar om  ‘nee’  te mogen zeggen als zij daaraan behoefte had, om grenzen te mogen stellen. Esther leerde het onderscheid tussen intimiteit en seksualiteit. Door dit telkens weer te oefenen leerde zij langzaam het onderscheid tussen vroeger en nu, maar ook tussen de daders en mij. Zo ontstond er langzaam nieuwe ruimte voor intimiteit gebaseerd op wederzijds respect en liefhebben.

Door onze liefde voor elkaar die vooral gedragen werd door trouw, hebben we een weg gevonden. Wat in de weg van herstel erg belangrijk was, dat wij afspraken konden maken die niet langer van eigen verlangens uitgingen, maar gericht waren op de behoeften van de ander. Omdat Esther zo beschadigd was, waren haar behoeften uitgangspunt. In die periode leerde Esther haar eigen grenzen respecteren en vertellen.

We zijn zo schoorvoetend een weg van herstel ingeslagen, waarin we onze verlangens, onze kwetsbaarheid en onze pijn leerden verwoorden naar elkaar. We hebben gezocht hoe we elkaar recht konden doen, vooral op dat spannende en gevoelige vlak van intimiteit. Omdat seksualiteit zo bedreigend en beschadigend was geweest, zagen we af van seks. Deze radicale afspraak gaf ruimte en bood veiligheid. Zo was een arm op de schouder precies dat, niet meer. Zo kon intimiteit helend worden en zo kon Esther leren mij los te zien van daders. Door deze ruimte ontstond de mogelijkheid om lichamelijkheid te ervaren zonder enige vorm van dwang of angst en te leren liefde te ervaren en je ten diepste gekend en erkend te weten. Dit raakt ook aan existentiële levensvragen: mag ik er zijn? Heeft God mij gewild?

Tegelijkertijd bleven we open tegen elkaar over onze verlangens. Ook mensen die misbruikt zijn, willen graag mooi gevonden worden, geliefd en gekend zijn. Het bijzondere was dat na verloop van tijd er ruimte kwam om opnieuw over seksualiteit in gesprek te gaan. Nu we vanuit een heilzame intimiteit elkaar opnieuw hebben leren ontdekken, is seksualiteit niet langer bedreigend. Er is het vertrouwen in elkaar dat we zeggen als het niet goed en fijn is, en dat de ander dan ook stopt. Vanuit dat vertrouwen en die intimiteit kunnen we seksualiteit beleven zoals het bedoeld is: elkaar leren kennen tot in het diepst van onze ziel.

Pijnlijke seks – de gevolgen van seksueel misbruik in een intieme relatie

12 mei

Dit artikel is gepubliceerd in Psyche & Geloof 26/1 Auteurs: Esther Veerman en Alexander Veerman

Inleiding
De gevolgen van seksueel misbruik zijn vaak ingrijpend. Voor mensen die slachtoffer zijn geworden is het vaak moeilijk om deze episode van hun leven een plek te geven. Gevoelens van schuld en schaamte, angst en dreiging maken het moeilijk om woorden te geven aan wat er gebeurd is. Wanneer mensen op enig moment zich weten te bevrijden uit situaties van misbruik, is er vaak het verlangen om vooruit te kijken. om niet langer geconfronteerd te worden met de nare verhalen van vroeger. Het is ook vaak het goedbedoelde advies dat familie, vrienden en kennissen meegeven aan overlevenden van geweld: heb het er maar niet meer over. Daarnaast blijken veel overlevenden van geweld op de een of andere manier alle herinneringen aan het misbruik te hebben gedissocieerd, en ontstaat er amnesie voor het traumatische verleden.(i) Beide bewegingen – die van ontkenning en die van verdringing – versterken elkaar om niet over het misbruik te spreken.

Klein meisje Door Esther Veerman

Tegelijkertijd blijken de ingrijpende gevolgen van seksueel misbruik ook op langere termijn door te werken.(ii) Juist in alledaagse handelingen en gebeurtenissen
manifesteert het misbruik zich – ook als er geen feitelijke herinneringen zijn. Overlevenden van geweld worstelen met het vermogen om anderen te vertrouwen, hebben nachtmerries, lijden soms aan angsten en hebben moeite met lichamelijkheid en intimiteit.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist in intieme relaties de gevolgen van het misbruik op een pijnlijke manier aan het licht komen. In dit artikel willen we ingaan op de vraag wat het voor de beleving van intimiteit en seksualiteit betekent, wanneer één van beide partners seksueel misbruik heeft meegemaakt. We willen eerst iets van onze eigen ervaringen vertellen en aansluitend enkele bouwstenen aanreiken voor een gezonde relatie.

Verwarring ov er intimiteit en seksualiteit: het perspectief van de overlevende van seksueel misbruik

Het valt niet mee om over een thematiek als intimiteit en seksualiteit te schrijven, ik wil het toch proberen vanuit mijn perspectief van gekwetst en gebutst zijn, en hoe Alexander en ik (Esther) een weg daarin hebben geprobeerd te zoeken. Ik (Esther) ben een vrouw van 46, predikant van beroep, hoewel ik ben afgekeurd. Ik schilder en teken (en dicht) al bijna 30 jaar over dat wat me van binnen beweegt, laten we zeggen, dat wat er gebeurt in mijn binnenwereld. Vanuit deze beelden, die gaan over de gevolgen van huiselijk en seksueel geweld heb ik in 2011 een stichting opgericht: Stichting Kunst uit Geweld. Ik organiseer  tentoonstellingen met en voor kunstenaars die verhalen van geweld meedragen en ik geef voorlichting. De thematiek van seksueel geweld raakt aan mijn eigen kwetsbaarheid, waardoor het soms ongemakkelijk is om erover te schrijven en misschien ook om te lezen.

Toch hecht ik er waarde aan om deze ingewikkelde verwarring van intimiteit en seksualiteit toch vanuit mijn persoonlijke verhaal te schrijven. Het gaat
immers niet om theoretische kwesties, maar om levensverhalen. Door ervaringen van seksueel geweld in mijn jeugd zijn intimiteit en seksualiteit een verwarrende en ingewikkelde kluwen geworden. Angst en defensieve gevoelens overheersten lange tijd. Omdat (verlangen naar) intimiteit raakt aan de kern van
het bestaan, had de verwarring invloed op grote delen van mijn dagelijks leven.(iii) Een aanraking of een geur kon zomaar de traumatische herinneringen (iv)
weer oproepen. Het heeft dan ook jaren geduurd, voordat ik een klein beetje vat kreeg op de complexiteit aan gevoelens, en ruimte kreeg voor een positieve beleving van intimiteit en seksualiteit.

Ik vond het moeilijk om romantische relaties aan te gaan. Voordat ik mijn huidige partner leerde kennen, heb ik enkele malen op het punt gestaan om een relatie te beginnen. Het leidde steevast tot verwarring. Mijn lichaam leek los van mijn hoofd te reageren, alsof er een knop werd omgedraaid. Ik had daar geen grip op en dat was beangstigend.  Hetzelfde gebeurde toen ik met mijn partner een relatie kreeg. Mijn lichaam reageerde op een dwangmatige seksualiserende manier op lichamelijkheid en intimiteit. (v) Dit mechanisme werd versterkt door de spanningen die zich rond onze relatie voordeden. Mijn vriend kwam uit een orthodox
kerkgenootschap, dat een sterke druk op hem uitoefende om de relatie te verbreken. Hierdoor werden we sneller dan we gewild hadden in elkaars armen gedreven.

Ik was niet in staat om grenzen af te bakenen en voor mijzelf te zorgen. Daarnaast voelde ik een krachtige interne drive om tot seksuele handelingen over te gaan, ook als mijn partner daar geen behoefte aan had. Achteraf denk ik dat een deel in mij op dat moment de regie overnam. Het was een stukje in mijn hoofd dat zich afgesplitst had en dat als het ware de seks regelde en uitvoerde. Gevoel kwam er niet bij kijken. Het waren gewoon een reeks handelingen die gedaan moesten worden iedere avond en dan pas kon ik gaan slapen. Dit gedrag sloeg radicaal om, toen ik in verwachting raakte. Opeens kon ik de nabijheid en zeker het verlangen naar seks van mijn partner niet meer verdragen. Toch voelde ik me vaak schuldig, als ik hem afwees en dan initieerde ik toch weer seks, om maar aan zijn behoeften tegemoet te komen. Zeker na de traumatische bevalling van mijn zoon, waar ik dagenlang alleen maar verkrachtingen voelde, in plaats van het op gang komen van een natuurlijke bevalling, ontdekte ik hoe angstig ik eigenlijk was, voor alles wat mannelijk was, en voor seksualiteit.

Deze situatie is jarenlang blijven bestaan. Mijn angst voor lichamelijkheid in het algemeen, mijn angst voor met name seksualiteit in het bijzonder, en ook mijn schuldgevoel ten opzichte van mijn partner in dezen. Bij een therapeute kwam mijn angst voor seks wel aan de orde, maar zonder te verkennen wat de bron van mijn angst was, waardoor haar therapie de angst uiteindelijk alleen maar verergerde. Ik had in mijn jeugd geleerd dat de simpelste aanraking kon uitmonden in een verkrachting. Elke vorm van lichamelijkheid en intimiteit riep intern de ergste beelden bij me op. Alleen: dat was ik mij toen niet zo bewust, omdat de therapeut eigenlijk geen contact had gelegd met mijn binnenwereld en ik angstvallig en tegen elke prijs de deur dichthield (Albach, 1993) (vi) naar de bodemloze put.

Zo bleven we eigenlijk ‘klungelen’, meestal geen en soms wel seks, maar vaak met de bittere bijsmaak van re-ensceneringen van verkrachtingen van vroeger. Ik voelde me beschaamd, en schuldig en ik kon ook maar niet met mezelf in het reine komen, wat betreft het diepe ‘houden van’ mijn man en toch ook de angst en weerzin tegen zijn mannelijkheid. Soms dacht ik zelfs aan weggaan, puur omdat ik in dit stuk van onze relatie zo in de knoop zat. Na vele opnames en een wanhopig zoeken naar de juiste therapie kwam ik terecht bij een traumatherapeut. Hij was de eerste die contact maakte met de binnenwereld, en al snel kwam naar buiten hoe angstig ik was voor mensen in het algemeen en in het bijzonder alles wat ik op het gebied van seksueel misbruik spiegelde aan iemand die dichterbij kwam. In het therapeutische contact werd al snel duidelijk hoezeer ik intimiteit met seksualiteit verwarde en hoe snel ik dacht dat een man maar
op een ding uit was, op seks.

In de jaren van deze therapie ontdekte ik, hoezeer ik het gedrag van de daders verwachtte in de therapeut (vii) terug te vinden en in het algemeen bij mannen (dus ook mijn partner). Heel langzaam leerde ik onderscheid maken tussen hoe het inderdaad in mijn kindertijd moest zijn gegaan en hoe het hier en nu toch ook anders kon zijn, veilig, begrensd. Ik mocht ‘nee’-zeggen als ik daar behoefte aan had, en ik leerde dat er een verschil is tussen intimiteit (zoals het schrijven aan mijn therapeut over de meest erge en intieme dingen) en seksualiteit (hij leerde me dat het bij hem altijd veilig zou zijn, er nooit seks zou komen tussen hem en
mij). Gaandeweg dit intens zware proces leerde ik dat dat waar is voor het hier en nu. En nog meer bijzonder: ik leerde onderscheid maken tussen de daders en mijn partner. Mijn partner die zoveel van me hield, me nooit kwaad zou willen doen en mij zo ongelofelijk steunde in mijn weg naar heel wording. En zo leerden we samen elkaar opnieuw te ontdekken, wat hij fijn vindt, wat ik fijn vind. En ook dat ‘nee zeggen’ geen afwijzing is, maar niets meer betekent dan: ik heb even ruimte nodig nu. Dit heeft geresulteerd in de ruimte om eigenlijk opnieuw een seksuele relatie te kunnen opbouwen, gebaseerd op wederzijds respect, de ander zien, liefhebben, maar juist met het oog op elkaar. Meer verzorgend, dan iets nemen voor jezelf. En daardoor is het veel meer samen geworden. Ik leerde
dat mannelijkheid niet altijd pijnlijk hoeft te zijn, dat opwinding geen gevaar betekent en zeker geen agressie hoeft te zijn. Het is ontzettend moeilijk om
dit alles op te schrijven, maar ik hoop, dat mensen toch hoop kunnen putten uit de kwetsbaarheid die we hier delen. En dat mensen de moed vinden, om
er in therapie en ook samen over te praten. Ik heb geleerd dat ik me kwetsbaar en klein kan voelen bij mijn partner en dat hij het begrijpt. Dat hij het niet
afwijst, maar me dan gewoon zachtjes omarmt. Zo heb ik geleerd meer Esther te worden, met alles wat ik ben. En dat ik dan toch geliefd ben.

Verwarring ov er intimiteit en seksualiteit: het perspectief van de partner van een overlevende van seksueel misbruik 

In deze paragraaf wil ik, Alexander, iets vertellen over mijn ervaringen als partner van een slachtoffer van seksueel misbruik. Wat betekent dat voor mijn eigen functioneren? Hoe werkt dit gegeven door in onze relatie? Het gegeven dat mijn partner te maken heeft gehad met seksueel misbruik, beïnvloedde mijn keuzes na mijn studie theologie. Samen met prof.dr. Ganzevoort schreef ik Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld (2000). Aansluitend kon ik als AIO (Assistent in Opleiding) aan de slag op de Protestantse Theologische Universiteit te Kampen. Dit resulteerde in mijn dissertatie Ontredderd. Het proces in de kerkenraad wanneer de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. (2005). In de jaren dat ik aan mijn promotiestudie werkte, begon de storm in mijn hoofd te liggen en voelde ik de ruimte om predikant te worden. Inmiddels sta ik in mijn tweede gemeente, ik doe een missionaire
specialisatie, en ik blijf me richten op mensen die verhalen meedragen van geweld.

Esther en ik zijn nu 21 jaar getrouwd, een periode van zoeken en gevonden worden, van kwetsbaar zijn en kwetsen, van verlangen en gekwetst worden. We
zijn in die jaren gegroeid – met vallen en opstaan. We hebben elkaar vast kunnen houden door de liefde. Niet alleen omdat we naar elkaar bleven zoeken, maar ook omdat we elkaar durfden los te laten.

Aan het begin van onze relatie was het niet duidelijk hoe Esther door het misbruik in haar jeugd getraumatiseerd was geraakt. Al snel nadat ik Esther leerde kennen, vertelde ze wel dat ze vroeger nare dingen had meegemaakt. Ze gaf aan dat ze die episode achter zich wilde laten, en ik had zelf geen enkele behoefte om het op te rakelen. Het duurde jaren voordat we begrepen hoe deze verhalen op allerlei niveaus doorwerkten in ons dagelijks leven. Toen ik Esther voor het eerst ontmoette, worstelde ik met verschillende tekorten waar ik me op dat moment niet of nauwelijks van bewust was.

Allereerst was ik onzeker en zoekende. Mijn jeugd werd gekenmerkt door het niet beantwoorde verlangen om gezien en geliefd te worden in mijn eigenheid. Het maakte mij kwetsbaar, omdat slechts een dun laagje de diepe leegte en sombere onzekerheid in mijn binnenste verborg. In de tweede plaats had ik moeite met lichamelijkheid en intimiteit. In ons gezin waren we niet lichamelijk ingesteld. Het omhelzen van elkaar, het geven van een knuffel, of een arm om je heen gebeurde bij hoge uitzondering, als het al gebeurde. Een gevolg was dat ik nauwelijks in staat was om mijn eigen lichaam te ervaren of te voelen. Het verlangen naar intimiteit, naar warmte en geborgenheid was onderhuids krachtig aanwezig, maar ik was het mij niet bewust en kon het niet benoemen. In contacten zocht ik naar die intimiteit, maar als vriendschappen hechter werden, werd ik mij meer en meer bewust van een kloof. In de derde plaats werd mijn visie op seksualiteit gekenmerkt door verwarring, krampachtigheid en onwetendheid. Mijn opvoeding en mijn religieuze achtergrond hadden hier een enorme invloed op. Seksualiteit was in ons gezin geen gespreksonderwerp. Seks was enerzijds zondig, anderzijds had het een grote aantrekkingskracht. In religieuze termen: seks is verleidelijk en dus gevaarlijk. Daarnaast lag de morele lat erg hoog. Aan de kerkelijke moraal die in ons gezin in woorden hoog gehouden werd, was nauwelijks te voldoen.

Het betekende al met al een beklemmende visie op mijn eigen seksualiteit. Zoals gezegd waren we ons niet bewust van de invloed van het seksueel misbruik op onze relatie. Esther had vrijwel alle herinneringen verdrongen. Terugkijkend bepaalde de doorwerking van het misbruik echter vanaf het begin onze relatie op
verschillende niveaus.

Allereerst raakten Esther en ik al snel op een ongezonde wijze met elkaar verknoopt. Door alle spanningen rond de kerkstrijd en rond mijn familie, begon bij Esther het bastion dat de verhalen van vroeger tegen moest houden scheuren te vertonen. Zij kreeg last van angsten, depressieve gevoelens en chronische onzekerheid. Hierdoor ontwikkelde zij een krachtige afhankelijkheid wat zichtbaar werd in haar moeite om alleen zijn. In zekere zin paste haar afhankelijkheid precies bij mijn eigen onzekerheid. Energiek en vol overgave begon ik voor Esther te zorgen. Dag en nacht stond ik voor haar klaar. Naarmate er meer verhalen
van vroeger naar boven kwamen bij Esther, nam haar afhankelijkheid snel toe. Het zorgen gaf mij een goed gevoel: door Esther te ‘redden’ kon ik mijn eigen onrust onderdrukken. De keerzijde was dat ik enerzijds steeds meer eigen ruimte op ging geven. Er was in toenemende mate minder tijd voor de studentenvereniging, voor het voetbal, plezier maken, vriendschappen en ontspanning. Anderzijds hield ik Esther ook gevangen in haar afhankelijkheid. Hoe meer ik van mijzelf opgaf, hoe meer zij afhankelijk moest blijven om mij een goed gevoel te geven. Vrienden die probeerden om ons te wijzen op onze ongezonde relatie raakten van ons vervreemd, omdat we niet konden omgaan met deze opmerkingen. Voor ons was het pijnlijke kritiek.

Onze eerste en hevigste crises speelden zich rond dit spanningsveld af. Toen we twee jaar getrouwd waren, was Esther vaak en langdurig opgenomen in de psychiatrie. Onze zoon was net geboren, dus mijn dagen bestonden uit zorgen voor Esther en voor onze zoon. De maatschappelijk werkster van de PAAZ was de eerste die in gesprekken met ons beiden zich sterk maakte voor meer ruimte voor mijzelf. Enige tijd later verhevigde de crisis zich, omdat Esther zich begon te verzetten tegen haar afhankelijke rol in onze relatie. Er was sprake van een zekere mate van herstel en Esther verlangde naar een gelijkwaardige relatie. Zij veranderde door de therapie en dat betekende dat ik mee moest veranderen, anders zouden we uit elkaar groeien. Deze positieve verandering van Esther bracht mij in een persoonlijke crisis. Ik kon mij niet langer verschuilen achter mijn reddersrol en moest mijzelf ontdoen van maskers en muren. Dit zoeken naar gelijkwaardigheid in onze relatie was noodzakelijk om elkaar te vinden en opnieuw lief te hebben.

Een tweede niveau waarop het seksueel misbruik in onze relatie doorwerkte, was de verwarring over intimiteit en seksualiteit. Een van de lessen die Esther door het misbruik geleerd had, was dat mannen uiteindelijk uit zijn op seks.(viii) Vriendelijke en aardige gebaren of opmerkingen liepen in de context van het misbruik altijd uit op seksueel misbruik. Het betekende dat Esther dat ook van mij verwachtte. Door mijn eigen emotionele beperkingen ging ik mij al snel naar deze verwachtingen gedragen. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat ik in de rol van dader belandde. Onze intimiteit en seksualiteit herhaalden het misbruik uit het verleden van Esther.

Door deze tragiek waren intimiteit en seksualiteit in hoge mate belast. Beide verlangden wij naar een arm om ons heen, naar de helende kracht van intimiteit, maar tegelijkertijd leek intimiteit altijd de opmaat te moeten zijn voor seks. Deze seks bleek vrijwel altijd schadelijk te zijn. Voor Esther kon een lichamelijke aanraking al een trigger zijn waardoor herinneringen aan het misbruik present waren. Sterker nog, door de herbelevingen was het alsof zij weer in het misbruikende verleden was, als het kleine meisje van toen. Deze herbelevingen waren voor ons beiden een verschrikking. Voor Esther was onze seks bedreigend, schadelijk en in geestelijke en lichamelijke zin pijnlijk. Juist wat de diepste verbondenheid tussen geliefden kan zijn, leidde tot gevoelens van onveiligheid, schaamte en angst. Het beschadigde mij ook – het laatste wat ik wilde, was mijn vrouw pijn doen. Op die momenten echter dat het verleden werd getriggerd, zag ik in de ogen van mijn geliefde afschuw en paniek. Zij zag mij niet meer, maar een dader.

Tegelijkertijd verlangde ik wel naar seks. Naar de bevrijdende en bekrachtigende intieme verbondenheid. Vanuit dat verlangen bleek ik van tijd tot tijd een onbetrouwbare partner. Zou ze echt ‘nee’ bedoelen? Als ik nog liever zou zijn, nog meer mijn best zou doen, zou ik haar dan toch niet kunnen overhalen? Als we even over het lastige punt heen zijn, zou ze dan niet ook kunnen genieten? Deze pogingen waren gedoemd te mislukken en zetten onze relatie opnieuw onder druk.

Nu de verhalen van het seksueel misbruik uit de jeugd van Esther meer en meer onze beide levens binnen drongen en ons dagelijks leven begonnen te kleuren (ix), worstelde ik met afstand en nabijheid. Om niet langer teleurgesteld en gekwetst te raken op intieme momenten, begon ik meer en meer afstand in te nemen. Lichamelijk en geestelijk. Ik bleef mijn plicht doen: zorgen voor mijn zieke echtgenote, maar emotioneel wilde ik niet meer betrokken zijn. Deze  overlevingsstrategie leidde uiteindelijk steevast tot een nieuwe crisis. Jarenlang bewogen wij ons heen en weer tussen een gekunstelde afstandelijkheid en een pijnlijke intimiteit.

De verwevenheid van seksualiteit en misbruik veroorzaakte bij mij onzekerheid en verwarring over mijn eigen mannelijkheid. Om te kunnen begrijpen hoe wij elkaar toch vast konden houden, is het goed om naar een derde niveau te kijken: het niveau van liefde en trouw. Liefde gaat verder en is vele malen dieper dan verliefdheid, lust en verlangen. Voor ons was en is onze belofte aan elkaar een dragende kracht in onze relatie. We hebben elkaar liefde en trouw beloofd in goede en in slechte tijden. We vonden het spijtig dat de slechte tijden zich direct na ons trouwen aandienden, maar dat deed niets af aan de waarde van onze belofte aan elkaar. Soms hield trouw mij op de been, soms de liefde, meestal beide. Door het samen worstelen in die donkere en zware tijden, is onze liefde gegroeid en van een ongekende levenskracht geworden. De basis lag in volhardende trouw en liefdevol vertrouwen. De liefde is de dragende grond gebleken. Liefde zoekt zichzelf niet, liefde opent het hart voor de ander, en liefde kan zelfs verwijzen naar de liefde van de Ander. Het ontdekken van de liefde (een weg van volharding en trouw) maakte dat ik afspraken kon maken die niet langer van mijn eigen verlangens uitgingen, maar gericht waren op de behoeften van Esther. Hetzelfde gold voor Esther, waardoor we door de liefde beide de ander zochten en niet onszelf.

In onze weg van herstel is het wezenlijk gebleken dat we onze pijn naar elkaar hebben uitgesproken. Onze verlangens, onze kwetsbaarheid en onze pijn (x). We hebben gezocht hoe we elkaar recht konden doen, vooral op dat spannende en gevoelige vlak van intimiteit. Omdat seksualiteit zo beschadigend uitwerkte en pijnlijk was, besloten we af te zien van seks. Niet als een voorlopige afspraak, maar als een definitief gegeven. We hadden immers al eerder voorlopige afspraken gemaakt, maar dat betekende dat elke vorm van intimiteit al een schaduw naar voren wierp, naar de dag dat we weer seks zouden hebben. We spraken af dat een arm op de schouder gewoon een arm op de schouder is. Mijn hoofd op de borst van mijn geliefde is geen uitnodiging tot seks, maar een gebaar van troost. Het was een harde en duidelijke grens die we getrokken hebben om ruimte te maken voor helende intimiteit zonder dreiging. Het bleek de enige weg te zijn om Esther te helpen mij los te weken van het beeld van de daders.

Door deze ruimte ontstond er de mogelijkheid lichamelijkheid zonder enige vorm van dwang of angst te ervaren en om te leren liefde te ervaren als gekend en erkend worden in wie je bent, zonder enige vorm van overweldiging . Dit raakt , tot aan de existentiële levensvragen, als de vraag: mag ik er zijn? Heeft God mij gewild? Tegelijkertijd bleven we open tegen elkaar over onze verlangens. Ook mensen die misbruikt zijn, willen graag mooi gevonden worden, geliefd en gekend zijn. Hoewel het aanhoren van mijn verlangen ook spannend en ingewikkeld was, was het ook goed en helend om elkaar als partners te blijven zien.  Het bijzondere was dat na verloop van tijd er ruimte kwam om opnieuw over seksualiteit in gesprek te gaan. Nu we vanuit een heilzame intimiteit elkaar opnieuw hebben leren ontdekken, is seksualiteit niet langer bedreigend. Er is het vertrouwen in elkaar dat we zeggen als het niet goed en fijn is, en dat de ander dan ook stopt. Vanuit dat vertrouwen en die intimiteit kunnen we seksualiteit beleven zoals het bedoeld is: elkaar leren kennen tot in het diepst van onze ziel.

Bouwstenen
Bouwsteen 1: inzicht in (de gevolgen van) seksueel misbruik

Het bovenstaande verhaal maakt duidelijk dat seksueel misbruik op verschillende manieren doorwerkt in het dagelijks leven. Van die doorwerking kan ook sprake zijn als de herinneringen aan het seksueel misbruik niet of nauwelijks aanwezig lijken. Een deel van de relationele problemen is terug te voeren op  onwetendheid over hoe de traumatische ervaringen doorwerken in het dagelijkse leven. Een van de eerste bouwstenen om uit de impasses van de gevolgen van trauma te komen, is dan ook het onderzoeken en het leren herkennen van de gevolgen van trauma, juist binnen een intieme relatie.

Er is sprake van een traumatische ervaring wanneer het fundamentele gevoel van veiligheid en het vermogen tot vertrouwen worden aangetast. De mate van traumatisering hangt af van de ernst van het seksueel misbruik, de leeftijd waarop het misbruik plaats vond, de relatie met de dader(s) en de draagkracht van het slachtoffer. Een veel voorkomend gevolg van seksueel misbruik is een posttraumatische stressstoornis. De kenmerkende symptomen van een posttraumatische stressstoornis zijn het herbeleven van het trauma, het vermijden van prikkels die bij het trauma horen of afstompen van de reactiviteit en verhoogde  prikkelbaarheid.(xi)

De psychische verwonding leidt tot desintegratie: het seksueel misbruik zelf of de emoties die daar bij horen zijn niet geïntegreerd in de geschiedenis van de overlevende van het misbruik. Door de dissociatie (xii) heeft de overlevende niet of maar beperkt toegang tot de herinneringen aan het misbruik en de daarbij behorende emoties. In de bedreigende context van het misbruik is dit een creatieve en adequate overlevingsstrategie. Wanneer het slachtoffer zich bevrijd heeft uit de situatie van misbruik en het leven min of meer genormaliseerd is, kan het dissociëren juist averechts werken, omdat dissociatie veelal gericht is op verdediging tegen (vermeend) gevaar, en dan contraproductief werkt in een situatie waar het oorspronkelijke gevaar verdwenen is. De seksuele traumatisering raakt immers het zelfbeeld van het slachtoffer (ben ik de moeite waard?), het beeld van de ander (kan ik anderen wel vertrouwen?), het wereldbeeld (is het wel veilig?) en in een religieuze context ook het Gods beeld (heb ik een plaats in deze werkelijkheid en in Gods  werkelijkheid?). Met andere woorden: de kernnoties van het mens-zijn (Janoff-Bulman) worden door het misbruik beschadigd.

De kloof tussen de binnenwereld en het (schijnbaar normaal) functioneren leidt onherroepelijk tot spanning, stress en energieverlies. Ook al probeert iemand gewoon door te leven, het zelfbeeld is beschadigd en gebutst. Wanneer het misbruik in de kindertijd heeft plaatsgevonden, is het zelfbeeld niet tot wasdom gekomen. Eigenwaarde en zelfvertrouwen konden niet groeien. Dit vaak rudimentaire zelfbeeld beïnvloedt in sterke mate het handelen op latere leeftijd, zij het op een onbewust niveau. De overlevende van het misbruik zoekt naar erkenning, eigenwaarde, veiligheid en geborgenheid. Omdat het echter om een innerlijk
tekort gaat, zal het zoeken in activiteiten en contacten niet tot het gewenste resultaat leiden. Het is nodig om het verleden onder ogen te zien om de verschillende episoden te kunnen integreren.

Door de seksuele traumatisering beschadigt niet alleen het zelfbeeld, maar ook het vermogen om de ander te kunnen vertrouwen.(xiii) Het opgroeien in een fundamenteel onveilige omgeving brengt een kind in een onmogelijke positie. Het is voor een kind niet te bevatten dat een volwassene van wie het afhankelijk is, niet te vertrouwen is. Kinderen zijn uitermate loyaal. Op zich is loyaliteit een gezonde kwaliteit die samenleven mogelijk maakt. In de setting van misbruik leidt deze loyaliteit tot een verwrongen zelfbeeld. Het kind moet wel vasthouden aan de gedachte dat de ander goed is. Er blijft dan geen andere mogelijkheid over om zichzelf de schuld te geven van het misbruik. Het zichzelf de schuld geven is ook een mechanisme om op de een of andere manier grip te blijven houden op het eigen levensverhaal. ‘Als het mijn eigen schuld is, dan kan ik misschien in een volgende situatie me anders gedragen zodat het niet meer gebeurt’. Als een slachtoffer zelf schuldig zou zijn aan het misbruik, hoeft zij/hij de onmacht niet onder ogen te zien en toe te laten.

In de partnerrelatie werken dit gebutste zelfbeeld en het wantrouwen naar de ander krachtig door. Naar buiten toe zal de overlevende misschien vasthouden aan het beeld dat de ander te vertrouwen is. Rationeel zal zij/hij dit ook beamen, maar van binnen leven andere emoties: angst vanwege de fundamentele onveiligheid, schaamte vanwege de schuldgevoelens, wantrouwen door de beschadigingen door het misbruik. Triggers kunnen deze binnenwereld ineens present brengen, zonder dat de overlevende weet waarom zij/hij met zo’n heftigheid of juist met passiviteit reageert. Ook de partner van de geweldsgetroffene kan een zekere mate van traumatisering ervaren. De partner kan te maken krijgen met verhevigde emoties, angstig en onrustig worden en schrikreacties. Ook kan het vertrouwde wereldbeeld of de levensovertuiging door de confrontatie met het geweldsverhaal en de gevolgen voor de geweldsgetroffene op losse schroeven komen te staan (Smith, Kleijn,Trijsburg, & Hutschemaekers, 2007, p.203-217).

Seksueel misbruik kan dus ingrijpende gevolgen hebben voor het zelfbeeld, het beeld van de ander en het wereldbeeld. De impact in intieme relaties ligt voor de hand: een laag zelfbeeld brengt onzekerheid en spanning met zich mee. Het onvermogen de ander te kunnen vertrouwen veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en angst. Bijkomend is, dat seksueel misbruik ook lichaamsherinneringen veroorzaakt, zodat in intiem lichamelijk contact soms vrijwel meteen herinneringen aan traumatisering getriggerd kunnen worden. Het is niet altijd eenvoudig om te differentiëren tussen het intieme contact in het hier en nu en de geleden schade uit het verleden. Wanneer de oorzaak gezocht wordt in de ander en in de relatie, ontstaat er een haast onontwarbare kluwen van emoties waardoor partners
elkaar (onbewust) kunnen beschadigen. Inzicht in de onderliggende traumatisering kan helpen om begrip en ruimte te vinden om de weg van herstel in te slaan.

Bouwsteen 2: het herstel van veiligheid
Inzicht in de gevolgen van het seksueel misbruik laat dus zien dat een overlevende van seksueel misbruik in een wereld leeft die fundamenteel onveilig is. De onveiligheid in haar/zijn leven heeft betrekking op verschillende dimensies van mens-zijn. In de eerste plaats is de lichamelijke integriteit en veiligheid aangetast door het geweld. Het slachtoffer is door het geweld de controle over haar / zijn lichaam kwijt. De onmacht die tijdens het misbruik wordt ervaren, blijft het slachtoffer achtervolgen,ook wanneer de misbruikende relaties beëindigd zijn. Door de ervaren onmacht en door het verlies van controle over de eigen  lichamelijke integriteit, ontstaat een blijvend gevoel van angst dat voortkomt uit het gevoel van onveiligheid en vaak ook de (lichamelijke) herinnering aan geweld.

In de tweede plaats heeft een slachtoffer het vertrouwen in de medemens verloren. In het overgrote deel van de gevallen is de dader een bekende van het slachtoffer, iemand die door (de ouders/verzorgers van) het slachtoffer wordt vertrouwd. De gevolgen van dit verraden vertrouwen kunnen ernstig zijn. Ook kan het zijn dat het slachtoffer nooit de kans heeft gehad om vertrouwen te krijgen in anderen, omdat zij/hij al vroeg in de kindertijd te maken heeft gehad met seksueel geweld. De onmogelijkheid om anderen te vertrouwen en zich te veilig te hechten aan een (nabije) ander levert een voortdurende dreiging op. Angst is de emotie die hoort bij het gevoel van onveiligheid.

Het herstellen van veiligheid binnen een partnerrelatie is dan ook uitermate belangrijk, zelfs al heeft de partner op geen enkele wijze deel gehad aan de oorzaken van de innerlijke onveiligheid van de overlevende. Door de dissociaties en de triggers kunnen goed bedoelde (en in andere omstandigheden gezonde en heilzame) handelingen leiden tot angst, waardoor de onveiligheid opnieuw bevestigd wordt. De onveiligheid ten gevolge van het seksueel misbruik is aanwezig, en zal dus een thema moeten worden in de relatie. Het gevoel van onveiligheid heeft ook te maken met het verlies van autonomie bij de overlevende van het misbruik.

Tijdens de traumatische gebeurtenissen  beleefde het slachtoffer een gevoel van totale machteloosheid. Deze ervaring van onmacht kan in het verdere leven van het slachtoffer een beklemmende en belemmerende werking hebben. Herstel van veiligheid vraagt in de eerste plaats om het stellen van heldere grenzen en in de tweede plaats om ruimte om de autonomie te hervinden. Onveiligheid ontstaat wanneer er verborgen agenda’s zijn. Waarom doet iemand aardig? Welke  tegenprestatie wordt er straks verwacht? Deze vragen komen het scherpst aan het licht in de intimiteit van de partnerrelatie. Het vertrouwen en de hechting staan dus juist onder druk in een relatie die veilig lijkt te zijn. Het bespreekbaar maken van verlangens en pijn en het mogen stellen van grenzen is dan ook van
wezenlijk belang.

Hier is overigens ook een rol voor de (trauma-) hulpverlening weggelegd. Juist in de confrontatie met de trauma-therapeut, kan de patiënt alle bedreigende gehechtheidsrelaties spiegelen en zo ontdekken hoe de relaties met de daders hebben geleid tot de verwonding, zowel lichamelijk, als ook psychisch emotioneel en zelfs existentieel. Onze ervaring is, dat een traumagerichte therapie op een behulpzame manier kan doorwerken in de partnerrelatie. Het differentiëren
tussen de angsten en andere gevoelens richting de daders en de relatie met mensen die wel te vertrouwen zijn, is wezenlijk om opnieuw of voor het eerst te leren wat veilige hechting is. Dit is overigens een zeer hachelijke onderneming voor een getraumatiseerde partner, die heel veel geduld, oefening en vooral ook steun van de partner verlangt.

Juist in het steunen van de getraumatiseerde partner tijdens haar/zijn zoektocht naar integratie vanuit (ernstige) traumatisering kan veel verbondenheid
opleveren voor de relatie als partners onderling. Let wel, het is van groot belang dat een partner niet op de stoel van de therapeut gaat zitten, en diens werk nog eens thuis overdoet. Dat zou opnieuw een onbalans geven in de partnerrelatie en onnodig pijn opleveren voor uiteindelijk beide partners. Ruimte om de autonomie te hervinden vraagt om veiligheid. Het gaat om het zoeken naar het evenwicht tussen macht en onmacht.

Het misbruik plaatste het slachtoffer in een positie van afhankelijkheid en machteloosheid. Zonder ruimte om autonomie te hervinden, worden overlevenden in hun passiviteit gestimuleerd en bevestigd in hun slachtofferrol. Het houden aan de afspraken biedt de ruimte om de alertheid en angst los te leren laten. De ‘gezonde’ partner verstoort het herstel wanneer onuitgesproken verwachtingen leiden tot grensoverschrijdingen. Als de getraumatiseerde partner vraagt om een arm om haar/hem heen, is dit geen uitnodiging om over te gaan tot seksuele handelingen. Wanneer dit wel gebeurt, wordt de onveiligheid bevestigd en kan de overlevende zich opnieuw getraumatiseerd voelen. Als seksualiteit telkens in verband gebracht wordt of getriggerd wordt naar negatieve seksuele ervaringen, en als intiem contact steevast de verwachting van seks oproept, dan kan het noodzakelijk zijn om samen af te zien van seks. En dat niet voor even, maar in principe voor altijd. Dit brengt rouw met zich mee.

In dit stadium is het van belang dat de ‘gezonde’ partner het tempo van de overlevende volgt en dat de afgesproken grenzen heilig zijn. Geen van beiden mag een afspraak eenzijdig opzeggen en daardoor schenden.

Bouwsteen 3: het herstel van verbondenheid

Het afspreken en handhaven van grenzen opent de ruimte om angst los te leren laten en om de ander weer te leren vertrouwen. Tegelijkertijd kan dit spreken over grenzen ook weerstand oproepen. Misschien is dit passend in een professionele relatie, maar geldt dit ook voor een romantische relatie? Is het nu juist niet het eigene van een romantische relatie dat de partners zich laten leiden door verlangen en verliefdheid? Om de partnerrelatie niet te laten verzanden in zakelijke afspraken en afstandelijkheid, is het van belang om ook werk te maken van het herstel van verbondenheid. De relatie kan onder druk komen te staan, doordat lichamelijk contact en intimiteit al als bedreigend en pijnlijk worden ervaren. De overlevende van het misbruik kan door een trigger (bijvoorbeeld doordat het lichaam ook reageert op een manier die paste bij het misbruik in het verleden) weer in het verleden terecht komen, waardoor de partner niet langer gezien wordt als de liefdevolle ander, maar als de dader.

Doordat verleden en heden zo door elkaar heen kunnen lopen, zullen partners huiverig zijn om nabijheid te vragen en om nabijheid te geven. Juist op intieme momenten, wanneer verlangens worden gedeeld en wanneer de een haar/zijn kwetsbaarheid aan de ander toont, kan men diep gekwetst en beschadigd raken. Het inbouwen van afstand in de relatie en het niet langer uitspreken van verlangens lijken logische overlevingsmechanismen in de relatie. Het risico is dan echter dat partners uit elkaar groeien. De nadruk op het stellen van grenzen zal gepaard dienen te gaan met het blijven zoeken van het gesprek. Wezenlijk voor een relatie is immers het zoeken van verbondenheid, geborgenheid en bevestiging. Het betekent dat partners ook tegen elkaar hun verlangens en angsten blijven durven uitspreken. Herstel van verbondenheid betekent de in haar/zijn eigenheid opnieuw leren kennen en waarderen.

Bouwsteen 4: het herwaarderen van intimiteit en seksualiteit

Als bouwstenen op weg naar herstel zijn inzicht in de gevolgen van het trauma, het mogen stellen van grenzen en het blijven zoeken naar verbondenheid genoemd. Tot slot willen we hier als laatste bouwsteen het herwaarderen van intimiteit en seksualiteit benoemen. De seksualiteit is in de tijd
van het misbruik gebruikt om het slachtoffer diep te verwonden en volledig te overheersen. De intimiteit was vaak verwarrend en bedreigend en werd soms als opstapje gebruikt naar beschadigende seksualiteit. (een kindje verlangt bijvoorbeeld naar die knuffel van papa vlak voor het slapen gaan, en neemt dan ‘de rest’ er maar bij, omdat het zo intens eenzaam is en is, klein als het is, toch ook absoluut niet in staat ‘de rest’ op wat voor manier dan ook tegen te gaan). In de tijd na het misbruik zijn het vaak de intimiteit en seksualiteit die raken aan de niet geheelde wond uit het verleden, die leiden tot een pijnlijke kwetsbaarheid en het verleden
zomaar weer present kunnen stellen. Intimiteit en seksualiteit zijn verbonden met angst, dreiging en pijn.

Tegelijkertijd zijn intimiteit en seksualiteit juist bij uitstek integrerende elementen in een relatie. Wanneer twee geliefden bij elkaar tot rust komen en eenheid ervaren heeft dit een helende en integrerende doorwerking. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat er naast de intimiteit die wel samen beleefd kan worden, ooit nog ruimte voor seksualiteit zal zijn. Echter, in een liefdesrelatie – hoe verwarrend die ook kan zijn – blijven de verlangens naar lichamelijkheid, naar troost en geborgenheid. Het is in zichzelf helend om taal te hebben en te geven aan de gevoelens over intimiteit en seksualiteit (nogmaals, los van het feit dat het misschien nooit meer tot seks tussen beide partners komt). Door zo goed te begrenzen en elkaar daarin volkomen te respecteren, komt opnieuw ruimte voor
veilige hechting en de mogelijkheid om te oefenen met intimiteit.

Mocht er een veilige hechting tot stand komen en een veilige intimiteit op gang gebracht worden, dan kan volledig volgens het tempo van de getroffene een herstel van een seksuele relatie bereikt worden. Onze ervaring is, dat dit geen doel moet zijn, maar dat het een positief gevolg is geweest van voorgaande stappen. Bij dissociatie ten gevolge van trauma leeft een getroffene vaak meer in het (gestolde) verleden, dan in het meestal veiliger heden. Het heden wordt derhalve ervaren als even onveilig als het verleden dat voor de getroffene op dat moment meer echt is. In een partnerrelatie is het wezenlijk dat de getroffene leert, dat het heden meer echt is, veiliger is, en weliswaar verbonden is met het verleden door de levensgeschiedenis, maar niet rechtstreeks verbonden is, door eenzelfde dreiging als ervaren is ten tijde van het trauma.

Door dit te ervaren en meer aanwezig te zijn in het hier en nu (mogelijk met oefeningen van mindfulness) kan in een sfeer van samen ervaren hier – en – nu – intimiteit ook een herstel plaatsvinden en integratie van seksualiteit. Tenslotte kan positief en veilig ervaren intimiteit en seksualiteit zelfs een helende kracht vormen voor zowel de getroffen als niet getroffen partner. Allereerst komt er ruimte voor diep ervaren van gekend zijn en geliefd zijn, iets dat een getroffene ten tijde van het trauma moest ontberen. Ten tweede kunnen ervaringen van erkend en gekend zijn geplaatst worden naast de ervaringen van eenzaamheid en intens lijden en zo helpen om de eenzaamheid en intens lijden meer te plaatsen in het narratieve verleden. Ten derde kan de getroffene ten diepste leren wat het betekent dat de trauma’s achter hem of haar liggen en in het hier en nu niet meer actueel zijn, en draagt dat bij aan een integratie van de persoonlijkheid van het slachtoffer. Tenslotte zal het herstel op verschillende niveaus ook doorwerken naar waar we in het begin over spraken, herstel van zelfbeeld, beeld van de ander, wereldbeeld en tenslotte zelfs het godsbeeld.
Noten
i. Er is discussie over de vraag of herinneringen echt verdrongen kunnen zijn. In hun artikelen over dissociatie leggen dr. O. van der Hart en dr. E. Nijenhuis uit hoe dit mechanisme werkt. Een van de bekendste vertegenwoordigers van het tegendeel is dr. E. Loftus. Een opmerkelijk verhaal over het terugvinden van herinneringen is het verhaal van terrorismedeskundige Jessica Stern in het televisieprogramma ‘Gesprek op 2’ van de VPRO, verkregen van http://programma.vpro.nl/gesprekop2/afleveringen/2012/aflevering-1-jessica-stern.html

ii. Zie o.a. D. Eimers (2012) Het lichaam onthoudt alles in Tijdschrift Kindermishandeling

iii. “Op goede grond” p.49: (slachtoffers van seksueel geweld ontwikkelen stoornissen) “Onder ontwikkelingsstoornissen vallen onder meer leer-, gedrags-, en hechtingsstoornissen. Uit de literatuur blijkt dat slachtoffers concentratie- en gedragsproblemen – waaronder inadequaat seksueel gedrag – kunnen vertonen en
hechtingsproblematiek ontwikkelen.

iv Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering, p. 73: Traumatische herinneringen worden automatisch gereactiveerd door specifieke stimuli; deze stimuli noemt met triggers, reactiverende stimuli of  geconditioneerde stimuli. Zij hebben betrekking op (1) diverse zintuiglijke ervaringen, (2) tijdgerelateerde stimuli (zoals reacties naar aanleiding van een verjaardag of gedenkdag), (3) gebeurtenissen in het dagelijks leven, (4) gebeurtenissen tijdens therapiesessies, (5) emoties, (6) fysiologische omstandigheden
(bijvoorbeeld hyperarousal), (7) stimuli die de herinnering aan de intimidatie door een dader oproepen en (8) huidige traumatisering.

v. Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering,
p. 121: In de literatuur over DIS worden verschillende soorten dissociatieve delen van de persoonlijkheid (die elkaar niet noodzakelijkerwijze hoeven uit te sluiten) beschreven. Het gaat onder meer om delen die fungeren als: (1) host (gastvrouw/gastheer), (2) kinddelen, (3) beschermers en helpers, (4) interne zelfhelpers, (5) daderimiterende delen (vervolgerdelen of persecutors) – delen die op introjecties van de daders berusten, (6) suïcidale delen, (7) delen
met een andere sekse, (8) promiscue delen, (9) regelende en obsessief-compulsieve delen, (10) delen die afhankelijk zijn van alcohol en/of drugs, (11) autistische en gehandicapte delen, (12) delen met bijzondere talenten of vaardigheden, (13) delen die ongevoelig zijn voor pijn of amper lichamelijke gewaarwordingen hebben, (14) na-apende en bedriegende delen, (15) demonen en geesten, (16) dieren en objecten zoals bomen en (17) delen van een ander ras.

vi. Vermijding: “Freud’s Verleidingstheorie”, Albach (1993), p. 182: Het hardnekkig vermijden van prikkels die bij het trauma hoorden of afstomping van de algemene reactiviteit (niet aanwezig voor het trauma), zoals blijkt uit ten minste drie van de volgende verschijnselen: 1. Pogingen om gedachten en gevoelens, horend bij het trauma te vermijden. 2. Pogingen activiteiten of situaties die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden.

vii. Overdracht in therapie: Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering, p. 355: De therapeut moet zich er terdege van bewust zijn dat patiënten veelal niet alleen bij de therapeut en andere mensen die belangrijk voor hen zijn traumatische gehechtheidspatronen re-ensceneren, maar ook intern tussen dissociatieve delen.

viii. Verwarring rond seksualiteit: “Freud’s Verleidingstheorie”, Albach (1993), p. 194: De incestslachtoffers uit dit onderzoek bleken vermijdingsgedrag te vertonen ten aanzien van aanraking/seksualiteit en van mannen.

ix. Lanius, R.A., Vermetten, E., & Pain, C. (2010). The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The Hidden Epidemic. Cambridge: University
Press. p. 69: Adult survivors of early childhood traumatic victimization are at risk for PTSD, and for heightened anxiety, depression and suicidality, addiction, personality disorders, antisocial and violent behaviors, serious mental illness, and sexual disorders.

x. Herman, J.L. (1993). Trauma en herstel: De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek, p. 267: De behandeling van posttraumatische seksuele stoornissen is altijd gebaseerd op het vergroten van de zeggenschap van de overlevende over elk aspect van haar seksuele leven.

xi. Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum, p. 270 voetnoot 22: Deze kenmerken worden nader gespecificeerd aan de hand van uitgewerkte symptomen. Wanneer een betrokkene enkele van deze symptomen herkent, is er sprake van een posttraumatisch stresssyndroom. Interessant zijn de symptomen die kunnen wijzen op vermijden: 1) Pogingen om gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden. 2) Pogingen om activiteiten, plaatsen of mensen die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden. 3) Onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren. 4) Duidelijk verminderde belangstelling voor of deelneming aan belangrijke activiteiten. 5) Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen. 6) Beperkt uiten van affect. 7) Het gevoel een beperkte toekomst te hebben. De volgende symptomen wijzen op verhoogde prikkelbaarheid: 1) Moeite met inslapen of doorslapen. 2) Prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen. 3) Moeite met concentreren. 4) Overmatige waakzaamheid. 5) Overdreven schrikreacties

xii. Ellert R. S. Nijenhuis PhD & Onno van der Hart PhD (2011): Dissociation in Trauma: A New Definition and Comparison with Previous Formulations,
Journal of Trauma & Dissociation, 12:4, 416- 445: Dissociation in trauma entails a division of an individual’s personality, that is, of the dynamic, biopsychosocial system as a whole that determines his or her characteristic mental and behavioural actions.

xiii Boon, S., Steele, K., & Van der Hart, O.: Omgaan  met Traumagerelateerde Dissociatie, Vaardigheidstraining voor patiënten en hun therapeuten, Amsterdam: Pearson. P. 369: mensen met een dissociatieve stoornis verwachten doorgaans dat ze afgewezen, gekwetst, misbruikt, verraden of in de steek gelaten zullen worden. Dat maakt het ontzettend moeilijk voor hen om anderen te vertrouwen. Ze kunnen een fobie voor gehechtheid ontwikkelen: een intense angst om zowel in emotioneel als fysiek opzicht dicht bij iemand anders te komen.

Literatuur
Albach, F. (1993). Freud’s Verleidingstheorie, Incest,Trauma, Hysterie. Middelburg: St. Petra.

Boon, S., Steele, K., & Van der Hart, O. (2012). Omgaan met traumaterelateerde dissociatie, Vaardigheidstraining voor patiënten en hun therapeuten.
Amsterdam: Pearson.

Herman, J.L. (1993). Trauma en herstel: De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek.

Lanius, R.A., Vermetten, E., & Pain, C. (2010).The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The Hidden Epidemic. Cambridge: Univerity Press.

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2014). Op Goede Grond. De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen.

Nijenhuis, E.R.S. (2004). Somatoform Dissociation, Phenomena, Measurement, and Theoretical Issues. New York: Norton.
Nijenhuis, E.R.S., & Van der Hart, O. (2011). Dissociation in Trauma: A New Definition and Comparison with Previous Formulations, Journal of Trauma & Dissociation, 12, 416- 445.

Smith, A.J.M., Kleijn, W. Chr. , Trijsburg, R. W., & Hutschemaekers, G. J.M. (2007), How Therapists cope with clients’ traumatic experiences, In Torture, Volume 17, p. 203-217.

Van der Hart, O. (red.). (1995). Trauma, dissociatie en hypnose: Handboek. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Van der Hart, O.: Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010): Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering. Amsterdam: Boom.

Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum.

De olifant in de kamer: seksueel misbruik

25 apr

In het dagblad Trouw zijn we in de afgelopen weken bijgepraat over onze seksualiteit. Na een artikel over de vrouwelijke seksualiteit, volgde een artikel over mannelijke seksualiteit, en op 19 maart een derde artikel over de seks in relaties (19/4: standje waakvlam. -nog niet vrij beschikbaar op internet). Deze artikelen focussen zich op het (ontbreken van)  plezier beleven aan seks. In het eerste artikel komt naar voren dat veel vrouwen vooral hun mannelijke partner plezier proberen te doen en zelf tekort komen. Ook blijkt bijna de helft van de vrouwen pijn te ervaren bij het vrijen. In het artikel over mannelijke seksualiteit blijken veel mannen op te moeten boksen tegen een onjuiste beeldvorming. Ze hebben moeite om hun vrouwelijke partner te bevredigen, ervaren een gebrek aan opwinding en schamen zich over hun seksueel disfunctioneren. In het derde artikel, tenslotte, wordt beschreven hoe in een langdurige relatie het verlangen naar elkaar en seksualiteit steeds meer zullen afnemen.  Al met al een wat somber ogend beeld: vrouwen en mannen die worstelen met hun eigen seksualiteit en met de seksualiteit in hun relatie.

De olifant in de kamer

Aandacht voor seksualiteit is belangrijk. Goede seksualiteit bouwt immers op, bevestigt en  bekrachtigt. Negatieve seksualiteit breekt af. Daarom is het van belang om stil te staan bij de oorzaken van problemen met seksualiteit. Het is nodig om te zoeken naar wegen om ruimte te vinden voor helende intimiteit en seksualiteit. De richting waarin in de artikelen gezocht wordt (sleur, schaamte en geen aandacht voor de eigen seksualiteit) vertellen in mijn beleving niet het hele verhaal. Het lijkt erop dat iedereen de olifant in de kamer probeert te negeren.

olifant

Een misser

Wat opvallend is in de drie artikelen in Trouw, is dat er nergens gesproken wordt huiselijk en seksueel geweld. In mijn beleving een spijtige misser, omdat we inmiddels twee dingen weten. Allereerst toont elk onderzoek steeds opnieuw aan dat er meer mensen slachtoffer zijn van seksueel geweld dan we denken. Of het nu gaat om seksuele intimidatie in de zorgmisbruik in de jeugdzorg, steeds maken onderzoeken duidelijk dat er sprake is van een groot probleem. Onlangs werden de resultaten van een Europees onderzoek gepresenteerd. Dit onderzoek komt tot de conclusie dat 33% van de vrouwen sinds haar 15de levensjaar eenmaal of vaker slachtoffer zijn geworden van fysiek of seksueel geweld. In Nederland blijkt dit percentage op 45% te liggen. In het onderzoek is het geweld in de kindertijd dus niet eens meegenomen. Ook weten we uit ander onderzoek dat rond de 10% van de mannen te maken heeft gehand met seksueel misbruik.  Met andere woorden: een groot percentage van de Nederlanders heeft te maken (gehad) met huiselijk en/of seksueel geweld. De kans dat een van beide partners littekens mee draagt is dus vrij groot.

Gevolgen van geweld

Het  tweede dat we weten, is dat de gevolgen van huiselijk en seksueel geweld ingrijpend kunnen zijn. Slachtoffers van geweld kunnen moeite hebben om anderen te vertrouwen. Daarnaast zijn ze vaak kwetsbaarder omdat ze worstelen met hun eigenwaarde. Door schaamte en schuldgevoelens over het geweld worden de pijnlijke ervaringen vaak weggestopt en vermeden. Door triggers kunnen die ervaringen echter onverwacht weer present komen. Lichamelijke aanraking is een krachtige trigger. Enerzijds heeft elk mens het verlangen om gekend en geliefd te zijn. Een knuffel is meestal heilzaam en opbouwend. Anderzijds hebben de ervaringen van geweld alles te maken met de geschonden integriteit van het lichaam. Door de aanraking kan het verleden ineens weer aanwezig zijn. Seks die vanuit een liefdevolle relatie en intiem verlangen begonnen is, kan ervaren worden als de herhaling van een eerdere verkrachting.

Problemen met intimiteit en seksualiteit

Nu is het goed om een pas op de plaats te maken. De impact van geweldservaringen zal van persoon tot persoon verschillen. Lang niet alle mensen die een negatieve seksuele ervaring hebben, zullen zich herkennen als een slachtoffer van seksueel misbruik.  Maar het neemt niet weg dat áls mensen lijden onder de gevolgen van geweld, dit vooral tot uiting zal komen in problemen met intimiteit en seksualiteit.

Pastorale praktijk

In mijn pastorale praktijk heb ik meerdere personen gesproken (vrouwen én mannen) die spraken over eenzaamheid, over het gevoel onthecht te zijn of vervreemd van zichzelf of hun partner. De oorzaak hiervan hing vaak samen met emotionele verwaarlozing in de jeugd, en/of huiselijk en seksueel geweld. Deze onthechting en eenzaamheid werkte vrijwel altijd door in de relatie met de partner. Seksualiteit is vaak belast en wordt als onprettig of ongewenst ervaren. Er is sprake van schaamte en schuldgevoelens. Hier heb ik eerder een blog over geschreven, waarin met name de verwarring tussen intimiteit en seksualiteit en het onvermogen grenzen te bewaken en bespreekbaar te maken aan de orde komen.

Aandacht noodzakelijk

Natuurlijk zijn niet alle problemen op het gebied van seksualiteit terug te voeren op ervaringen met huiselijk en seksueel geweld. Wel zou het goed zijn, gezien het grote aantal mensen dat hier slachtoffer van is geworden, en de ernst van de gevolgen die met name door lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit aan het licht komen, seksueel misbruik meer onder de aandacht te brengen. Zeker wanneer er problemen zijn op het gebied van intimiteit, seksualiteit of het vermogen de ander te durven vertrouwen.

Allerlei onderzoeken tonen steeds opnieuw aan dat huiselijk en seksueel geweld een maatschappelijk probleem is. De olifant in de kamer, waar we vooral niet over willen praten. Vermijden, ontkennen en verzwijgen houden het taboe in stand. Het wordt tijd om de gevolgen van misbruik blijvend bespreekbaar te maken.

De man regeert!

8 mrt

Vandaag, op Internationale Vrouwendag, publiceert dagblad Trouw een groot artikel over vrouwelijke seksualiteit. Een uitstekend onderwerp en een lezenswaardig artikel, waarin wordt beschreven dat vrouwen weinig afweten van hun eigen seksualiteit, niet aan hun partner durven aangeven waar zij behoefte aan hebben, waardoor zij veel minder geluk ervaren in seksuele relaties.

ongelukkige man

De cijfers bij het artikel vertellen dat 57% van de jonge vrouwen geregeld pijn heeft bij het vrijen, en voor 11% blijft seks pijnlijk. Een derde van de vrouwen is ontevreden over hun seksleven.

Het is de man!

De oorzaak van dit probleem wordt bij de mannelijke partner gezocht. Hij is de baas in bed, heeft geen oog voor de behoefte van zijn vrouwelijke partner en zoekt alleen (snelle – want man) eigen bevrediging.

Diepere oorzaak

In mijn beleving ligt de oorzaak vele malen dieper. Verrassend genoeg stond enkele dagen geleden een verslag in de NRC van een onderzoek naar seksueel geweld tegen vrouwen binnen de Europese Unie.  Bijna de helft (!) van de Nederlandse vrouwen geeft aan slachtoffer te zijn geweest van fysiek of seksueel geweld na het 15de levensjaar. Het gemiddelde in de EU ligt volgens het onderzoek op 33 procent.

Andere onderzoeken laten zien dat ook kinderen en mannen slachtoffer zijn geworden van fysiek en seksueel geweld. Wat we weten is dat geweld bij veel mensen leidt tot psychische en sociale problemen.

Mensen die negatieve seksuele ervaringen hebben, zullen zich minder gemakkelijk kunnen overgeven aan haar/zijn partner. Ongewilde en ongewenste herinneringen of herbelevingen aan de negatieve ervaringen dienen zich vaak aan op intieme momenten. Seksualiteit is een sterke trigger die het verleden weer aanwezig brengt.

Daarnaast brengen negatieve seksuele ervaringen gevoelens van schuld en schaamte mee. In het artikel in Trouw noemt Sunny Bergman dit ook als haar eigen ervaringen ter sprake komen. Bergman wordt in het artikel geïnterviewd, omdat zij twee documentaires heeft gemaakt over vrouwelijke seksualiteit. “Bergman beschrijft rommelige seks in het schemergebied tussen gewenst en ongewenst. (…) Ze vindt het opschrijven van deze verhalen gênant, bekent ze: “Ik wil geen zielig stigma hebben en ik wil al helemaal geen medelijden. Ik schaam me dus voor mijn eigen negatieve seksuele ervaringen.” Dit alles maakt dat ook Bergman die zichzelf als “heel bewust” typeert, toch niet “de totaal geëmancipeerde vrouw” is in bed.’

Doorwerking van ervaringen van seksueel geweld

Het is spijtig dat de invloed van negatieve seksuele ervaringen niet meer aandacht heeft gekregen in dit artikel. De schaamte en schuldgevoelens en de herinnering aan de nare ervaringen kunnen een blokkade opwerpen in de seksuele  relatie. Door er niet over te praten zal de partner zich afgewezen kunnen voelen in de goede bedoelingen en de oprechte verlangens. In mijn pastorale praktijk heb ik met veel mensen gesproken die zich juist in hun seksuele relatie eenzaam voelden. De meesten hadden in hun jeugd, of later in hun leven, te maken gehad met geweldervaringen.  Daardoor hadden zij moeite om anderen te vertrouwen, leden vaak aan gevoelens van minderwaardigheid en hadden moeite om hun lichaam te accepteren. Hoewel ze hunkerden naar een arm om hen heen, hielden ze hun partner op afstand, uit vrees voor hoe de ander de vraag om nabijheid zou oppakken. Over deze tragiek heb ik hier geschreven.

Niet de man regeert in bed, maar het ontkennen van de doorwerking van huiselijk en seksueel geweld.

Over intimiteit, seksualiteit en geloof

21 nov

Lezing voor een avond van Careander voor ouders en begeleiders van mensen met een verstandelijke beperking op 21 november 2013

Inleiding

Het is met enige aarzeling dat ik hier een lezing geef over het gesprek over intimiteit, seksualiteit en geloof, met mensen met een verstandelijke beperking. Ik ben immers geen deskundige op het gebied van omgaan met mensen met een verstandelijke beperkingen. Hoewel ik bijzonder veel leer en geleerd heb van de bewoners van De Steenrots en Heidestate die met regelmaat onze kerkdiensten bezoeken, realiseer ik mij dat alle ouders en begeleiders vele malen meer deskundig zijn in het gesprek met hun kinderen of cliënten over netelige onderwerpen.

Daarnaast ben ik ook al geen seksuoloog. Ik ben dus ook niet deskundig op het terrein van seksualiteit. Hoewel ik overigens wel een mening heb over dr. Corrie – daar kom ik zo op terug, want daar begint de noodzaak van het gesprek.

Waarom ben ik dan toch ingegaan om de uitnodiging om een lezing te verzorgen? Als predikant heb ik enige kennis van de Bijbel en van geloven in de praktijk van alle dag. Wat in het voorbereidend gesprek naar voren kwam, is dat de visie op de Bijbel en de manier van geloven ook zijn weerslag heeft op de ruimte van het gesprek over intimiteit en seksualiteit. Wat zegt de Bijbel eigenlijk over lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit?

bear-hug

Daarnaast ben ik gepromoveerd op een onderzoek naar de dynamiek in een kerkenraad wanneer de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Het onderzoek is gepubliceerd onder de titel ‘Ontredderd’.  De lezing zal zich dus concentreren op de vraag naar de samenhang tussen seksualiteit en geloof, en op de vraag naar gezonde intimiteit en seksualiteit.

Vanuit de praktijk

Als predikant ben ik met veel mensen in gesprek. In die gesprekken komen geregeld thema’s aan de orde die samenhangen met de thematiek van vanavond. Soms blijkt in gesprekken dat partners intimiteit en seksualiteit met elkaar verwarren. De een heeft behoefte aan bv troost, aan nabijheid, maar de ander legt dit uit als een uitnodiging om met elkaar naar bed te gaan. Lukt het ons zelf om aan te geven waar we naar verlangen en durven we ook grenzen aan te geven?

Soms blijken mensen ook last te hebben van onzekerheid, van gevoelens van minderwaardigheid die samen kunnen hangen met lichamelijkheid, met je eigen lijf. Hoe kijk je naar jezelf? Ben je waardevol zoals je bent, of heb je moeite om jezelf te aanvaarden?

Ook tref ik mensen aan die alleen in het leven staan. Het roept soms verschillende pastorale vragen op: hoe vind ik mijn weg in de eenzaamheid? Maar ook: ‘ik ben helemaal niet zielig als alleengaande. Daar heb ik vrede mee, maar in de kerk zie ik medelijden  – waar ik niet op zit te wachten. Wat moet ik toch met die tekst uit Genesis dat mensen voor elkaar geschapen zijn?’

Hoe wij zelf met deze vragen omgaan – hoe wij zelf omgaan met lichamelijkheid en seksualiteit, zal zijn weerslag hebben op onze gesprekspartner. Het zijn vragen die duidelijk maken dat het goed is om aandacht te besteden aan dit thema. Want het raakt aan onze eigen levensvragen: aan verlangen en bestemming.

Tegelijkertijd is het opvallend dat we als kerkelijke gemeenschappen nauwelijks in gesprek gaan over intimiteit en seksualiteit. Het is een onderwerp dat omgeven is met schaamte, waardoor we het er misschien maar liever niet over hebben. Het gesprek aangaan betekent immers ook jezelf ‘bloot geven’. Die schaamte is misschien ook wel vergroot door de koers die geloofsgemeenschappen eeuwenlang gevaren hebben. In het vroege christendom, in de tijd van Augustinus zijn we als kerk in zekere zin een on-Bijbelse richting ingeslagen als het gaat om de visie op lichamelijkheid.

Het was met name Augustinus die het onderscheid tussen het geestelijke (het richten op God, de geestelijke wereld) en het aardse (lichamelijkheid, met als meest zichtbare vorm seksualiteit, lust en begeerte) heeft verscherpt en uitgewerkt. Hij kwam tot deze scherpe en oordelende tweedeling vanuit zijn eigen levensverhaal met een indrukwekkende bekeringsgeschiedenis.

Hoewel Augustinus sprekend over het geestelijke als hoger en het aardse als lager raakt aan enkele Bijbelteksten, is dit dualistisch denken verwant aan de Griekse filosofie, en niet aan het Bijbels denken. Het gevolg van deze koers is wel dat seksualiteit als minderwaardig en negatief werd gewaardeerd in de kerkgeschiedenis. Als er in de kerk al gesproken wordt over seksualiteit, dan is het vaak over wat wel en wat niet mag. Het betekent dat als seksualiteit in een gesprek aan de orde komt, dit vaak samengaat met verbieden of met reageren op wat al aan de hand is. Het zou van grote waarde zijn wanneer we het gesprek zouden kunnen aangaan om handvatten te bieden om om te gaan met alles wat op jongeren (met of zonder verstandelijke beperking) toekomt.

Ruimte voor genieten en acceptatie van seksuele verlangens zijn vaak niet aan de orde. In dit kader is het bijvoorbeeld opvallend dat zonde tegen het 7de gebod ‘Gij zult niet echtbreken’ steevast veel zwaarder wordt gewogen dan zonde tegen het 10de gebod ‘Gij zult niet begeren’,  hoewel de Bijbel geen onderscheid maakt tussen de verschillende geboden…

De kerk is dus niet direct een gesprekspartner voor vragen over intimiteit en seksualiteit door de negatieve houding en de vaak ethische richting van de antwoorden.

Noodzaak om te spreken

Om verschillende redenen is het van belang om toch het open gesprek te zoeken. Of we het nu leuk vinden of niet, onze kinderen en jongeren hebben te maken met vragen, gevoelens, verlangens en wensen. Eigenlijk zouden jongeren al over informatie (en dus handvatten) moeten beschikken voordat het voor hen een realiteit is.

Misschien mag ik een voorbeeld geven: toen onze zoon 6 jaar was, speelde hij met een vriendje. De moeder van dit vriendje was hoogzwanger. Terwijl onze zoon en zijn vriend op hun buik op de grond met auto’s lagen te spelen, ging hun gesprek over de vraag hoe er in die buik een kindje was gekomen. Onze zoon beweerde stellig dat dit te maken had met de papa, maar zijn vriend ontkende dit bij hoog en bij laag. Ik werd erbij gehaald om het verlossende woord te spreken…

Wat dit voorbeeld duidelijk maakt, is dat de antwoorden van de moeder van het vriendje ontoereikend bleken, waardoor de seksuele voorlichting ineens buiten haar medeweten om zou kunnen gebeuren. Uit onderzoek onder jongeren blijkt dit overigens ook de praktijk. De meeste informatie halen zij bij vrienden of zoeken ze op via internet.

Het betekent dat als we zelf het gesprek niet zoeken, we grip verliezen op wat onze kinderen aan informatie verzamelen en welke boodschap hierin meekomt. We weten niet wanneer onze kinderen geconfronteerd worden met de vragen rond seksualiteit, maar het kan opeens en onverwacht zijn. Zo zitten verschillende bewoners van Heidestate en andere instellingen op sociale media. Maar via diezelfde media kun je ook met ongewenste erotische sites worden geconfronteerd, of in een nare chat belanden. Zijn de bewoners dan voldoende toegerust om op een goede manier te kunnen reageren?

Een ander voorbeeld is de discussie rond dr. Corrie – een arts die tijdens school-TV seksuele voorlichting geeft aan kinderen uit de hoogste groepen van de basisschool. Wat mij opvalt, is dat de christelijke ouders die hiertegen in het verweer komen, weggezet worden als preuts en bekrompen. Soms kiezen ze inderdaad op een onhandige manier de confrontatie. Maar mag hun punt in onze samenleving ook gemaakt worden?

Ik zag een discussie op TV waarin Arjet Borger, een seksuologe die vraagtekens stelt bij de werkwijze van dr. Corrie, door haar tafelgenoten bij Eva Jinek werd weggelachen. En dat is jammer omdat er wel degelijk enkele goede vragen werden gesteld: kan seksuele voorlichting zomaar als één van de items van school TV? Zou het niet meer gerichte aandacht vragen? En ook de vraag naar de achterliggende boodschap over seksualiteit: seks is goed en lekker, dus doe het vooral en doe het veilig?

De samenleving is erg gericht op lichamelijkheid en seksualiteit. En van die samenleving maken onze verstandelijk beperkte kinderen en cliënten ook gewoon deel uit. Willen zij die informatie een plek kunnen geven, en willen wij invloed uitoefenen op de boodschap of visie die samenhangt met seksualiteit, zullen we hen in een vroeg stadium moeten toerusten.

Er is sprake van een kloof tussen de maatschappij en de kerkelijke moraal. En dat is jammer, omdat ik er van overtuigd ben, dat we als kerken een gesprekpartner met zeggingskracht zouden kunnen zijn. Daarnaast is er een ander zorgwekkend gevolg van de kloof: christelijke jongeren die kerk en geloof vaarwel hebben gezegd, blijken een veel vrijere seksuele moraal te hebben dan jongeren die zonder kerk en geloof zijn opgegroeid. Met andere woorden: niet-gelovige jongeren krijgen handvatten om in de open samenleving hun eigen weg te zoeken. De handvatten van christelijke jongeren zijn over het algemeen verbonden met regels, die geen zeggingskracht meer hebben als ze het geloof vaarwel hebben gezegd – of zelfs geen zeggenschap hebben als zij worden geconfronteerd met seksuele verlangens.

Daarom zullen we met enthousiasme het gesprek over seksualiteit aan moeten gaan. Niet vanuit oordelen en afwijzen, maar vanuit het positieve, vanuit de betekenis van intimiteit en seksualiteit.

Bijbelse bronnen

Als we in de Bijbel zoeken naar uitspraken over lichamelijkheid en seksualiteit, dan blijkt de Bijbel uitermate positief. Een prachtig voorbeeld is het boekje Hooglied, waarin twee geliefden het verlangen naar elkaar bezingen.

 2 Laat hij mij kussen,
laat zijn mond mij kussen!
Jouw liefde is zoeter dan wijn,
3 zoet is de geur van je huid,
je naam is een kostbaar parfum.
(…)
13 Mijn lief is mij een bundel mirre,
hij slaapt tussen mijn borsten.
14 Mijn lief is mij een hennatros
in de wijngaarden van Engedi.

De kerkvaders hadden overigens wel moeite om dit boekje op te nemen in de Bijbel. Ook heeft men getracht de bezongen liefde en verliefdheid te vergeestelijken. Maar daar laat Hooglied geen ruimte voor: het gaat echt over hoe je van verliefdheid en hoe je naar elkaar mag en kunt verlangen.

Ook in Genesis is de Bijbel uitermate positief over de mens als Gods schepping. In Genesis wordt geen onderscheid gemaakt tussen het geestelijke en het lichamelijke. De mens wordt met zorg en aandacht geschapen: uit de aarde gevormd, kwetsbaar en breekbaar. Maar deze mens leeft op de adem van God – kostbaar.

In het hoofdstuk daarvoor lezen we dat de schepping goed is, ‘tov’. Dit betekent niet ‘perfect’ of wat in onze ogen ‘ideaal’ zou zijn. Goed betekent: geschikt voor Gods bedoeling. Persoonlijk vind ik dat een mooie en uitnodigende houding naar mensen die worstelen met eigenwaarde, maar ook naar mensen met een beperking. Geschapen door God is een uitnodiging om je geliefd, bedoeld en gekend te weten.

De mens is uit één stuk. Ons lichaam, ons lijf is geschapen en onderdeel van wie we zijn. Het is niet minderwaardig ten opzichte van het geestelijke, het geloof. Integendeel. We worden uitgenodigd om voluit te genieten van het geschapene, dus ook van ons lijf en van lichamelijkheid. Een knuffel, de warmte van de ander, geborgenheid. Het zijn geschenken die meekomen met de schepping.

In dat kader is het ook goed om de schepping van de vrouw in Genesis 2 mee te overwegen. Dit is niet een tekst om alleengaanden als meelijwekkende en sneue mensen af te schilderen. Daar gaat deze tekst niet over. Het gaat over de schepping: de schepping is pas af als Adam er in meervoud is: medemens. Niet langer eenzijdig, maar tweezijdig. De mens moet bewaard worden voor eenzaamheid en eenzijdigheid. Want de vrouw wordt genomen uit de zijde van Adam, niet uit de rib. Medemensen hebben we nodig. Dit kan je partner zijn, maar medemensen kunnen we ook in andere verbanden treffen: vrienden, collega’s, buren.

Waar Paulus zich tegen verzet in de leefregels die hij schrijft, heeft te maken met de richting van leven. Voor wie buigen we ons? Staat ons leven in het teken van lust en begeerte, of in het dienen van God? En als we ons leven gaan leiden als nieuwe schepping, dan mogen we ook met onze dagelijkse bezigheden en verlangens Hem dienen.

Ik wil nog één tekst noemen, hoewel er meer te zeggen is over Bijbelse bronnen. De Bijbel geeft hoog op van het verbond tussen twee mensen. Paulus vergelijkt in zijn brief aan Efeze de verbondenheid van Christus met de gemeente met de verbondenheid tussen man en vrouw. Als zo’n relatie beeld mag zijn van Christus’ verbondenheid, dan is het iets moois en gaafs.

Wat betekent intimiteit en seksualiteit?

Misschien is het goed om even een pas op de plaats te maken. Wat is er tot nog toe gepasseerd? We hebben geconstateerd dat er een kloof is tussen de samenleving en de kerkelijke seksuele moraal. In de Bijbel zijn verschillende bronnen aan te wijzen die uitnodigen om positief te spreken over lichamelijkheid en seksualiteit. Die positieve manier nodigt uit om te zoeken naar de betekenis van lichamelijkheid en intimiteit, en niet te snel een gesprek te beëindigen door te zeggen dat iets mag of niet mag.

Lichamelijkheid is meegegeven met de schepping en wordt dus ook hoog gewaardeerd. Dit mag ons zelfbeeld ondersteunen. Intimiteit bevestigt een mens. Medemenselijkheid en samenzijn horen bij mens-zijn. Zo zijn we bedoeld. Prediker schrijft hier nog over:

10 Wanneer twee vrienden samen zijn en een van beiden valt, helpt de ander hem weer overeind, maar wie alleen is en ten val komt is beklagenswaardig, want hij heeft niemand die hem op de been helpt. 11 Wanneer je bij elkaar slaapt, geef je warmte aan elkaar, maar hoe krijgt iemand die alleen slaapt het ooit warm? 12 En iemand die alleen is kan zich niet verdedigen wanneer hij aangevallen wordt, maar met zijn tweeën houd je stand.

Hoewel deze tekst veel gelezen wordt bij huwelijksvieringen, gaat de tekst niet per definitie over huwelijkspartners. Het gaat over het belang van verbondenheid en intimiteit. Intimiteit biedt steun, geborgenheid en veiligheid. Geen mens kan zonder.

Seksualiteit is bevestigende intimiteit die thuis hoort in een liefdesrelatie. Seksualiteit komt aan de orde binnen een bestendige en duurzame relatie van liefde en trouw. Seksualiteit aangaan betekent met elkaar een verbond sluiten. Seksualiteit is een gaaf en groot geschenk wat je aan een ander kunt geven. Intimiteit en seksualiteit maken een mens ook kwetsbaar.

Grenzen zijn belangrijk

Daarom is het ook van groot belang om zorgvuldig met grenzen om te gaan. Juist om seksueel misbruik te kunnen voorkomen, of om negatieve seksuele ervaringen onder woorden te kunnen brengen, zal het gesprek over intimiteit en seksualiteit gezocht moeten worden.

Wanneer spreken we van misbruik? Van seksueel misbruik is sprake wanneer iemand gebracht wordt tot het ondergaan of uitvoeren van seksuele activiteit in woorden, gebaren of handelingen of de dreiging daartoe terwijl hij of zij dat niet wenst of niet in staat is daarover te beslissen. Misbruik vindt plaats wanneer handelingen niet ten dienste staan van de ander, maar gericht zijn op eigenbelang en eigen behoeften. Het is een oneigenlijk gebruik van de positie en de rol van degene die op dat moment meer macht heeft. Ik leg dus de nadruk op ongewenste grensoverschrijdingen vanuit een positie van macht.

Wat vaak hand in hand gaat met het misbruik, is de druk om het geheim te houden. Slachtoffers voelen zich loyaal naar de dader of worden bedreigd om vooral niet te vertellen wat er aan de hand is. Het is bekend dat daders in veel gevallen bekenden van het slachtoffer zijn. Dat maakt het moeilijk om erover te praten. Vooral als het slachtoffer zich afhankelijk voelt van de dader. Soms hebben slachtoffer helemaal geen taal voor wat er gebeurd is. Alleen een gevoel dat het niet goed is, een bedreigend en vernietigend gevoel. Ook het schuldgevoel en de schaamte om wat heeft plaatsgevonden vergroot de moeite om over de negatieve seksuele ervaringen te spreken.

Het gesprek over intimiteit en seksualiteit is dus om twee redenen belangrijk: het helpt preventief. Een kind of cliënt kan misschien sneller een situatie herkennen als ongewenst en als zodanig benoemen en om hulp vragen. In de tweede plaats kan door het gesprek aan te gaan over intimiteit achteraf ook een situatie van misbruik benoemd worden.

Geloofstaal en misbruik

Wat het soms extra lastig maakt om ervaringen van misbruik in een gelovige context onder woorden te brengen, is dat onze kerkelijke taal vaak beter aansluit bij de dader dan bij het slachtoffer:

In de kerk gaat het vaak over zonde en schuld. Een slachtoffer van seksueel misbruik voelt zich vaak schuldig over het misbruik. Er is geen terechte schuld, maar wel een hardnekkig schuldgevoel. Dat gaat samen met een diep gevoel van schaamte. Hierdoor voelen slachtoffers zich vaak slecht en zwart van binnen.

Dat gevoel sluit naadloos aan op de taal in de kerk: je bent zondig en schuldig. Alleen blijkt de verkondigde vergeving niet positief uit te werken. Er is immers geen sprake van terechte schuld, dus het schuldgevoel houdt aan. Het wordt zelfs krachtiger, omdat de vergeving er voor iedereen is, maar niet voor het slachtoffer. Het negatieve zelfbeeld heeft een psychologische oorzaak en laat zich niet door aangezegde vergeving genezen.

Ook de nadruk op vergeving kan voor slachtoffers negatief uitpakken. Vaak wordt er al snel een beroep gedaan op het slachtoffer om te vergeven, zodra deze moeizaam een begin maakt met het vertellen van het verhaal. Voor daders biedt de nadruk op vergeving een mogelijkheid om de druk bij het slachtoffer te leggen. Voorbarige vergeving leidt er toe dat het verhaal niet verteld zal worden en het slachtoffer gedwongen wordt weer te zwijgen.

Het is al ingewikkeld genoeg om een weg te vinden in het loyaliteitsconflict waar veel slachtoffers mee worstelen. Als er al over vergeving wordt gesproken, doe het dan vanuit het perspectief van het slachtoffer. Eventuele vergeving als de laatste stap in de weg van herstel.

Waar slachtoffer uiteindelijk behoefte aan hebben, is dat er gesproken wordt over recht en gerechtigheid. Dat ongewenste grensoverschrijdingen benoemd worden als kwaad. Aan welke kant staat God eigenlijk? In de profeten, in het lied van Maria en in de boodschap van Jezus is te horen dat God op komt voor de gekwetste en beschadigde mens. Dat is heilzaam.

Uiteindelijk is ook de dader geholpen met heldere grenzen en een helder oordeel.

Tot slot

In deze lezing heb ik getracht om vanuit de Bijbel de ruimte te schetsen om in gesprek te gaan over intimiteit en seksualiteit. De noodzaak voor dit gesprek heeft te maken met het gegeven dat onze verstandelijk beperkte medemensen in onze samenleving geconfronteerd worden met de open visie op erotiek en seksualiteit. Wij zullen hen handvatten moeten geven om dit te kunnen hanteren.

Daarnaast hebben mensen met een verstandelijke beperking behoefte aan intimiteit en kunnen zij seksuele verlangens hebben. Het is van belang dat deze behoeften en verlangens er mogen zijn en ook als goed mogen worden gewaardeerd.

Tot slot is het van belang om het gesprek over intimiteit te voeren om seksueel misbruik op het spoor te komen en om misbruik te voorkomen.

De Bijbel is enthousiast over de mens, over intimiteit en seksualiteit. Het is goed, zingt de Bijbel. Goed – in de betekenis voor Gods bedoeling. Dat we zo, met onze geschapen werkelijkheid onze Schepper mogen eren en prijzen.

Pijnlijke seks

24 jun

“Het liefst zou ik een arm om mij heen willen. Ik voel me eenzaam en verlang naar geborgenheid en warmte. Maar ja, hij wil dan altijd meer. Dus die arm om mij heen – daar begin ik maar niet aan.” “Weet u, dominee, ik verlang zo naar mijn vrouw. Ik vind het fijn om haar lief te hebben; maar als ik haar omhels, duwt ze me weg. Ik weet echt niet wat ik er mee aan moet.”

Geregeld hoor ik verhalen van mensen die vast dreigen te lopen in hun relatie. Het zijn verhalen van verwarring: van verlangen en angst, van verwachting en teleurstelling.  Met name in de seksuele relatie is de verwarring uitermate pijnlijk – voor beide partners. Sommigen (vaak de vrouwelijke partners) vertellen over seks die ze niet wilden, die ze gelaten lieten gebeuren. Soms geven ze toe, omdat ze hun partner tegemoet willen komen. Je kunt iemand toch geen seks onthouden? Ook komt het voor dat vrouwen nadrukkelijk aangeven geen seks te willen, maar toch neemt de man waarop hij meent recht te hebben. ‘We zijn toch getrouwd? ‘

trouwringen

Het leidt tot pijnlijke seks. Pijnlijk – misschien letterlijk, maar in ieder geval figuurlijk: als je seks hebt tegen je zin, om welke reden dan ook, dan breekt dat af. Het is een grensoverschrijding  die uiteindelijk schade berokkent. Niet alleen wanneer een van beide partners nadrukkelijk heeft aangegeven geen seks te willen, maar ook wanneer je het laat gebeuren voor de ander. De behoefte aan intimiteit, gekend en gezien worden, ontaardt in ongewilde seksualiteit. Ook voor de partner die het initiatief heeft genomen tot seks en in de veronderstelling verkeert dat het opbouwend en goed was, zal het pijnlijk vinden om achteraf te horen dat zijn partner dit als ongewenst en ongewild bestempelt. Onuitgesproken verwachtingen, stille verlangens en onvermogen om grenzen te bespreken liggen ten grondslag aan de verwarring over seksualiteit en intimiteit.

Onteigend lichaam

Deze verwarring speelt met name bij mensen die te maken hebben (gehad) met ervaringen van verwaarlozing, geweld of seksueel misbruik. Deze ervaringen leiden vaak tot gevoelens van minderwaardigheid en tot een beschadigd zelfbeeld. Daarnaast hebben ervaringen van geweld en misbruik invloed op het vermogen om anderen te vertrouwen. Zelfs als het gaat om nabije mensen: familie, vrienden en partners. Tot slot hebben mensen met ervaringen van verwaarlozing, geweld of misbruik vaak moeite met hun eigen lichaam. Het is vervreemd, onteigend. Deze gevolgen leiden tot een grote interne spanning. Enerzijds is er de behoefte aan geborgenheid, warmte en troost. Anderzijds is er de angst door de ander verraden te worden of opnieuw ontkend te worden. Het verlangen heeft te maken met het zoeken van veilige en begrensde intimiteit, de angst wordt gevoed en bevestigd door de niet gevraagde, maar veronderstelde seksualiteit.

Maak werk van intimiteit 

Om tot een gezonde en heilzame seksualiteit te kunnen komen (als dit nog mogelijk is), is het van belang dat beide partners de ruimte hebben om hun verlangen onder woorden te brengen en om grenzen aan te mogen geven. Juist de onuitgesproken verwachting dat intimiteit logischerwijs tot seks zal leiden, maakt dat intimiteit alleen al als bedreigend zal worden ervaren. Als je partner om een arm om haar/hem heen vraagt, is dat dus geen uitnodiging om seks te hebben.

Waar grenzen worden gerespecteerd kan geborgenheid en warmte groeien en kan angst overwonnen worden.

“I did not have sex with that woman!”

20 jan

(Onderstaand artikel is verschenen in: ‘Contextuele berichten’, jaargang 11 (2006), nr 1, bl 8-11)

Met deze gedenkwaardige woorden van oud-president Clinton vallen we direct midden in de problematiek van dit artikel. Waar begint seksualiteit? Waar begint seksueel misbruik? Het maakt verschil hoe een bepaalde handeling wordt benoemd. Clinton was zeer stellig in zijn bewering dat er geen sprake was van seks, maar lang niet iedereen was die mening toegedaan. In de discussies over de handelingen van de oud-president is het niet over ongewenste seksuele intimiteiten gegaan. Wanneer de handelingen met die termen zouden zijn verwoord, was de ‘affaire’ in een ander licht geplaatst. Seksualiteit en macht. Beide begrippen lijken onlosmakelijk verbonden te zijn met elkaar. De precieze grenzen tussen gewenste en ongewenste intimiteiten, en positieve machtsuitoefeningen en geweld blijken in de praktijk echter moeilijk te trekken en roepen veel vragen op. In de verhalen over seksueel misbruik komt deze verwarring ook vaak terug. Dit is ook goed zichtbaar in het onderzoek dat ik heb uitgevoerd.[i] Niet alleen de omstanders hadden moeite om de handelingen van de predikanten te beoordelen, maar ook de vrouwen die deze handelingen ondergingen. Zo kwam het voor in één van de situaties dat vrouwen, die later de predikant aanklaagden wegens seksueel misbruik, aanvankelijk de predikant door dik en dun steunden en verdedigden.

In dit artikel ga ik eerst in op de vraag wat seksueel misbruik is. Ik beperk mij in de omschrijvingen tot seksueel misbruik door de predikant. Vervolgens beschrijf ik de consequenties van het discours waarbinnen de seksuele handelingen worden besproken. Tot slot ga ik in op de verhouding tussen macht en seksualiteit en stel ik voor om binnen het spreken over seksueel misbruik ruimte te laten om seksualiteit ter sprake te brengen.

 Wat is seksueel misbruik?

Wanneer is er sprake van misbruik? Wanneer worden grenzen overschreden? Uit de praktijk blijkt dat seksuele handelingen lang niet altijd eenduidig beoordeeld worden. Wat voor de een een slippertje was of een avontuurtje, blijkt voor de ander soms een ongewenste grensoverschrijding te zijn geweest. De vraag hoe het gedrag van een predikant benoemd en gedefinieerd wordt, heeft belangrijke gevolgen. De definitie van het seksueel grensoverschrijdend handelen van een predikant bepaalt immers niet alleen of eventuele signalen herkend kunnen worden, maar bepaalt tot op zekere hoogte ook binnen welk taalveld deze problematiek in de kerkenraad ter sprake komt. Het maakt immers veel uit of het handelen van de predikant wordt geïnterpreteerd als (te) joviaal optreden, als overspel, als het overschrijden van professionele grenzen, als het misbruik maken van het ambt, als seksueel misbruik of als een combinatie van deze dimensies. Met andere woorden: het spreken over de seksuele handelingen van een predikant is niet waardevrij.

In de beoordeling van een situatie of er sprake is van misbruik of niet, dient gekeken te worden naar de rol en de positie van de betrokkenen. Zo heeft een predikant op basis van zijn / haar ambt en professionaliteit een bepaalde macht en verantwoordelijkheid, die meekomen in zijn / haar rol en positie. Sommige sociologen vergelijken de positie van geestelijken in een kerkelijke gemeenschap met de positie van elites in de samenleving. Vanuit de benadering van de professionaliteit kan (seksueel) misbruik door een predikant omschreven worden als: misbruik en exploitatie van leden van een religieuze gemeenschap door hun leiders, die door deze leden vertrouwd worden.[ii]

Het voordeel van deze benadering is dat er aandacht wordt gevraagd voor de context waarbinnen het wangedrag plaats kan vinden. Een ambtsmisdrijf vindt niet plaats in een vacuüm, maar net als deviant gedrag van elites gebeurt dit in een organisatie of gemeenschap. Hierdoor komt zowel de machtspositie van de predikant in beeld, als de cultuur en structuur van de gemeenschap en organisatie. Dit betekent ook dat niet alleen de pastorale relaties centraal staan, maar ook de rol en positie van de predikant op basis waarvan de predikant vertrouwen wordt geschonken.

Deze vorm van seksueel misbruik valt onder de bredere definitie van seksueel geweld. Hiervan is sprake wanneer “iemand gebracht wordt tot het ondergaan of uitvoeren van seksuele activiteit in woorden, gebaren of handelingen of de dreiging daartoe terwijl hij of zij dat niet wenst of niet in staat is daarover te beslissen”. Ik leg dus de nadruk op ongewenste grensoverschrijdingen vanuit een positie van macht.

 Het spreken over seksuele handelingen is niet waardevrij

Uit de reconstructies in mijn onderzoek blijkt dat er onduidelijkheid is over de aard van de relaties tussen de predikant en de gemeenteleden of pastoranten, met name over de vraag of er wel gesproken kan worden over machtsverschillen binnen die relaties. Hiermee hangt de vraag naar de verantwoordelijkheid voor het bewaren van de grenzen samen, en dus ook de vraag of het terecht is dat de predikant (als enige) als schuldig wordt gezien. Het betreft (in het onderzoek) immers volwassen vrouwen, die door een deel van de gemeente medeverantwoordelijk worden gehouden voor de relatie met de predikant. Opvallend is dat deze vraag verschillende malen in het proces terugkomt. Allereerst aan het begin van het proces, wanneer de seksuele handelingen van de predikant voor het eerst in termen van seksueel misbruik of van moreel laakbaar gedrag in de kerkenraad ter sprake worden gebracht. Wanneer de gemeente wordt ingelicht en op het moment dat er aan het seksuele gedrag van de predikant kerkrechtelijke consequenties worden verbonden, komt deze vraag opnieuw krachtig naar voren.

De verwarring en de terugkerende vragen over de ernst van het misbruik en het aandeel van de vrouwen zijn voor een belangrijk deel terug te voeren op het discours waarbinnen de handelingen van de predikant ter sprake worden gebracht. Ook het kunnen herkennen van een handeling als signaal van eventueel seksueel misbruik blijkt afhankelijk te zijn van het discours. In de drie reconstructies heb ik uiteindelijk twee discoursen onderscheiden: het discours van ‘de romantische relatie’ en het discours van ‘macht’. Beide discoursen sluiten elkaar wederzijds uit.

In het discours van de romantische relatie ligt de nadruk op het relationele en seksuele aspect van de seksuele handelingen. Het voordeel van dit discours is dat er ruimte is voor de seksuele beleving, zodat ook rekening gehouden kan worden met begrippen als ‘lust’ en ‘begeerte’. Met name binnen de literatuur over daderpredikanten blijkt dat dit een invalshoek is met mogelijkheden. Een nadeel van dit discours is dat er niet of nauwelijks aandacht is voor de verschillen in macht in hulpverlenende relaties. Het begrip ‘romantische relatie’ veronderstelt immers een zekere mate van wederkerigheid en van wederzijds vervulde behoeften. Omdat de machtsverhoudingen binnen dit discours niet op de voorgrond staan, worden andere morele gronden gebruikt om de seksuele handelingen van de predikant af te wijzen. Begrippen als ‘overspel’ en ‘echtbreuk’ vormen de morele categorie. Binnen deze categorie zal ook de vrouw verantwoordelijk worden gehouden voor de relatie.

In het tweede discours, het discours van macht, ligt de nadruk op de machtsverhoudingen binnen de relaties. Het voordeel van dit discours is dat rekening wordt gehouden met de aard van de hulpverlenende relatie, met de machtspositie van de predikant en de kwetsbaarheid van de pastorante. Binnen dit discours is ook duidelijk dat de meermachtige verantwoordelijk is voor het bewaken en handhaven van de grenzen. Binnen dit discours wordt soms de nadruk gelegd op het aspect van geweld (seksueel misbruik, seksuele intimidatie), soms op het aspect van het overschrijden van professionele grenzen en in weer andere gevallen op het aspect van het misbruik van het ambt.

Het blijkt dat de keuze voor een bepaald discours niet zonder gevolgen is. Degene die het discours kan bepalen, vergroot hiermee ook zijn macht. Degene die de beschikking heeft over het discours construeert tot op zekere hoogte de werkelijkheid. Zo overheerst in de westerse cultuur het discours van de veiligheid en de strijd tegen het terrorisme. Het Westen heeft de macht om situaties binnen dit discours te analyseren. Het gevolg is bijvoorbeeld dat gewapende tegenstanders in Afganistan geen militairen, maar terroristen worden genoemd. Hierdoor gelden er voor hen vrijwel geen internationale verdragen. Ditzelfde geldt voor het benoemen van seksuele handelingen van een predikant. Wanneer dit in termen van overspel wordt beschreven, dan hebben beide partijen in de overspelige relatie schuld, en zijn de eventuele partners van predikant en gemeentelid de eigenlijke slachtoffers. Wanneer de handelingen van de predikant in termen van misbruik van macht en gezag worden benoemd, wordt er een heel ander perspectief op die handelingen geboden.

Ook binnen het kader van seksueel misbruik is er sprake van seksualiteit

In mijn benadering van seksuele handelingen van een predikant, is het van belang om aandacht te vragen voor de manipulatie en het misbruik van vertrouwen. Het betekent dat ik een heldere ethische stelling voorsta: seksueel contact tussen een predikant en een gemeentelid is niet geoorloofd. Door te kiezen voor deze benadering benadruk ik dus de seksuele handelingen van de predikant als machtsmisbruik. Dit levert een heldere stellingname op. Ik houd de predikant als meermachtige verantwoordelijk voor het handhaven van de grenzen, op basis van zijn / haar rol en positie, op basis van zijn / haar professionaliteit. Dit betekent dat degene die de handelingen ondergaan heeft in termen van ‘slachtoffer’ of ‘misbruikte ‘ wordt beschreven. In de praktijk levert deze heldere ethische stellingname echter twee problemen op. In de eerste plaats herkent de beschuldigde predikant zich zelden in het beeld van misbruiker. In de tweede plaats laat deze benadering van seksueel misbruik weinig ruimte voor de schuldgevoelens van de misbruikten.

Als de beschuldigde al toe zou geven dat er sprake is geweest van intieme handelingen dan zal hij / zij dit niet als behoefte aan het uitoefenen van macht benoemen. Veel eerder is er sprake van verliefdheid, zuivere liefde of warm verlangen. Of de predikant wijst op de wederzijdse instemming om met de relatie te beginnen en op de onderlinge gelijkwaardigheid. Soms ervaart de predikant zich juist als slachtoffer van de situatie, en voelt hij zich bovenal machteloos.

Deze machteloosheid kan ontstaan wanneer de rollen die de predikant heeft niet helder zijn. Met name wanneer een hulpverlenende rol en vriendschap worden verward, ontstaat het risico van grensoverschrijdingen. Veel predikanten hebben niet de behoefte om op een voetstuk te staan, maar willen juist dichtbij en naast de mensen zijn. Predikanten echter, die proberen om de machtsongelijkheid binnen een pastorale relatie te egaliseren, lijken een groter risico te lopen over te gaan tot onprofessioneel gedrag. Pogingen om machtsverschillen te verkleinen, vergroten dit juist. Dit is de paradox van de pastorale macht: door het machtsverschil op te heffen krijgt de pastor nog vrijere toegang tot het gemeentelid. De rol van de predikant kan ook onhelder worden doordat er ook sprake is van grensvervaging, omdat de predikant gemeenteleden zowel in een sociale als in een pastorale context ontmoet. Deze diffuse relaties tussen pastores en pastoranten maken het moeilijker om professionele grenzen te trekken in vergelijking met andere hulpverlenende beroepen.

Hiermee hangt de spanning samen tussen afstand en nabijheid. Deze spanning heeft allereerst te maken met de rol van de predikant. Aan de ene kant wordt op grond van deze rol van de predikant meeleven en zorg verwacht. Gesprekken die de predikant voert, hebben vaak een intiem karakter. Aan de andere kant kan de predikant zich eenzaam, geïsoleerd en leeg voelen. Mensen met weinig eigenwaarde voelen zich over het algemeen onzeker en onveilig, en hebben daarom een grote behoefte aan bevestiging. Tegelijk zijn zij vaak bang om gezien te worden zoals zij zichzelf zien. Daarom mijden ze de nabijheid van emotionele intimiteit. Toch is het juist deze intimiteit die de bevestiging geeft die zij zoeken. In deze situatie kan het gebruik van seks als middel om intiem contact te leggen voor sommigen voor de hand liggen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat binnen de hulpverlening aan predikanten een bepaalde stroming de nadruk legt op de seksuele verslaving[iii]. Dat betekent dat het gedrag van de daderpredikant gezien wordt als het gevolg van een ziekte waarvoor de predikant behandeld kan worden. Dergelijke predikanten ervaren schaamte en hebben weinig eigenwaarde; zij zijn afhankelijk en hebben geen relationele vaardigheden. Door de seksuele activiteiten proberen zij tegemoet te komen aan hun eigen emotionele behoeften. Het grote voordeel van deze benadering is dat er ruimte komt voor een aanvullende benadering van het misbruik. Niet het streven naar heersen, het uitoefenen van macht, maar de seksuele activiteit is het eerste thema om het misbruik ter sprake te brengen. Zo kan er in het gesprek ruimte komen voor de lust en begeerte, voor gevoelens van verliefdheid en seksuele verlangens.

Er is nog een tweede probleem dat kan ontstaan door de massieve benadering van seksueel misbruik. Veel mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik door de predikant worstelen met de schuldvraag. Zij herkennen zich niet volledig in het beeld van een weerloos slachtoffer. Een te zwart – witte benadering van de seksuele handelingen doet hen niet per definitie recht. Het benoemen van de seksuele handelingen helpt hen wel om te begrijpen wat er gebeurd is. Het helpt hen om aandacht te vragen voor de manipulaties van de predikant. De andere kant is echter dat sommige misbruikten zich schuldig voelen over hun eigen rol in de seksuele handelingen. Zij hebben zelf soms initiatieven genomen, verliefdheid ervaren en seksuele verlangens gevoeld.

Het is van belang om onderscheid te maken tussen de schuld en verantwoordelijkheid binnen het kerkrechtelijke traject en de schuld binnen het pastorale of therapeutische traject. De kerkrechtelijke schuld ligt bij de persoon die vanuit zijn / haar rol en positie de meermachtige is en altijd verantwoordelijk blijft voor het bewaken van de grenzen van de hulpverlenende relatie. Het is zijn / haar taak om het ambt te hanteren ten dienste van de ander, om veiligheid te creëren door zorgvuldig handelen en door respect voor de gesprekspartner. Binnen het pastorale traject kan gesproken worden over de rol van de gesprekspartner. Wat was het eigen aandeel in de seksuele handelingen, en met welke motieven heeft zij / hij deel genomen aan de seksuele activiteiten? Door deze benadering, die meer ruimte laat voor de seksualiteit binnen het verhaal van het seksueel misbruik, kan er ruimte ontstaan voor verlangens en behoeften. Herkenning van onderliggende gevoelens en van seksuele verlangens kan helpen in het herstel van misbruikten.

 

 

 


[i] A.L. Veerman (2005) Ontredderd. Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum. In dit onderzoek heb ik het proces in drie kerkenraden, die geconfronteerd zijn geweest met seksueel misbruik door hun predikant, gereconstrueerd.

[ii] A. Shupe (1995) In the name of all that’s holy: a theory of clergy malfeasance. Westport, Conn.: Prager. A. Shupe (ed.) (1998) Wolves within the fold: religious leadership and the abuses of power. New Brunswick: Rutgers University Press. A. Shupe, W.A. Stacey & S.E. Darnell (ed.) (2000) Bad pastors. Clergy misconduct in modern America. New York: New YorkUniversity Press.

[iii] Bv. M.R. Laaser (1991) Sexual addiction and clergy. In: Pastoral Psychology39/4.