Tag Archives: seksueel geweld

Een eigen bijdrage voor de VOG – is dat erg?

16 okt

In 2019 besloot de synode (het landelijk bestuur) van de Protestantse Kerk in Nederland om de Verklaring omtrent Gedrag (VOG) in kerkelijke gemeenten verplicht te stellen voor vrijwilligers die werken met kwetsbare mensen. Het was één van de maatregelen om plaatselijke gemeenten aan te sporen om werk te maken van een veiligheid binnen de gemeente. Op de website veiligekerk.nl die werd gelanceerd, is een stappenplan te vinden op weg naar een veilige kerk.

Wat bijzonder was, was dat de plaatselijke geloofsgemeenschappen gebruik konden maken van de regeling om de VOG gratis te verkrijgen. Aan de gratis VOG zijn wel enkele voorwaarden verbonden: zo moet er preventief beleid ontwikkeld worden en moeten er vertrouwenspersonen in de gemeente zijn aangesteld. Het verplichtende karakter, gekoppeld aan deze voorwaarden bieden een goede mogelijkheid om gemeenten over de streep te trekken om werk te maken van de strijd tegen ongewenste grensoverschrijdingen. In dit blog heb ik dat uiteengezet.

Belang van de VOG

Dit weekend liet de PKN echter in een bericht weten dat er een einde komt aan de gratis VOG. Vanaf januari 2022 zal er een eigen bijdrage voor de VOG gevraagd worden. Nu is de vraag: is dat erg?

Misschien is het goed om eerst iets te vertellen over de ambivalentie rond de VOG. De plaatselijke geloofsgemeenschappen staan niet in de rij om de VOG te omarmen. De VOG vergroot immers nauwelijks de veiligheid in de plaatselijke gemeente. Alleen als iemand veroordeeld is, zal een VOG geweigerd worden. Iedereen die nog niet betrapt is of pas in de eigen gemeente zich schuldig maakt aan misbruik, zal gewoon een VOG krijgen. Met andere woorden: de VOG biedt geen veiligheid.

Ook zien veel gemeenten op tegen de dynamiek die in de eigen gelederen kan ontstaan. Sommige vrijwilligers doen al jarenlang hun taken in de gemeente. Het vragen om een VOG kan voelen als wantrouwen waardoor er ook vrijwilligers af haken. Gemeenten die worstelen om het hoofd boven water te houden, kunnen dit missen als kiespijn. Tot slot blijkt in de meeste gemeenten de strijd tegen misbruik sowieso geen prioriteit te hebben.

De andere kant is dat er wel een belangrijk signaal van uit gaat: als we vrijwilligers om een VOG vragen, geven we aan dat we echt werk maken van de veilige kerk. Daarnaast sluiten we aan bij de ontwikkelingen in de samenleving. Binnen zorg en onderwijs is het allang gebruikelijk om te vragen om een VOG. Juist de gratis VOG kan gemeenten helpen om beleid vorm te geven en werk te maken van vertrouwenspersonen.

Eigen bijdrage

Nu komt er dus een einde aan de mogelijkheid om een gratis VOG aan te vragen. De PKN biedt nog de mogelijkheid om snel (vóór 31 december van dit jaar) een VOG aan te vragen, maar in dit soort situaties is haastige spoed zeker niet goed. Beleid maken rond veilige kerk vraagt om een overwogen tijdspad waarin de gemeente wordt meegenomen. Daarnaast moeten er belangrijke vragen beantwoord worden: wie komen in aanmerking voor de gratis VOG, hoe kunnen we voldoen aan de voorwaarden en wie gaat de VOG regelen voor de plaatselijke gemeente? Als dit niet goed doordacht wordt, zal het beleidsvoornemen averechts werken.

Daar komt nog iets bij:in november 2019 werd de VOG verplicht. Tegelijkertijd bleef het behoorlijk stil. Er zijn maar een paar gemeenten die gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid. En dat is toch echt een gemiste kans.

Actie gevraagd

Het is mijns inziens spijtig dat er een eigen bijdrage gevraagd gaat worden voor de VOG. Juist in deze tijd komen er zoveel verhalen naar boven die het noodzakelijk maken om als landelijke kerk in actie te komen: enkele jaren geleden kwam Resister Tear met een peiling onder christelijke vrouwen. 70% van de vrouwen bleek zich onveilig te voelen in de kerk. Uit een recent onderzoek blijkt dat seksisme in de kerk een serieus probleem is. Nu is seksisme geen misbruik, maar biedt wel de voedingsbodem voor seksuele grensoverschrijdingen. Onderzoeken binnen de sportwereld en de danswereld laten zien dat misstanden in de haarvaten van onze samenleving zitten.

Juist nu zou de kerk een statement moeten maken en met vaart werken aan een veilige kerk. Misschien gebeurt dit ook en heb ik het niet gezien. Dat is natuurlijk mogelijk. Maar het signaal dat meekomt in de eigen bijdrage voor de VOG helpt niet. In die zin vind ik het inderdaad erg.

Ook vandaag zijn er weer mensen misbruikt in een christelijke context. Elke gemeente moet aan de slag met de veiligheid en met de strijd tegen misbruik. De eigen bijdrage voor de VOG is overigens geen enkel excuus om niet te werken aan een veilige gemeente. Luister eens naar de verhalen van mensen die te maken hebben gehad met geweld of misbruik. Die verhalen vragen om een dubbele inzet: laat zien aan welke kant je als gemeente staat. Maak beleid, zorg voor vertrouwenspersonen. Ook dit is werken aan Gods Koninkrijk.

De moeizame strijd tegen misbruik

18 aug

Dit artikel is geplaatst in Woord & Dienst, jaargang 68, nummer 8 (augustus 2019) p. 9-11

Twintig jaar geleden zinderde het op de gezamenlijke synode van de toenmalige hervormde kerk, de gereformeerde kerken en de Lutherse kerk. Er was veel tijd ingeruimd om met elkaar in gesprek te gaan over seksueel misbruik en de rol van de kerk, aan de hand van de nota’s Schuilplaats in de wildernis? en Godsdienst en incest. Een beladen thema.

klein meisje

Klein meisje, door Esther Veerman. http://www.kunstuitgeweld.nl

In de voorgaande decennia werd steeds onweerlegbaarder duidelijk dat misbruik veel vaker voorkwam dan gedacht en de gevolgen vaak ernstig waren. De verhalen van misbruik binnen de Rooms katholieke kerk maakten veel indruk. Werkgroepen en onderzoeken maakten duidelijk dat ook in de eigen kerken mensen leden onder seksueel misbruik. De gezamenlijke synode hechtte er veel waarde aan om deze thematiek te agenderen. Na een emotioneel en intensief gesprek werden de aanbevelingen uit de nota’s met algemene stemmen overgenomen.

‘De kerk kiest onomwonden voor het slachtoffer’

Wat het meest in het oog sprong was de uitspraak ‘de kerk kiest onomwonden voor het slachtoffer’. Het was een uitspraak waar mensen die te maken hadden gehad met seksueel misbruik hoop uit putten. De keuze voor het slachtoffer was immers niet vanzelfsprekend. Te vaak werden mensen niet geloofd als ze met hun verhaal naar buiten kwamen. Te vaak ondervonden slachtoffers dat er binnen de kerk geen ruimte was voor hun ervaringen. Het betekende een extra trauma: niet alleen moest het slachtoffer een weg vinden in de gevolgen van het misbruik, maar ook in de ontkenning en afwijzing van de omstanders. Het belang van de uitspraak van de synode kan dan ook niet genoeg worden benadrukt.

Ontwikkelingen in de kerk

Hoe is de stand van zaken in de Protestantse Kerk in Nederland twintig jaar na deze hoopgevende uitspraak? Mijn antwoord is tweeledig. Aan de ene kant ben ik onder de indruk van het werk dat verzet is door een kleine groep bevlogen mensen om aan slachtoffers recht te doen en deze thematiek op de agenda van de kerk te houden. Aan de andere kant moet ik constateren dat er geen paradigmaverschuiving binnen de kerk heeft plaatsgevonden en dat het voor slachtoffers niet perse veiliger is geworden in plaatselijke gemeenten.

Beide inzichten wil ik hieronder nader uitwerken.

In de achterliggende periode is met name op het gebied van seksueel misbruik in pastorale relaties veel bereikt. Er is een protocol opgesteld en naar alle kerkelijke gemeenten toegestuurd. Voor slachtoffers van misbruik in pastorale relaties zijn vertrouwenspersonen beschikbaar en voor getroffen gemeenten gemeentebegeleiders. Er is materiaal beschikbaar voor het begeleiden van slachtoffers en van daders. De stichting SMPR heeft een vaste plek gekregen in de organisatie van de PKN en heeft deskundigheid opgebouwd. Ook is er meer aandacht in de opleiding op de theologische universiteit voor de dynamiek rond seksueel misbruik.

Een andere positieve ontwikkeling is meer recent. Onder meer op initiatief van JOP en van SMPR is er groeiende aandacht voor de veiligheid in de geloofsgemeenschap. Onlangs is de website http://www.protestantsekerk.nl/veiligegemeente gelanceerd waar informatie te vinden is over stappen die gezet kunnen worden om de gemeente een veiliger plaats te laten zijn. De website besteedt nadrukkelijk aandacht aan het jeugdwerk en aan veilig pionieren.

Deze initiatieven worden gedragen door betrokken mensen met hart voor de strijd tegen misbruik. Hun inzet waardeer ik dan ook bijzonder.

Slachtoffers blijven in de kou staan

Tegelijkertijd is er een andere kant waardoor ik somber ben over wat de Protestantse Kerk in de afgelopen jaren bereikt heeft. Met regelmaat spreek ik mensen die in een kerkelijke setting te maken hebben gehad met seksueel misbruik. De rode draad in de verschillende verhalen is eenzaamheid. Slachtoffers durven nauwelijks met hun verhaal naar buiten te komen. Binnen de kerkelijke gemeente ervaren ze onbegrip. Deze ervaringen worden bevestigd door verschillende onderzoeken die in de laatste jaren zijn uitgevoerd. Het onderzoek van Christiane van den Berg-Seiffert (Ik sta erbuiten – maar ik sta wel te kijken, 2015) beschrijft de verhalen van 17 mensen die te maken hebben gehad met seksueel misbruik in pastorale relaties. Een weerkerend refrein in deze verhalen is dat zij hun positie in de gemeente niet of met moeite kunnen behouden. In 2018 publiceerde Tear de resultaten van een onderzoek naar geweldservaringen onder christelijke vrouwen (Geweld tegen vrouwen in beeld: een peiling onder christenen in Nederland). Een van de meest in het oog springende uitkomsten is dat bijna driekwart van de vrouwen ten minste een keer in hun leven te maken heeft gehad met een vorm van psychisch, fysiek of seksueel geweld.

In 2012 verscheen het rapport van Movisie De mantel der liefde. Quickscan naar huiselijk geweld in orthodox-protestantse gezinnen. Wat in deze rapportage opvalt, is de geringe aandacht voor huiselijk geweld in de geloofsgemeenschappen en de eenzaamheid van de slachtoffers.

Gekozen spits

Er zijn verschillende redenen aan te wijzen waarom de strijd tegen misbruik in de kerk lijkt te stagneren. De eerste reden is dat de Protestantse Kerk zich om begrijpelijke overwegingen met name gericht heeft één specifieke vorm van misbruik: seksueel misbruik in pastorale relaties. In eerste instantie waren er op regionaal niveau nog werkgroepen Seksueel Geweld en Geloof actief die met name door vrijwilligers werden gedragen. Door bezuinigingen verdwenen met de regionale dienstencentra ook vrijwel alle werkgroepen. Daarmee raakte de brede thematiek van huiselijk en seksueel geweld buiten beeld. De vraag is of een website over de veilige gemeente deze leemte voldoende kan opvullen. Zou er daarnaast niet in menskracht geïnvesteerd moeten worden? Mijns inziens zou een deskundige beschikbaar moeten zijn voor advies en voor pastorale vragen.

Het gebrek aan een bedding om te vertellen

De tweede reden is dat mensen die te maken hebben (gehad) met huiselijk of seksueel geweld een discours nodig hebben om hun verhaal te kunnen doen. Omstanders maken het verschil of verhalen verteld kunnen worden of niet. Het klimaat en de cultuur van de samenleving bepalen mede of er een ruimte is. In de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld leden veel soldaten aan zogenaamde shellshock. De voortdurende bombardementen op de loopgraven en de altijd aanwezige dreiging maakten dat soldaten geestelijk instorten. Dit werd echter niet erkend door de legerleiding. Soldaten die leden aan een shellshock werden gezien als laf of als deserteurs. Sommige van hen zijn ook terechtgesteld tijdens de oorlog.

Pas jaren later was er de ruimte om opnieuw naar deze slachtoffers van de oorlog te kijken. Toen werden de symptomen in een ander perspectief geplaatst. Het werd niet langer gezien als lafheid, maar als een posttraumatische stressstoornis ten gevolge van de voortdurende blootstelling aan levensgevaar. Pas toen ontstond er de ruimte voor de soldaten om te herstellen.

Slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk zwijgen. Ze zwijgen uit angst, uit schaamte of uit schuldgevoelens. Het kost veel om over de drempel te stappen en met het verhaal naar buiten te komen. Daarom is het onomwonden kiezen voor het slachtoffer zo belangrijk: zonder terughoudendheid, zonder twijfel en reserve. Dat vraagt echter veel van de ontvanger van het verhaal. Het vraagt om openheid voor de pijn. Het vraagt om de bereidheid de idylle van veiligheid los te laten. Het vraagt om een lange adem om met het slachtoffer mee op te lopen. Erkenning kost veel en vraagt om een verandering van de cultuur in de plaatselijke gemeente. Kan er een bedding gecreëerd worden waarbinnen verhalen van misbruik verteld mogen worden? Op de synodevergadering zijn meerdere aanbevelingen aangenomen die helpend hadden kunnen zijn, maar nooit zijn uitgevoerd. Speciale aandacht in het doopformulier, bijvoorbeeld. Ruimte in de voorbeden. Structurele aandacht. Een vaste vraag op de kerkenraadsvergadering: hoe veilig zijn wij als gemeente?

Verschillende belangen

De derde reden die ik hier tenslotte wil benoemen, is dat er verschillende belangen blijken mee te spelen. In 2014 was een interkerkelijke werkgroep op initiatief van Movisie bezig om een vervolg te geven aan het rapport Herder op zijn hoede. Vlak voordat de Raad van Kerken in 2014 met de verklaring kwam over het bestrijden van seksueel misbruik binnen de kerken, was er een onbegrijpelijke confrontatie tussen de Raad van Kerken en de werkgroep van Movisie. Het directe gevolg was dat de werkgroep stopte en deskundigheid verloren is gegaan.

Concluderend

Het is goed om na 20 jaar de balans op te maken. Hoe staat de Protestantse Kerk er vandaag voor als het gaat om de strijd tegen misbruik? Er is in de afgelopen jaren door betrokken mensen hard gewerkt en veel bereikt, met name als het gaat om seksueel misbruik in pastorale relaties. In de plaatselijke gemeenten is er echter nog nauwelijks sprake van een cultuuromslag. Dit vraagt om meer sturend beleid, investering in menskracht en om pastorale en liturgische handreikingen.

De grootste bedreiging die niemand wil zien

18 mrt

In de afgelopen tijd volgden en volgen schokkende onthullingen elkaar in snel tempo op. In januari 2017 werd een rapport gepubliceerd over misbruik in opvanghuizen voor kinderen in Ierland. Deze instellingen stonden onder toezicht van overheid, kerken of liefdadigheidsinstellingen. Bij 20 van de 22 onderzochte instanties bleek sprake van misstanden.

hartpijn

Het schilderij ‘Hartpijn’ van Esther Veerman verbeeldt de ernstige gevolgen van misbruik

Verschillende topsporters hebben in interviews aangegeven dat zij te maken hebben (gehad) met seksuele intimidatie of misbruik. Deze onthullingen volgen op berichten over stelselmatig misbruik in de sportwereld in Engeland. Inmiddels wil het NOC*NSF onderzoek gaan doen naar misbruik en intimidatie in Nederland.

In Australië komen verbijsterende cijfers naar voren. Zeven procent van de priesters heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik. De Anglicaanse kerk maakte bekend dat er tussen 1980 en 2015 1082 klachten zijn ingediend.

De cijfers over 2016 over kinderporno in Nederland stemmen niet hoopvol. Het meldpunt kinderporno spreekt over explosieve groei in het aantal meldingen. De politie heeft niet voldoende menskracht om op al deze meldingen adequaat te kunnen reageren.

Seksueel misbruik komt overal voor

Deze opsomming is verre van compleet, maar het geeft aan dat seksueel misbruik een ernstig probleem is. Het is niet beperkt tot een bepaald land of tot een bepaald instituut. Het is niet een probleem van de Katholieke kerk of van een Afrikaans land. Seksueel misbruik komt overal voor, in allerlei verbanden, in allerlei culturen. Drie dingen springen in het oog:

Grote gevolgen

het aantal slachtoffers is overweldigend. In vrijwel alle onderzoeken  komt naar voren dat tussen de 10 en 30% van de onderzochte groep te maken heeft gehad met seksuele intimidatie of misbruik. In de tweede plaats blijken de gevolgen van seksueel misbruik zowel op de korte als op de lange termijn ingrijpend te zijn. In de derde plaats blijken de instanties vrijwel zonder uitzondering zich vooral zorgen te maken over hun ‘goede’ naam. Verhalen van misbruik worden de kop ingedrukt, ontkend of afgekocht.

Slachtoffers in de kou?

Als het niet langer verzwegen kan worden, is er een sterke behoefte om het boek dicht te doen en als instituut de voor hen beschamende verhalen achter zich te laten en zich op de toekomst te richten. Zo sloot de Katholieke Kerk het meldpunt, ondanks protesten van de belangenvereniging voor slachtoffers (Vpkk). Hetzelfde is zichtbaar bij het meldpunt voor misbruik binnen de jeugdzorg. De overheid wil een verjaringstermijn voor slachtoffers instellen waardoor het moeilijker wordt om als slachtoffer erkenning te krijgen. De belangenvereniging is een petitie gestart om dit te voorkomen.

Waar is de woede?

Het roept de vraag op waar de verontwaardiging blijft over het misbruik van onze kwetsbare kinderen en volwassenen. Generaties groeien op, getekend door het beschadigende misbruik. Generaties groeien op met psychische en fysieke problemen. Generaties groeien op die proberen om het misbruik te compenseren en het misbruik doorgeven.

Het is misschien wel de grootste uitdaging waar we als samenleving voor staan. Hoe kunnen we onze kinderen beter beschermen? Hoe kunnen we onze gekwetste en beschadigde medemensen voldoende ondersteuning bieden?

Bezuinigingen

Het is pijnlijk en verdrietig dat juist in deze tijd – opnieuw – bezuinigd wordt op traumatherapie. Het herstellen van een trauma en het een plek geven van alle gevolgen vraagt tijd. En kost geld. Wat zou het onze samenleving sieren en ten goede komen wanneer we alles op alles zetten om de juiste zorg voor onze gekwetste en beschadigde medemensen aan te kunnen bieden. Wat zou het onze samenleving sieren wanneer we durven investeren in het beschermen van onze kinderen en investeren in de zedenpolitie.

Stichting Kunst uit geweld laat aan de hand van schilderijen en gedichten de pijn en schade van het geweld, en de kracht van mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld, zien.

 

De engerd zit in de huiskamer

12 feb

Begin februari 2016 presenteerde de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen kinderen, Corinne Dettmeijer, het eerste deel van het rapport Ontucht voor de rechter. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat daders van fysiek seksueel geweld meestal bekenden van het slachtoffer zijn. In drie kwart van de gevallen blijken de daders familieleden of bekenden van het slachtoffer te zijn.  Het is een schokkende en verontrustende bevinding, omdat het zo haaks staat op het door zovelen veronderstelde beeld van de onbekende dader.

Woonkamer

Het gevaar komt dus niet van buiten, van de enge man in de bosjes, maar bevindt zich in onze woonkamer. In het centrum van ons bestaan. We leren onze kinderen op te passen voor de dreiging van buiten, maar hoe moeten we onze kinderen beschermen als juist onze partners, vrienden, collega’s en familieleden daders zouden kunnen zijn? Dit onderzoek raakt aan de fundamenten van ons bestaan.

Stilte

Het onderzoek heeft gepaste aandacht gekregen. Een interview bij een talkshow. Een artikel in de kranten. Maar verder doen de uitkomsten van het onderzoek geen stof opwaaien. Er is geen maatschappelijke verontwaardiging of zorg om de kinderen. Die stilte is verrassend, omdat de aanrandingen in Keulen en de berichtgevingen over pedoseksuelen wekenlang natrillen in de media. Waarom is het zo stil?

Maatschappelijk probleem

Steeds weer blijkt het zwijgen over seksueel misbruik lastig te doorbreken. Eigenlijk is dat vreemd. Vele onderzoeken tonen steeds opnieuw aan dat meer mensen slachtoffer worden van een vorm van seksueel misbruik dan gedacht. Of het nu onderzoeken zijn naar misbruik van bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking, naar misbruik binnen de kerk (Commissie Deetman), binnen de jeugdzorg (Commissie Samson), naar misbruik in Nederland in het algemeen (Movisie) of in Europa – het valt nooit mee.

Ook laten onderzoeken zien dat de gevolgen van seksueel misbruik ernstig kunnen zijn. Mensen kunnen hun leven lang in meer en mindere mate de last van het misbruik met zich meedragen.

Dit brengt ook hoge maatschappelijke kosten met zich mee. De kosten van kindermishandeling voor de samenleving in Nederland zijn voor 2003 door Meerding geschat op meer dan 900 miljoen euro per jaar.

Zwijgen

Ondanks deze gegevens ontbreekt adequaat beleid. Enerzijds mag de strijd tegen huiselijk en seksueel misbruik rekenen op goede aandacht. Overal in Nederland worden centra seksueel geweld opgezet. Ook is Veilig Thuis in veel burgerlijke gemeenten prominent aanwezig. Anderzijds is er in de afgelopen jaren fors bezuinigd op preventiewerkers in de GGZ. Ook is er bezuinigd op goed functionerende traumacentra, waardoor er lange wachtlijsten zijn voor mensen die hulp zoeken voor hun trauma’s.

Een belangrijke oorzaak voor het zwijgen van de samenleving is dat de echte cijfers over seksueel geweld de illusie van veiligheid aantasten. Hoe kun je je verweren tegen een dreiging van binnenuit? Een kenmerk van trauma is vermijden. Het betekent dat de pijn niet onder ogen wordt gezien en wordt ontkend.

Daar komt bij dat seksueel geweld diep in onze samenleving verankerd is. Als er zoveel mensen te maken hebben gehad met seksueel geweld, moeten we ook constateren dat veel mensen zich schuldig maken aan geweld. Het betekent dat we vragen moeten stellen aan onze cultuur, onze taal en onze gewoonten. Waar fasciliteert de cultuur seksueel geweld? Waar worden in onze samenleving slachtoffers hun stem ontnomen?

Te vaak is het seksueel geweld dat in een familie heeft plaatsgevonden een gedeeld geheim. Een taboe. Ten koste van hen die het geweld aan den lijve moesten ondergaan.

Zondebokken

Een van de mogelijkheden om de illusie van veiligheid in stand te houden, is het mechanisme van de zondebok. Vaak is het slachtoffer de zondebok. Als zij/hij met haar verhaal naar buiten komt, volgt er vaak uitsluiting. Aan de verhalen mag geen geloof worden gehecht. Wanneer het misbruik niet te ontkennen valt,  zal alle woede zich richten op de dader. Als deze uit de gemeenschap is gestoten, is de illusie van veiligheid weer hersteld. Er is geen noodzaak meer om naar  de eigen rol, naar mechanismen en processen te kijken.

Hoe dan wel?

Goede voorlichting en preventie zijn noodzakelijk. Een deel van de daders zijn jongeren tussen de 13 en 16 jaar. Hier is een wereld te winnen. Daarnaast is het goed om kinderen en jongeren niet alleen te waarschuwen voor de enge man in de bosjes, maar hen ook en vooral te leren wat grenzen zijn, waar niemand ongewenst overheen mag gaan.

Ook zouden de kerken een verschil kunnen maken. Het spreken over veiligheid, intimiteit, opvoeding, seksualiteit en grenzen zou een standaard onderdeel moeten vormen van het doopgesprek en het huwelijksgesprek.

De cijfers maken duidelijk dat de engerd in de huiskamer zit. We herkennen hem niet, hij is immers onze vriend. In plaats van ontkennen, zullen we onze kinderen moeten leren om hun grenzen te waarderen en aan te geven. En wij, wij moeten leren om naar onze kinderen te luisteren.

 

Een cultuur van misbruik

21 jan

Er is veel gezegd en geschreven over de wantoestanden in Keulen in de nieuwjaarsnacht. Een van de scherpste en belangrijkste vragen is of dit seksueel misbruik samenhangt met de culturele achtergronden van de (vermoedelijke) daders. Het is om tenminste twee redenen noodzakelijk om hier goed naar te kijken. Allereerst zijn er opvallend veel meldingen van vergelijkbare seksuele intimidatie door groepen mannen die vrouwen in de menigte isoleren en belagen. Er kwamen meldingen uit andere steden in Duitsland, maar ook uit Finland, Zweden, Zwitserland en Oostenrijk. Steeds lijkt het te gaan om (voormalige) asielzoekers uit Marokko, Algerije, Syrië en Afghanistan.

De tweede reden om goed te kijken naar de culturele achtergronden is dat de seksuele grensoverschrijdingen in een aantal bijdragen worden toegeschreven aan alle (mannelijke) vluchtelingen. Vluchtelingen worden weggezet als een groep potentiële verkrachters. Ook wordt soms gewezen op de islamitische achtergrond van de verdachten. De vraag dringt zich op of de Islam seksueel wangedrag faciliteert. Door het seksueel geweld zo direct te koppelen aan een hele groep of aan een hele religie worden verschillende thema’s met elkaar verward en wordt aan de verschillende thema’s zelf geen recht gedaan. ‘Keulen’ gaat niet meer alleen over seksueel geweld, maar ook over de vluchtelingenproblematiek, de vraag naar de plek van de Islam in de Westerse samenleving en over de Nederlandse identiteit.

Simplistische retoriek over het opsluiten van mannelijke asielzoekers, pepperspray voor vrouwen tegen vluchtelingen, en het spreken over testosteronbommen, is in geen enkel opzicht behulpzaam. Het helpt het vluchtelingendebat niet verder, het vergroot de kloof in de samenleving en het draagt niet bij aan de strijd tegen seksueel geweld.

Seksueel misbruik is een maatschappelijk probleem

Seksuele intimidatie of seksueel misbruik is zelden een geïsoleerd probleem. Het gedijt in een cultuur van wegkijken, bagatelliseren en ontkennen. Vaak praten daders hun daden goed. Ze gebruiken redenaties die gelden in hun gezin of familie, die klinken in de bredere (geloofs)gemeenschap of in de culturele opvattingen van de samenleving. Bill Cosby kon jarenlang ongestoord zijn gang gaan, omdat de vrouwen die hij misbruikte niet met hun verhaal naar buiten durfden komen. In de samenleving heerst immers de opvatting dat ‘die vrouwen het wel uitgelokt zouden hebben’.  In geloofsgemeenschappen kunnen daders zich bedienen van geloofstaal: ‘eer je vader en je moeder’.  ‘Vrouwen zijn ondergeschikt aan de man’.  In gezinnen kunnen misbruikbevorderende opvattingen voorkomen, zoals een slachtoffer van incest mij eens vertelde: ‘dochters leren van hun vader vrijen. Zo heb ik het ook geleerd – zijn mijn moeder tegen mij’.

Pas wanneer er een taal wordt aangereikt, is het voor slachtoffers mogelijk om woorden te vinden voor hun ervaringen van misbruik. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar bij mannen die slachtoffer zijn geworden van misbruik. Toen er ruimte kwam voor misbruikverhalen door de strijd van feministen, werden mannen voornamelijk gezien als daders. Hierdoor was er nauwelijks ruimte voor mannelijke slachtoffers om met hun verhaal naar buiten te komen. Daarnaast hadden ze te maken met de opvattingen in de samenleving dat mannen ‘stoer’ horen te zijn en dat je ‘geluk’ hebt als je al vroeg ‘seksuele ervaringen’ hebt opgedaan. Hoe kun je dan nog je verhaal vertellen als je als puber door een leerkracht m/v bent misbruikt? Toen er ruimte kwam voor mannen om hun ervaringen te delen, kwam er een taal waarin de ervaringen gehoord konden worden. Ook de reactie van de samenleving bepaalt of misbruik in stand wordt gehouden of wordt aangekaart.

In de context van het misbruik speelt dus altijd het klimaat van de bredere gemeenschap en de cultuur van de samenleving een rol. Enerzijds in rationalisaties die de dader bezigt, anderzijds in de reactie van de samenleving.

Mannen onder elkaar

Het eerste dat opvalt in het seksueel misbruik in ‘Keulen’, dat de mannen in groepsverband optraden. De politie in Keulen gaat ervan uit dat het een vooropgezet plan was. Deze mannen hebben dus met elkaar zitten nadenken hoe en wanneer ze vrouwen zouden lastig vallen. De persoonlijke ethiek was niet aanwezig of ondergeschikt gemaakt aan de druk van de groep. Dit verontrustend mechanisme is ook terug te zien in de film ‘The Accused’ (1988) met Jodie Foster. Blijkbaar is het niet gemakkelijk om aan groepsdruk te ontkomen en onrecht te doorbreken.

Gender

Het tweede dat opvalt in ‘Keulen’is dat de vermeende daders uit islamitische landen komen. In diverse bijdragen wijzen schrijvers op het vele seksueel geweld in islamitische landen, met name tegen vrouwen die lichaamsdelen niet bedekt hebben. In bepaalde wijken in grote steden in Europa worden vrouwen uitgescholden en seksueel geïntimideerd door bewoners van buitenlandse komaf. Tegelijkertijd maken andere (vrouwelijke) auteurs ons erop attent dat zij zich juist in islamitische landen erg veilig hebben gevoeld en zich niet als lustobject ervaren hebben. De reacties geven dus een genuanceerd beeld.

Wat in mijn beleving echter van het grootste belang is, is hoe er gesproken wordt over vrouwen en over kwetsbare medemensen. Het vrouwbeeld dat naar voren komt in de verplichting om lichaamsdelen te bedekken, is kwetsbaar voor misbruik. De vrouw wordt immers verantwoordelijk gehouden voor ‘kuisheid’. Niet de man wordt aangesproken op zijn ongepaste verlangen en lust, maar de vrouw – alsof zij het misbruik zou uitlokken door blote enkels of schouders.

Wanneer mensen uit een cultuur komen met een andere visie op mannelijkheid en vrouwelijkheid, vraagt dat om een heldere reactie van de ontvangende samenleving. Enerzijds zal elke grensoverschrijding aangepakt moeten worden en niet verdoezelt. Anderzijds zullen asielzoekers die binnenkomen ook les moeten krijgen in de opvattingen rond gender in onze samenleving.

Een cultuur van misbruik

Seksueel misbruik is geen buitenlands probleem dat nu wordt geïmporteerd. In alle culturen en in alle lagen van de bevolking komt seksueel geweld voor. Het heeft te maken met macht, met het willen  bezitten van de ander. Het heeft te maken met het botvieren van eigen verlangens en lust ten koste van de ander. In ons land is een op de drie vrouwen en een op de tien mannen slachtoffer van seksueel misbruik. Het is niet een probleem van individuen, maar een probleem van de samenleving. Om seksueel geweld te bestrijden is het belangrijk om de onderliggende patronen en mechanismen te ontrafelen. Waardoor kan het misbruik plaats vinden? Wat maakt dat het kan blijven doorgaan? Hoe reageert de samenleving op verhalen van misbruik? Wat of wie houdt het zwijgen in stand? Wie mag spreken?

Door de vluchtelingen als potentieel gevaar te bestempelen, wordt er in de eerste plaats een schijnveiligheid gecreëerd. In Nederland worden nog steeds elke dag kinderen, jongeren, vrouwen en mannen slachtoffer van huiselijk en seksueel geweld. Dit misbruik wordt niet gestopt door een zondebok van buiten aan te wijzen. Sterker nog, het werkt een goede bestrijding van seksueel geweld juist tegen.

In de tweede plaats wordt een grote groep onrecht aangedaan. Net zomin als alle dominees en priesters zedendelinquenten zijn, zijn alle mannelijke vluchtelingen verkrachters. Net zomin als alle mannen erop uit zijn om vrouwen te onderdrukken, zijn alle islamitische medemensen vrouwenhaters.

Stigmatiseren werkt averechts

Wanneer op een ongenuanceerde en aanvallende manier over een bevolkingsgroep wordt gesproken, zal die groep sneller geneigd zijn om zich te verdedigen of om de gelederen te sluiten. Het biedt niet de ruimte om het misbruik onder woorden te brengen, om te zoeken naar schadelijke culturele of religieuze veronderstellingen of om als slachtoffers naar buiten te treden. Stigmatiseren van een bevolkingsgroep, religie of cultuur ontneemt juist het broodnodige taalveld om misbruik ter sprake te brengen.

Wat nodig is, is het gesprek over de waarden van onze samenleving. Waar behoefte aan is, is onderzoek dat de risico’s van culturele opvattingen scherp en genuanceerd aan het licht brengt. Slachtoffers van seksueel misbruik willen geen speelbal worden van de discussie over vluchtelingen, maar zoeken naar erkenning en naar recht.

 

Pijnlijke seks – de gevolgen van seksueel misbruik in een intieme relatie

12 mei

Dit artikel is gepubliceerd in Psyche & Geloof 26/1 Auteurs: Esther Veerman en Alexander Veerman

Inleiding
De gevolgen van seksueel misbruik zijn vaak ingrijpend. Voor mensen die slachtoffer zijn geworden is het vaak moeilijk om deze episode van hun leven een plek te geven. Gevoelens van schuld en schaamte, angst en dreiging maken het moeilijk om woorden te geven aan wat er gebeurd is. Wanneer mensen op enig moment zich weten te bevrijden uit situaties van misbruik, is er vaak het verlangen om vooruit te kijken. om niet langer geconfronteerd te worden met de nare verhalen van vroeger. Het is ook vaak het goedbedoelde advies dat familie, vrienden en kennissen meegeven aan overlevenden van geweld: heb het er maar niet meer over. Daarnaast blijken veel overlevenden van geweld op de een of andere manier alle herinneringen aan het misbruik te hebben gedissocieerd, en ontstaat er amnesie voor het traumatische verleden.(i) Beide bewegingen – die van ontkenning en die van verdringing – versterken elkaar om niet over het misbruik te spreken.

Klein meisje Door Esther Veerman

Tegelijkertijd blijken de ingrijpende gevolgen van seksueel misbruik ook op langere termijn door te werken.(ii) Juist in alledaagse handelingen en gebeurtenissen
manifesteert het misbruik zich – ook als er geen feitelijke herinneringen zijn. Overlevenden van geweld worstelen met het vermogen om anderen te vertrouwen, hebben nachtmerries, lijden soms aan angsten en hebben moeite met lichamelijkheid en intimiteit.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist in intieme relaties de gevolgen van het misbruik op een pijnlijke manier aan het licht komen. In dit artikel willen we ingaan op de vraag wat het voor de beleving van intimiteit en seksualiteit betekent, wanneer één van beide partners seksueel misbruik heeft meegemaakt. We willen eerst iets van onze eigen ervaringen vertellen en aansluitend enkele bouwstenen aanreiken voor een gezonde relatie.

Verwarring ov er intimiteit en seksualiteit: het perspectief van de overlevende van seksueel misbruik

Het valt niet mee om over een thematiek als intimiteit en seksualiteit te schrijven, ik wil het toch proberen vanuit mijn perspectief van gekwetst en gebutst zijn, en hoe Alexander en ik (Esther) een weg daarin hebben geprobeerd te zoeken. Ik (Esther) ben een vrouw van 46, predikant van beroep, hoewel ik ben afgekeurd. Ik schilder en teken (en dicht) al bijna 30 jaar over dat wat me van binnen beweegt, laten we zeggen, dat wat er gebeurt in mijn binnenwereld. Vanuit deze beelden, die gaan over de gevolgen van huiselijk en seksueel geweld heb ik in 2011 een stichting opgericht: Stichting Kunst uit Geweld. Ik organiseer  tentoonstellingen met en voor kunstenaars die verhalen van geweld meedragen en ik geef voorlichting. De thematiek van seksueel geweld raakt aan mijn eigen kwetsbaarheid, waardoor het soms ongemakkelijk is om erover te schrijven en misschien ook om te lezen.

Toch hecht ik er waarde aan om deze ingewikkelde verwarring van intimiteit en seksualiteit toch vanuit mijn persoonlijke verhaal te schrijven. Het gaat
immers niet om theoretische kwesties, maar om levensverhalen. Door ervaringen van seksueel geweld in mijn jeugd zijn intimiteit en seksualiteit een verwarrende en ingewikkelde kluwen geworden. Angst en defensieve gevoelens overheersten lange tijd. Omdat (verlangen naar) intimiteit raakt aan de kern van
het bestaan, had de verwarring invloed op grote delen van mijn dagelijks leven.(iii) Een aanraking of een geur kon zomaar de traumatische herinneringen (iv)
weer oproepen. Het heeft dan ook jaren geduurd, voordat ik een klein beetje vat kreeg op de complexiteit aan gevoelens, en ruimte kreeg voor een positieve beleving van intimiteit en seksualiteit.

Ik vond het moeilijk om romantische relaties aan te gaan. Voordat ik mijn huidige partner leerde kennen, heb ik enkele malen op het punt gestaan om een relatie te beginnen. Het leidde steevast tot verwarring. Mijn lichaam leek los van mijn hoofd te reageren, alsof er een knop werd omgedraaid. Ik had daar geen grip op en dat was beangstigend.  Hetzelfde gebeurde toen ik met mijn partner een relatie kreeg. Mijn lichaam reageerde op een dwangmatige seksualiserende manier op lichamelijkheid en intimiteit. (v) Dit mechanisme werd versterkt door de spanningen die zich rond onze relatie voordeden. Mijn vriend kwam uit een orthodox
kerkgenootschap, dat een sterke druk op hem uitoefende om de relatie te verbreken. Hierdoor werden we sneller dan we gewild hadden in elkaars armen gedreven.

Ik was niet in staat om grenzen af te bakenen en voor mijzelf te zorgen. Daarnaast voelde ik een krachtige interne drive om tot seksuele handelingen over te gaan, ook als mijn partner daar geen behoefte aan had. Achteraf denk ik dat een deel in mij op dat moment de regie overnam. Het was een stukje in mijn hoofd dat zich afgesplitst had en dat als het ware de seks regelde en uitvoerde. Gevoel kwam er niet bij kijken. Het waren gewoon een reeks handelingen die gedaan moesten worden iedere avond en dan pas kon ik gaan slapen. Dit gedrag sloeg radicaal om, toen ik in verwachting raakte. Opeens kon ik de nabijheid en zeker het verlangen naar seks van mijn partner niet meer verdragen. Toch voelde ik me vaak schuldig, als ik hem afwees en dan initieerde ik toch weer seks, om maar aan zijn behoeften tegemoet te komen. Zeker na de traumatische bevalling van mijn zoon, waar ik dagenlang alleen maar verkrachtingen voelde, in plaats van het op gang komen van een natuurlijke bevalling, ontdekte ik hoe angstig ik eigenlijk was, voor alles wat mannelijk was, en voor seksualiteit.

Deze situatie is jarenlang blijven bestaan. Mijn angst voor lichamelijkheid in het algemeen, mijn angst voor met name seksualiteit in het bijzonder, en ook mijn schuldgevoel ten opzichte van mijn partner in dezen. Bij een therapeute kwam mijn angst voor seks wel aan de orde, maar zonder te verkennen wat de bron van mijn angst was, waardoor haar therapie de angst uiteindelijk alleen maar verergerde. Ik had in mijn jeugd geleerd dat de simpelste aanraking kon uitmonden in een verkrachting. Elke vorm van lichamelijkheid en intimiteit riep intern de ergste beelden bij me op. Alleen: dat was ik mij toen niet zo bewust, omdat de therapeut eigenlijk geen contact had gelegd met mijn binnenwereld en ik angstvallig en tegen elke prijs de deur dichthield (Albach, 1993) (vi) naar de bodemloze put.

Zo bleven we eigenlijk ‘klungelen’, meestal geen en soms wel seks, maar vaak met de bittere bijsmaak van re-ensceneringen van verkrachtingen van vroeger. Ik voelde me beschaamd, en schuldig en ik kon ook maar niet met mezelf in het reine komen, wat betreft het diepe ‘houden van’ mijn man en toch ook de angst en weerzin tegen zijn mannelijkheid. Soms dacht ik zelfs aan weggaan, puur omdat ik in dit stuk van onze relatie zo in de knoop zat. Na vele opnames en een wanhopig zoeken naar de juiste therapie kwam ik terecht bij een traumatherapeut. Hij was de eerste die contact maakte met de binnenwereld, en al snel kwam naar buiten hoe angstig ik was voor mensen in het algemeen en in het bijzonder alles wat ik op het gebied van seksueel misbruik spiegelde aan iemand die dichterbij kwam. In het therapeutische contact werd al snel duidelijk hoezeer ik intimiteit met seksualiteit verwarde en hoe snel ik dacht dat een man maar
op een ding uit was, op seks.

In de jaren van deze therapie ontdekte ik, hoezeer ik het gedrag van de daders verwachtte in de therapeut (vii) terug te vinden en in het algemeen bij mannen (dus ook mijn partner). Heel langzaam leerde ik onderscheid maken tussen hoe het inderdaad in mijn kindertijd moest zijn gegaan en hoe het hier en nu toch ook anders kon zijn, veilig, begrensd. Ik mocht ‘nee’-zeggen als ik daar behoefte aan had, en ik leerde dat er een verschil is tussen intimiteit (zoals het schrijven aan mijn therapeut over de meest erge en intieme dingen) en seksualiteit (hij leerde me dat het bij hem altijd veilig zou zijn, er nooit seks zou komen tussen hem en
mij). Gaandeweg dit intens zware proces leerde ik dat dat waar is voor het hier en nu. En nog meer bijzonder: ik leerde onderscheid maken tussen de daders en mijn partner. Mijn partner die zoveel van me hield, me nooit kwaad zou willen doen en mij zo ongelofelijk steunde in mijn weg naar heel wording. En zo leerden we samen elkaar opnieuw te ontdekken, wat hij fijn vindt, wat ik fijn vind. En ook dat ‘nee zeggen’ geen afwijzing is, maar niets meer betekent dan: ik heb even ruimte nodig nu. Dit heeft geresulteerd in de ruimte om eigenlijk opnieuw een seksuele relatie te kunnen opbouwen, gebaseerd op wederzijds respect, de ander zien, liefhebben, maar juist met het oog op elkaar. Meer verzorgend, dan iets nemen voor jezelf. En daardoor is het veel meer samen geworden. Ik leerde
dat mannelijkheid niet altijd pijnlijk hoeft te zijn, dat opwinding geen gevaar betekent en zeker geen agressie hoeft te zijn. Het is ontzettend moeilijk om
dit alles op te schrijven, maar ik hoop, dat mensen toch hoop kunnen putten uit de kwetsbaarheid die we hier delen. En dat mensen de moed vinden, om
er in therapie en ook samen over te praten. Ik heb geleerd dat ik me kwetsbaar en klein kan voelen bij mijn partner en dat hij het begrijpt. Dat hij het niet
afwijst, maar me dan gewoon zachtjes omarmt. Zo heb ik geleerd meer Esther te worden, met alles wat ik ben. En dat ik dan toch geliefd ben.

Verwarring ov er intimiteit en seksualiteit: het perspectief van de partner van een overlevende van seksueel misbruik 

In deze paragraaf wil ik, Alexander, iets vertellen over mijn ervaringen als partner van een slachtoffer van seksueel misbruik. Wat betekent dat voor mijn eigen functioneren? Hoe werkt dit gegeven door in onze relatie? Het gegeven dat mijn partner te maken heeft gehad met seksueel misbruik, beïnvloedde mijn keuzes na mijn studie theologie. Samen met prof.dr. Ganzevoort schreef ik Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld (2000). Aansluitend kon ik als AIO (Assistent in Opleiding) aan de slag op de Protestantse Theologische Universiteit te Kampen. Dit resulteerde in mijn dissertatie Ontredderd. Het proces in de kerkenraad wanneer de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. (2005). In de jaren dat ik aan mijn promotiestudie werkte, begon de storm in mijn hoofd te liggen en voelde ik de ruimte om predikant te worden. Inmiddels sta ik in mijn tweede gemeente, ik doe een missionaire
specialisatie, en ik blijf me richten op mensen die verhalen meedragen van geweld.

Esther en ik zijn nu 21 jaar getrouwd, een periode van zoeken en gevonden worden, van kwetsbaar zijn en kwetsen, van verlangen en gekwetst worden. We
zijn in die jaren gegroeid – met vallen en opstaan. We hebben elkaar vast kunnen houden door de liefde. Niet alleen omdat we naar elkaar bleven zoeken, maar ook omdat we elkaar durfden los te laten.

Aan het begin van onze relatie was het niet duidelijk hoe Esther door het misbruik in haar jeugd getraumatiseerd was geraakt. Al snel nadat ik Esther leerde kennen, vertelde ze wel dat ze vroeger nare dingen had meegemaakt. Ze gaf aan dat ze die episode achter zich wilde laten, en ik had zelf geen enkele behoefte om het op te rakelen. Het duurde jaren voordat we begrepen hoe deze verhalen op allerlei niveaus doorwerkten in ons dagelijks leven. Toen ik Esther voor het eerst ontmoette, worstelde ik met verschillende tekorten waar ik me op dat moment niet of nauwelijks van bewust was.

Allereerst was ik onzeker en zoekende. Mijn jeugd werd gekenmerkt door het niet beantwoorde verlangen om gezien en geliefd te worden in mijn eigenheid. Het maakte mij kwetsbaar, omdat slechts een dun laagje de diepe leegte en sombere onzekerheid in mijn binnenste verborg. In de tweede plaats had ik moeite met lichamelijkheid en intimiteit. In ons gezin waren we niet lichamelijk ingesteld. Het omhelzen van elkaar, het geven van een knuffel, of een arm om je heen gebeurde bij hoge uitzondering, als het al gebeurde. Een gevolg was dat ik nauwelijks in staat was om mijn eigen lichaam te ervaren of te voelen. Het verlangen naar intimiteit, naar warmte en geborgenheid was onderhuids krachtig aanwezig, maar ik was het mij niet bewust en kon het niet benoemen. In contacten zocht ik naar die intimiteit, maar als vriendschappen hechter werden, werd ik mij meer en meer bewust van een kloof. In de derde plaats werd mijn visie op seksualiteit gekenmerkt door verwarring, krampachtigheid en onwetendheid. Mijn opvoeding en mijn religieuze achtergrond hadden hier een enorme invloed op. Seksualiteit was in ons gezin geen gespreksonderwerp. Seks was enerzijds zondig, anderzijds had het een grote aantrekkingskracht. In religieuze termen: seks is verleidelijk en dus gevaarlijk. Daarnaast lag de morele lat erg hoog. Aan de kerkelijke moraal die in ons gezin in woorden hoog gehouden werd, was nauwelijks te voldoen.

Het betekende al met al een beklemmende visie op mijn eigen seksualiteit. Zoals gezegd waren we ons niet bewust van de invloed van het seksueel misbruik op onze relatie. Esther had vrijwel alle herinneringen verdrongen. Terugkijkend bepaalde de doorwerking van het misbruik echter vanaf het begin onze relatie op
verschillende niveaus.

Allereerst raakten Esther en ik al snel op een ongezonde wijze met elkaar verknoopt. Door alle spanningen rond de kerkstrijd en rond mijn familie, begon bij Esther het bastion dat de verhalen van vroeger tegen moest houden scheuren te vertonen. Zij kreeg last van angsten, depressieve gevoelens en chronische onzekerheid. Hierdoor ontwikkelde zij een krachtige afhankelijkheid wat zichtbaar werd in haar moeite om alleen zijn. In zekere zin paste haar afhankelijkheid precies bij mijn eigen onzekerheid. Energiek en vol overgave begon ik voor Esther te zorgen. Dag en nacht stond ik voor haar klaar. Naarmate er meer verhalen
van vroeger naar boven kwamen bij Esther, nam haar afhankelijkheid snel toe. Het zorgen gaf mij een goed gevoel: door Esther te ‘redden’ kon ik mijn eigen onrust onderdrukken. De keerzijde was dat ik enerzijds steeds meer eigen ruimte op ging geven. Er was in toenemende mate minder tijd voor de studentenvereniging, voor het voetbal, plezier maken, vriendschappen en ontspanning. Anderzijds hield ik Esther ook gevangen in haar afhankelijkheid. Hoe meer ik van mijzelf opgaf, hoe meer zij afhankelijk moest blijven om mij een goed gevoel te geven. Vrienden die probeerden om ons te wijzen op onze ongezonde relatie raakten van ons vervreemd, omdat we niet konden omgaan met deze opmerkingen. Voor ons was het pijnlijke kritiek.

Onze eerste en hevigste crises speelden zich rond dit spanningsveld af. Toen we twee jaar getrouwd waren, was Esther vaak en langdurig opgenomen in de psychiatrie. Onze zoon was net geboren, dus mijn dagen bestonden uit zorgen voor Esther en voor onze zoon. De maatschappelijk werkster van de PAAZ was de eerste die in gesprekken met ons beiden zich sterk maakte voor meer ruimte voor mijzelf. Enige tijd later verhevigde de crisis zich, omdat Esther zich begon te verzetten tegen haar afhankelijke rol in onze relatie. Er was sprake van een zekere mate van herstel en Esther verlangde naar een gelijkwaardige relatie. Zij veranderde door de therapie en dat betekende dat ik mee moest veranderen, anders zouden we uit elkaar groeien. Deze positieve verandering van Esther bracht mij in een persoonlijke crisis. Ik kon mij niet langer verschuilen achter mijn reddersrol en moest mijzelf ontdoen van maskers en muren. Dit zoeken naar gelijkwaardigheid in onze relatie was noodzakelijk om elkaar te vinden en opnieuw lief te hebben.

Een tweede niveau waarop het seksueel misbruik in onze relatie doorwerkte, was de verwarring over intimiteit en seksualiteit. Een van de lessen die Esther door het misbruik geleerd had, was dat mannen uiteindelijk uit zijn op seks.(viii) Vriendelijke en aardige gebaren of opmerkingen liepen in de context van het misbruik altijd uit op seksueel misbruik. Het betekende dat Esther dat ook van mij verwachtte. Door mijn eigen emotionele beperkingen ging ik mij al snel naar deze verwachtingen gedragen. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat ik in de rol van dader belandde. Onze intimiteit en seksualiteit herhaalden het misbruik uit het verleden van Esther.

Door deze tragiek waren intimiteit en seksualiteit in hoge mate belast. Beide verlangden wij naar een arm om ons heen, naar de helende kracht van intimiteit, maar tegelijkertijd leek intimiteit altijd de opmaat te moeten zijn voor seks. Deze seks bleek vrijwel altijd schadelijk te zijn. Voor Esther kon een lichamelijke aanraking al een trigger zijn waardoor herinneringen aan het misbruik present waren. Sterker nog, door de herbelevingen was het alsof zij weer in het misbruikende verleden was, als het kleine meisje van toen. Deze herbelevingen waren voor ons beiden een verschrikking. Voor Esther was onze seks bedreigend, schadelijk en in geestelijke en lichamelijke zin pijnlijk. Juist wat de diepste verbondenheid tussen geliefden kan zijn, leidde tot gevoelens van onveiligheid, schaamte en angst. Het beschadigde mij ook – het laatste wat ik wilde, was mijn vrouw pijn doen. Op die momenten echter dat het verleden werd getriggerd, zag ik in de ogen van mijn geliefde afschuw en paniek. Zij zag mij niet meer, maar een dader.

Tegelijkertijd verlangde ik wel naar seks. Naar de bevrijdende en bekrachtigende intieme verbondenheid. Vanuit dat verlangen bleek ik van tijd tot tijd een onbetrouwbare partner. Zou ze echt ‘nee’ bedoelen? Als ik nog liever zou zijn, nog meer mijn best zou doen, zou ik haar dan toch niet kunnen overhalen? Als we even over het lastige punt heen zijn, zou ze dan niet ook kunnen genieten? Deze pogingen waren gedoemd te mislukken en zetten onze relatie opnieuw onder druk.

Nu de verhalen van het seksueel misbruik uit de jeugd van Esther meer en meer onze beide levens binnen drongen en ons dagelijks leven begonnen te kleuren (ix), worstelde ik met afstand en nabijheid. Om niet langer teleurgesteld en gekwetst te raken op intieme momenten, begon ik meer en meer afstand in te nemen. Lichamelijk en geestelijk. Ik bleef mijn plicht doen: zorgen voor mijn zieke echtgenote, maar emotioneel wilde ik niet meer betrokken zijn. Deze  overlevingsstrategie leidde uiteindelijk steevast tot een nieuwe crisis. Jarenlang bewogen wij ons heen en weer tussen een gekunstelde afstandelijkheid en een pijnlijke intimiteit.

De verwevenheid van seksualiteit en misbruik veroorzaakte bij mij onzekerheid en verwarring over mijn eigen mannelijkheid. Om te kunnen begrijpen hoe wij elkaar toch vast konden houden, is het goed om naar een derde niveau te kijken: het niveau van liefde en trouw. Liefde gaat verder en is vele malen dieper dan verliefdheid, lust en verlangen. Voor ons was en is onze belofte aan elkaar een dragende kracht in onze relatie. We hebben elkaar liefde en trouw beloofd in goede en in slechte tijden. We vonden het spijtig dat de slechte tijden zich direct na ons trouwen aandienden, maar dat deed niets af aan de waarde van onze belofte aan elkaar. Soms hield trouw mij op de been, soms de liefde, meestal beide. Door het samen worstelen in die donkere en zware tijden, is onze liefde gegroeid en van een ongekende levenskracht geworden. De basis lag in volhardende trouw en liefdevol vertrouwen. De liefde is de dragende grond gebleken. Liefde zoekt zichzelf niet, liefde opent het hart voor de ander, en liefde kan zelfs verwijzen naar de liefde van de Ander. Het ontdekken van de liefde (een weg van volharding en trouw) maakte dat ik afspraken kon maken die niet langer van mijn eigen verlangens uitgingen, maar gericht waren op de behoeften van Esther. Hetzelfde gold voor Esther, waardoor we door de liefde beide de ander zochten en niet onszelf.

In onze weg van herstel is het wezenlijk gebleken dat we onze pijn naar elkaar hebben uitgesproken. Onze verlangens, onze kwetsbaarheid en onze pijn (x). We hebben gezocht hoe we elkaar recht konden doen, vooral op dat spannende en gevoelige vlak van intimiteit. Omdat seksualiteit zo beschadigend uitwerkte en pijnlijk was, besloten we af te zien van seks. Niet als een voorlopige afspraak, maar als een definitief gegeven. We hadden immers al eerder voorlopige afspraken gemaakt, maar dat betekende dat elke vorm van intimiteit al een schaduw naar voren wierp, naar de dag dat we weer seks zouden hebben. We spraken af dat een arm op de schouder gewoon een arm op de schouder is. Mijn hoofd op de borst van mijn geliefde is geen uitnodiging tot seks, maar een gebaar van troost. Het was een harde en duidelijke grens die we getrokken hebben om ruimte te maken voor helende intimiteit zonder dreiging. Het bleek de enige weg te zijn om Esther te helpen mij los te weken van het beeld van de daders.

Door deze ruimte ontstond er de mogelijkheid lichamelijkheid zonder enige vorm van dwang of angst te ervaren en om te leren liefde te ervaren als gekend en erkend worden in wie je bent, zonder enige vorm van overweldiging . Dit raakt , tot aan de existentiële levensvragen, als de vraag: mag ik er zijn? Heeft God mij gewild? Tegelijkertijd bleven we open tegen elkaar over onze verlangens. Ook mensen die misbruikt zijn, willen graag mooi gevonden worden, geliefd en gekend zijn. Hoewel het aanhoren van mijn verlangen ook spannend en ingewikkeld was, was het ook goed en helend om elkaar als partners te blijven zien.  Het bijzondere was dat na verloop van tijd er ruimte kwam om opnieuw over seksualiteit in gesprek te gaan. Nu we vanuit een heilzame intimiteit elkaar opnieuw hebben leren ontdekken, is seksualiteit niet langer bedreigend. Er is het vertrouwen in elkaar dat we zeggen als het niet goed en fijn is, en dat de ander dan ook stopt. Vanuit dat vertrouwen en die intimiteit kunnen we seksualiteit beleven zoals het bedoeld is: elkaar leren kennen tot in het diepst van onze ziel.

Bouwstenen
Bouwsteen 1: inzicht in (de gevolgen van) seksueel misbruik

Het bovenstaande verhaal maakt duidelijk dat seksueel misbruik op verschillende manieren doorwerkt in het dagelijks leven. Van die doorwerking kan ook sprake zijn als de herinneringen aan het seksueel misbruik niet of nauwelijks aanwezig lijken. Een deel van de relationele problemen is terug te voeren op  onwetendheid over hoe de traumatische ervaringen doorwerken in het dagelijkse leven. Een van de eerste bouwstenen om uit de impasses van de gevolgen van trauma te komen, is dan ook het onderzoeken en het leren herkennen van de gevolgen van trauma, juist binnen een intieme relatie.

Er is sprake van een traumatische ervaring wanneer het fundamentele gevoel van veiligheid en het vermogen tot vertrouwen worden aangetast. De mate van traumatisering hangt af van de ernst van het seksueel misbruik, de leeftijd waarop het misbruik plaats vond, de relatie met de dader(s) en de draagkracht van het slachtoffer. Een veel voorkomend gevolg van seksueel misbruik is een posttraumatische stressstoornis. De kenmerkende symptomen van een posttraumatische stressstoornis zijn het herbeleven van het trauma, het vermijden van prikkels die bij het trauma horen of afstompen van de reactiviteit en verhoogde  prikkelbaarheid.(xi)

De psychische verwonding leidt tot desintegratie: het seksueel misbruik zelf of de emoties die daar bij horen zijn niet geïntegreerd in de geschiedenis van de overlevende van het misbruik. Door de dissociatie (xii) heeft de overlevende niet of maar beperkt toegang tot de herinneringen aan het misbruik en de daarbij behorende emoties. In de bedreigende context van het misbruik is dit een creatieve en adequate overlevingsstrategie. Wanneer het slachtoffer zich bevrijd heeft uit de situatie van misbruik en het leven min of meer genormaliseerd is, kan het dissociëren juist averechts werken, omdat dissociatie veelal gericht is op verdediging tegen (vermeend) gevaar, en dan contraproductief werkt in een situatie waar het oorspronkelijke gevaar verdwenen is. De seksuele traumatisering raakt immers het zelfbeeld van het slachtoffer (ben ik de moeite waard?), het beeld van de ander (kan ik anderen wel vertrouwen?), het wereldbeeld (is het wel veilig?) en in een religieuze context ook het Gods beeld (heb ik een plaats in deze werkelijkheid en in Gods  werkelijkheid?). Met andere woorden: de kernnoties van het mens-zijn (Janoff-Bulman) worden door het misbruik beschadigd.

De kloof tussen de binnenwereld en het (schijnbaar normaal) functioneren leidt onherroepelijk tot spanning, stress en energieverlies. Ook al probeert iemand gewoon door te leven, het zelfbeeld is beschadigd en gebutst. Wanneer het misbruik in de kindertijd heeft plaatsgevonden, is het zelfbeeld niet tot wasdom gekomen. Eigenwaarde en zelfvertrouwen konden niet groeien. Dit vaak rudimentaire zelfbeeld beïnvloedt in sterke mate het handelen op latere leeftijd, zij het op een onbewust niveau. De overlevende van het misbruik zoekt naar erkenning, eigenwaarde, veiligheid en geborgenheid. Omdat het echter om een innerlijk
tekort gaat, zal het zoeken in activiteiten en contacten niet tot het gewenste resultaat leiden. Het is nodig om het verleden onder ogen te zien om de verschillende episoden te kunnen integreren.

Door de seksuele traumatisering beschadigt niet alleen het zelfbeeld, maar ook het vermogen om de ander te kunnen vertrouwen.(xiii) Het opgroeien in een fundamenteel onveilige omgeving brengt een kind in een onmogelijke positie. Het is voor een kind niet te bevatten dat een volwassene van wie het afhankelijk is, niet te vertrouwen is. Kinderen zijn uitermate loyaal. Op zich is loyaliteit een gezonde kwaliteit die samenleven mogelijk maakt. In de setting van misbruik leidt deze loyaliteit tot een verwrongen zelfbeeld. Het kind moet wel vasthouden aan de gedachte dat de ander goed is. Er blijft dan geen andere mogelijkheid over om zichzelf de schuld te geven van het misbruik. Het zichzelf de schuld geven is ook een mechanisme om op de een of andere manier grip te blijven houden op het eigen levensverhaal. ‘Als het mijn eigen schuld is, dan kan ik misschien in een volgende situatie me anders gedragen zodat het niet meer gebeurt’. Als een slachtoffer zelf schuldig zou zijn aan het misbruik, hoeft zij/hij de onmacht niet onder ogen te zien en toe te laten.

In de partnerrelatie werken dit gebutste zelfbeeld en het wantrouwen naar de ander krachtig door. Naar buiten toe zal de overlevende misschien vasthouden aan het beeld dat de ander te vertrouwen is. Rationeel zal zij/hij dit ook beamen, maar van binnen leven andere emoties: angst vanwege de fundamentele onveiligheid, schaamte vanwege de schuldgevoelens, wantrouwen door de beschadigingen door het misbruik. Triggers kunnen deze binnenwereld ineens present brengen, zonder dat de overlevende weet waarom zij/hij met zo’n heftigheid of juist met passiviteit reageert. Ook de partner van de geweldsgetroffene kan een zekere mate van traumatisering ervaren. De partner kan te maken krijgen met verhevigde emoties, angstig en onrustig worden en schrikreacties. Ook kan het vertrouwde wereldbeeld of de levensovertuiging door de confrontatie met het geweldsverhaal en de gevolgen voor de geweldsgetroffene op losse schroeven komen te staan (Smith, Kleijn,Trijsburg, & Hutschemaekers, 2007, p.203-217).

Seksueel misbruik kan dus ingrijpende gevolgen hebben voor het zelfbeeld, het beeld van de ander en het wereldbeeld. De impact in intieme relaties ligt voor de hand: een laag zelfbeeld brengt onzekerheid en spanning met zich mee. Het onvermogen de ander te kunnen vertrouwen veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en angst. Bijkomend is, dat seksueel misbruik ook lichaamsherinneringen veroorzaakt, zodat in intiem lichamelijk contact soms vrijwel meteen herinneringen aan traumatisering getriggerd kunnen worden. Het is niet altijd eenvoudig om te differentiëren tussen het intieme contact in het hier en nu en de geleden schade uit het verleden. Wanneer de oorzaak gezocht wordt in de ander en in de relatie, ontstaat er een haast onontwarbare kluwen van emoties waardoor partners
elkaar (onbewust) kunnen beschadigen. Inzicht in de onderliggende traumatisering kan helpen om begrip en ruimte te vinden om de weg van herstel in te slaan.

Bouwsteen 2: het herstel van veiligheid
Inzicht in de gevolgen van het seksueel misbruik laat dus zien dat een overlevende van seksueel misbruik in een wereld leeft die fundamenteel onveilig is. De onveiligheid in haar/zijn leven heeft betrekking op verschillende dimensies van mens-zijn. In de eerste plaats is de lichamelijke integriteit en veiligheid aangetast door het geweld. Het slachtoffer is door het geweld de controle over haar / zijn lichaam kwijt. De onmacht die tijdens het misbruik wordt ervaren, blijft het slachtoffer achtervolgen,ook wanneer de misbruikende relaties beëindigd zijn. Door de ervaren onmacht en door het verlies van controle over de eigen  lichamelijke integriteit, ontstaat een blijvend gevoel van angst dat voortkomt uit het gevoel van onveiligheid en vaak ook de (lichamelijke) herinnering aan geweld.

In de tweede plaats heeft een slachtoffer het vertrouwen in de medemens verloren. In het overgrote deel van de gevallen is de dader een bekende van het slachtoffer, iemand die door (de ouders/verzorgers van) het slachtoffer wordt vertrouwd. De gevolgen van dit verraden vertrouwen kunnen ernstig zijn. Ook kan het zijn dat het slachtoffer nooit de kans heeft gehad om vertrouwen te krijgen in anderen, omdat zij/hij al vroeg in de kindertijd te maken heeft gehad met seksueel geweld. De onmogelijkheid om anderen te vertrouwen en zich te veilig te hechten aan een (nabije) ander levert een voortdurende dreiging op. Angst is de emotie die hoort bij het gevoel van onveiligheid.

Het herstellen van veiligheid binnen een partnerrelatie is dan ook uitermate belangrijk, zelfs al heeft de partner op geen enkele wijze deel gehad aan de oorzaken van de innerlijke onveiligheid van de overlevende. Door de dissociaties en de triggers kunnen goed bedoelde (en in andere omstandigheden gezonde en heilzame) handelingen leiden tot angst, waardoor de onveiligheid opnieuw bevestigd wordt. De onveiligheid ten gevolge van het seksueel misbruik is aanwezig, en zal dus een thema moeten worden in de relatie. Het gevoel van onveiligheid heeft ook te maken met het verlies van autonomie bij de overlevende van het misbruik.

Tijdens de traumatische gebeurtenissen  beleefde het slachtoffer een gevoel van totale machteloosheid. Deze ervaring van onmacht kan in het verdere leven van het slachtoffer een beklemmende en belemmerende werking hebben. Herstel van veiligheid vraagt in de eerste plaats om het stellen van heldere grenzen en in de tweede plaats om ruimte om de autonomie te hervinden. Onveiligheid ontstaat wanneer er verborgen agenda’s zijn. Waarom doet iemand aardig? Welke  tegenprestatie wordt er straks verwacht? Deze vragen komen het scherpst aan het licht in de intimiteit van de partnerrelatie. Het vertrouwen en de hechting staan dus juist onder druk in een relatie die veilig lijkt te zijn. Het bespreekbaar maken van verlangens en pijn en het mogen stellen van grenzen is dan ook van
wezenlijk belang.

Hier is overigens ook een rol voor de (trauma-) hulpverlening weggelegd. Juist in de confrontatie met de trauma-therapeut, kan de patiënt alle bedreigende gehechtheidsrelaties spiegelen en zo ontdekken hoe de relaties met de daders hebben geleid tot de verwonding, zowel lichamelijk, als ook psychisch emotioneel en zelfs existentieel. Onze ervaring is, dat een traumagerichte therapie op een behulpzame manier kan doorwerken in de partnerrelatie. Het differentiëren
tussen de angsten en andere gevoelens richting de daders en de relatie met mensen die wel te vertrouwen zijn, is wezenlijk om opnieuw of voor het eerst te leren wat veilige hechting is. Dit is overigens een zeer hachelijke onderneming voor een getraumatiseerde partner, die heel veel geduld, oefening en vooral ook steun van de partner verlangt.

Juist in het steunen van de getraumatiseerde partner tijdens haar/zijn zoektocht naar integratie vanuit (ernstige) traumatisering kan veel verbondenheid
opleveren voor de relatie als partners onderling. Let wel, het is van groot belang dat een partner niet op de stoel van de therapeut gaat zitten, en diens werk nog eens thuis overdoet. Dat zou opnieuw een onbalans geven in de partnerrelatie en onnodig pijn opleveren voor uiteindelijk beide partners. Ruimte om de autonomie te hervinden vraagt om veiligheid. Het gaat om het zoeken naar het evenwicht tussen macht en onmacht.

Het misbruik plaatste het slachtoffer in een positie van afhankelijkheid en machteloosheid. Zonder ruimte om autonomie te hervinden, worden overlevenden in hun passiviteit gestimuleerd en bevestigd in hun slachtofferrol. Het houden aan de afspraken biedt de ruimte om de alertheid en angst los te leren laten. De ‘gezonde’ partner verstoort het herstel wanneer onuitgesproken verwachtingen leiden tot grensoverschrijdingen. Als de getraumatiseerde partner vraagt om een arm om haar/hem heen, is dit geen uitnodiging om over te gaan tot seksuele handelingen. Wanneer dit wel gebeurt, wordt de onveiligheid bevestigd en kan de overlevende zich opnieuw getraumatiseerd voelen. Als seksualiteit telkens in verband gebracht wordt of getriggerd wordt naar negatieve seksuele ervaringen, en als intiem contact steevast de verwachting van seks oproept, dan kan het noodzakelijk zijn om samen af te zien van seks. En dat niet voor even, maar in principe voor altijd. Dit brengt rouw met zich mee.

In dit stadium is het van belang dat de ‘gezonde’ partner het tempo van de overlevende volgt en dat de afgesproken grenzen heilig zijn. Geen van beiden mag een afspraak eenzijdig opzeggen en daardoor schenden.

Bouwsteen 3: het herstel van verbondenheid

Het afspreken en handhaven van grenzen opent de ruimte om angst los te leren laten en om de ander weer te leren vertrouwen. Tegelijkertijd kan dit spreken over grenzen ook weerstand oproepen. Misschien is dit passend in een professionele relatie, maar geldt dit ook voor een romantische relatie? Is het nu juist niet het eigene van een romantische relatie dat de partners zich laten leiden door verlangen en verliefdheid? Om de partnerrelatie niet te laten verzanden in zakelijke afspraken en afstandelijkheid, is het van belang om ook werk te maken van het herstel van verbondenheid. De relatie kan onder druk komen te staan, doordat lichamelijk contact en intimiteit al als bedreigend en pijnlijk worden ervaren. De overlevende van het misbruik kan door een trigger (bijvoorbeeld doordat het lichaam ook reageert op een manier die paste bij het misbruik in het verleden) weer in het verleden terecht komen, waardoor de partner niet langer gezien wordt als de liefdevolle ander, maar als de dader.

Doordat verleden en heden zo door elkaar heen kunnen lopen, zullen partners huiverig zijn om nabijheid te vragen en om nabijheid te geven. Juist op intieme momenten, wanneer verlangens worden gedeeld en wanneer de een haar/zijn kwetsbaarheid aan de ander toont, kan men diep gekwetst en beschadigd raken. Het inbouwen van afstand in de relatie en het niet langer uitspreken van verlangens lijken logische overlevingsmechanismen in de relatie. Het risico is dan echter dat partners uit elkaar groeien. De nadruk op het stellen van grenzen zal gepaard dienen te gaan met het blijven zoeken van het gesprek. Wezenlijk voor een relatie is immers het zoeken van verbondenheid, geborgenheid en bevestiging. Het betekent dat partners ook tegen elkaar hun verlangens en angsten blijven durven uitspreken. Herstel van verbondenheid betekent de in haar/zijn eigenheid opnieuw leren kennen en waarderen.

Bouwsteen 4: het herwaarderen van intimiteit en seksualiteit

Als bouwstenen op weg naar herstel zijn inzicht in de gevolgen van het trauma, het mogen stellen van grenzen en het blijven zoeken naar verbondenheid genoemd. Tot slot willen we hier als laatste bouwsteen het herwaarderen van intimiteit en seksualiteit benoemen. De seksualiteit is in de tijd
van het misbruik gebruikt om het slachtoffer diep te verwonden en volledig te overheersen. De intimiteit was vaak verwarrend en bedreigend en werd soms als opstapje gebruikt naar beschadigende seksualiteit. (een kindje verlangt bijvoorbeeld naar die knuffel van papa vlak voor het slapen gaan, en neemt dan ‘de rest’ er maar bij, omdat het zo intens eenzaam is en is, klein als het is, toch ook absoluut niet in staat ‘de rest’ op wat voor manier dan ook tegen te gaan). In de tijd na het misbruik zijn het vaak de intimiteit en seksualiteit die raken aan de niet geheelde wond uit het verleden, die leiden tot een pijnlijke kwetsbaarheid en het verleden
zomaar weer present kunnen stellen. Intimiteit en seksualiteit zijn verbonden met angst, dreiging en pijn.

Tegelijkertijd zijn intimiteit en seksualiteit juist bij uitstek integrerende elementen in een relatie. Wanneer twee geliefden bij elkaar tot rust komen en eenheid ervaren heeft dit een helende en integrerende doorwerking. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat er naast de intimiteit die wel samen beleefd kan worden, ooit nog ruimte voor seksualiteit zal zijn. Echter, in een liefdesrelatie – hoe verwarrend die ook kan zijn – blijven de verlangens naar lichamelijkheid, naar troost en geborgenheid. Het is in zichzelf helend om taal te hebben en te geven aan de gevoelens over intimiteit en seksualiteit (nogmaals, los van het feit dat het misschien nooit meer tot seks tussen beide partners komt). Door zo goed te begrenzen en elkaar daarin volkomen te respecteren, komt opnieuw ruimte voor
veilige hechting en de mogelijkheid om te oefenen met intimiteit.

Mocht er een veilige hechting tot stand komen en een veilige intimiteit op gang gebracht worden, dan kan volledig volgens het tempo van de getroffene een herstel van een seksuele relatie bereikt worden. Onze ervaring is, dat dit geen doel moet zijn, maar dat het een positief gevolg is geweest van voorgaande stappen. Bij dissociatie ten gevolge van trauma leeft een getroffene vaak meer in het (gestolde) verleden, dan in het meestal veiliger heden. Het heden wordt derhalve ervaren als even onveilig als het verleden dat voor de getroffene op dat moment meer echt is. In een partnerrelatie is het wezenlijk dat de getroffene leert, dat het heden meer echt is, veiliger is, en weliswaar verbonden is met het verleden door de levensgeschiedenis, maar niet rechtstreeks verbonden is, door eenzelfde dreiging als ervaren is ten tijde van het trauma.

Door dit te ervaren en meer aanwezig te zijn in het hier en nu (mogelijk met oefeningen van mindfulness) kan in een sfeer van samen ervaren hier – en – nu – intimiteit ook een herstel plaatsvinden en integratie van seksualiteit. Tenslotte kan positief en veilig ervaren intimiteit en seksualiteit zelfs een helende kracht vormen voor zowel de getroffen als niet getroffen partner. Allereerst komt er ruimte voor diep ervaren van gekend zijn en geliefd zijn, iets dat een getroffene ten tijde van het trauma moest ontberen. Ten tweede kunnen ervaringen van erkend en gekend zijn geplaatst worden naast de ervaringen van eenzaamheid en intens lijden en zo helpen om de eenzaamheid en intens lijden meer te plaatsen in het narratieve verleden. Ten derde kan de getroffene ten diepste leren wat het betekent dat de trauma’s achter hem of haar liggen en in het hier en nu niet meer actueel zijn, en draagt dat bij aan een integratie van de persoonlijkheid van het slachtoffer. Tenslotte zal het herstel op verschillende niveaus ook doorwerken naar waar we in het begin over spraken, herstel van zelfbeeld, beeld van de ander, wereldbeeld en tenslotte zelfs het godsbeeld.
Noten
i. Er is discussie over de vraag of herinneringen echt verdrongen kunnen zijn. In hun artikelen over dissociatie leggen dr. O. van der Hart en dr. E. Nijenhuis uit hoe dit mechanisme werkt. Een van de bekendste vertegenwoordigers van het tegendeel is dr. E. Loftus. Een opmerkelijk verhaal over het terugvinden van herinneringen is het verhaal van terrorismedeskundige Jessica Stern in het televisieprogramma ‘Gesprek op 2’ van de VPRO, verkregen van http://programma.vpro.nl/gesprekop2/afleveringen/2012/aflevering-1-jessica-stern.html

ii. Zie o.a. D. Eimers (2012) Het lichaam onthoudt alles in Tijdschrift Kindermishandeling

iii. “Op goede grond” p.49: (slachtoffers van seksueel geweld ontwikkelen stoornissen) “Onder ontwikkelingsstoornissen vallen onder meer leer-, gedrags-, en hechtingsstoornissen. Uit de literatuur blijkt dat slachtoffers concentratie- en gedragsproblemen – waaronder inadequaat seksueel gedrag – kunnen vertonen en
hechtingsproblematiek ontwikkelen.

iv Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering, p. 73: Traumatische herinneringen worden automatisch gereactiveerd door specifieke stimuli; deze stimuli noemt met triggers, reactiverende stimuli of  geconditioneerde stimuli. Zij hebben betrekking op (1) diverse zintuiglijke ervaringen, (2) tijdgerelateerde stimuli (zoals reacties naar aanleiding van een verjaardag of gedenkdag), (3) gebeurtenissen in het dagelijks leven, (4) gebeurtenissen tijdens therapiesessies, (5) emoties, (6) fysiologische omstandigheden
(bijvoorbeeld hyperarousal), (7) stimuli die de herinnering aan de intimidatie door een dader oproepen en (8) huidige traumatisering.

v. Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering,
p. 121: In de literatuur over DIS worden verschillende soorten dissociatieve delen van de persoonlijkheid (die elkaar niet noodzakelijkerwijze hoeven uit te sluiten) beschreven. Het gaat onder meer om delen die fungeren als: (1) host (gastvrouw/gastheer), (2) kinddelen, (3) beschermers en helpers, (4) interne zelfhelpers, (5) daderimiterende delen (vervolgerdelen of persecutors) – delen die op introjecties van de daders berusten, (6) suïcidale delen, (7) delen
met een andere sekse, (8) promiscue delen, (9) regelende en obsessief-compulsieve delen, (10) delen die afhankelijk zijn van alcohol en/of drugs, (11) autistische en gehandicapte delen, (12) delen met bijzondere talenten of vaardigheden, (13) delen die ongevoelig zijn voor pijn of amper lichamelijke gewaarwordingen hebben, (14) na-apende en bedriegende delen, (15) demonen en geesten, (16) dieren en objecten zoals bomen en (17) delen van een ander ras.

vi. Vermijding: “Freud’s Verleidingstheorie”, Albach (1993), p. 182: Het hardnekkig vermijden van prikkels die bij het trauma hoorden of afstomping van de algemene reactiviteit (niet aanwezig voor het trauma), zoals blijkt uit ten minste drie van de volgende verschijnselen: 1. Pogingen om gedachten en gevoelens, horend bij het trauma te vermijden. 2. Pogingen activiteiten of situaties die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden.

vii. Overdracht in therapie: Van der Hart, O., Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010). Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering, p. 355: De therapeut moet zich er terdege van bewust zijn dat patiënten veelal niet alleen bij de therapeut en andere mensen die belangrijk voor hen zijn traumatische gehechtheidspatronen re-ensceneren, maar ook intern tussen dissociatieve delen.

viii. Verwarring rond seksualiteit: “Freud’s Verleidingstheorie”, Albach (1993), p. 194: De incestslachtoffers uit dit onderzoek bleken vermijdingsgedrag te vertonen ten aanzien van aanraking/seksualiteit en van mannen.

ix. Lanius, R.A., Vermetten, E., & Pain, C. (2010). The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The Hidden Epidemic. Cambridge: University
Press. p. 69: Adult survivors of early childhood traumatic victimization are at risk for PTSD, and for heightened anxiety, depression and suicidality, addiction, personality disorders, antisocial and violent behaviors, serious mental illness, and sexual disorders.

x. Herman, J.L. (1993). Trauma en herstel: De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek, p. 267: De behandeling van posttraumatische seksuele stoornissen is altijd gebaseerd op het vergroten van de zeggenschap van de overlevende over elk aspect van haar seksuele leven.

xi. Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum, p. 270 voetnoot 22: Deze kenmerken worden nader gespecificeerd aan de hand van uitgewerkte symptomen. Wanneer een betrokkene enkele van deze symptomen herkent, is er sprake van een posttraumatisch stresssyndroom. Interessant zijn de symptomen die kunnen wijzen op vermijden: 1) Pogingen om gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden. 2) Pogingen om activiteiten, plaatsen of mensen die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden. 3) Onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren. 4) Duidelijk verminderde belangstelling voor of deelneming aan belangrijke activiteiten. 5) Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen. 6) Beperkt uiten van affect. 7) Het gevoel een beperkte toekomst te hebben. De volgende symptomen wijzen op verhoogde prikkelbaarheid: 1) Moeite met inslapen of doorslapen. 2) Prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen. 3) Moeite met concentreren. 4) Overmatige waakzaamheid. 5) Overdreven schrikreacties

xii. Ellert R. S. Nijenhuis PhD & Onno van der Hart PhD (2011): Dissociation in Trauma: A New Definition and Comparison with Previous Formulations,
Journal of Trauma & Dissociation, 12:4, 416- 445: Dissociation in trauma entails a division of an individual’s personality, that is, of the dynamic, biopsychosocial system as a whole that determines his or her characteristic mental and behavioural actions.

xiii Boon, S., Steele, K., & Van der Hart, O.: Omgaan  met Traumagerelateerde Dissociatie, Vaardigheidstraining voor patiënten en hun therapeuten, Amsterdam: Pearson. P. 369: mensen met een dissociatieve stoornis verwachten doorgaans dat ze afgewezen, gekwetst, misbruikt, verraden of in de steek gelaten zullen worden. Dat maakt het ontzettend moeilijk voor hen om anderen te vertrouwen. Ze kunnen een fobie voor gehechtheid ontwikkelen: een intense angst om zowel in emotioneel als fysiek opzicht dicht bij iemand anders te komen.

Literatuur
Albach, F. (1993). Freud’s Verleidingstheorie, Incest,Trauma, Hysterie. Middelburg: St. Petra.

Boon, S., Steele, K., & Van der Hart, O. (2012). Omgaan met traumaterelateerde dissociatie, Vaardigheidstraining voor patiënten en hun therapeuten.
Amsterdam: Pearson.

Herman, J.L. (1993). Trauma en herstel: De gevolgen van geweld – van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek.

Lanius, R.A., Vermetten, E., & Pain, C. (2010).The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The Hidden Epidemic. Cambridge: Univerity Press.

Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2014). Op Goede Grond. De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen.

Nijenhuis, E.R.S. (2004). Somatoform Dissociation, Phenomena, Measurement, and Theoretical Issues. New York: Norton.
Nijenhuis, E.R.S., & Van der Hart, O. (2011). Dissociation in Trauma: A New Definition and Comparison with Previous Formulations, Journal of Trauma & Dissociation, 12, 416- 445.

Smith, A.J.M., Kleijn, W. Chr. , Trijsburg, R. W., & Hutschemaekers, G. J.M. (2007), How Therapists cope with clients’ traumatic experiences, In Torture, Volume 17, p. 203-217.

Van der Hart, O. (red.). (1995). Trauma, dissociatie en hypnose: Handboek. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Van der Hart, O.: Nijenhuis, E.R.S., & Steele, K. (2010): Het Belaagde Zelf: Structurele dissociatie en de behandeling van chronische traumatisering. Amsterdam: Boom.

Veerman, A.L. (2005). Ontredderd: Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd. Zoetermeer: Boekencentrum.

Van ‘huiselijk geweld’ naar ‘veilig thuis’

2 feb

Afgelopen donderdag (29 januari 2015) werkte ik mee aan een symposium over huiselijk en seksueel geweld in kerkelijke context. Het symposium was georganiseerd door het Maatschappelijk Activeringswerk van de PKN in samenwerking met Veilig Thuis. Veilig Thuis is het nieuwe samenwerkingsverband van Steunpunt Huiselijk Geweld en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. In het Steunpunt Huiselijk Geweld waren in een eerder stadium al meerdere organisaties samengegaan die zich sterk maakten voor de strijd tegen de verschillende vormen van geweld.

door Esther Veerman

door Esther Veerman

Ruimte voor ernstige vormen van misbruik?

Wat ik persoonlijk intrigerend vind, is dat de problematiek van geweld niet meer wordt benoemd in de naamgeving van organisaties of symposia, maar het doel dat wordt nagestreefd: ‘Veilig thuis’, ‘veilige kerk’, ‘veilig jeugdwerk’.  Op zich is hier natuurlijk niets mis mee. Waar ik me wel zorgen om maak, is dat door deze naamswijzigingen het steeds lastiger wordt om aandacht te vragen voor de ernstige vormen van geweld.

Het Steunpunt Huiselijk Geweld stond voor de moeilijke taak om drie verschillende vormen van geweld onder de aandacht te brengen: psychisch, fysiek en seksueel geweld. Alle drie specifieke vormen van geweld die ernstige gevolgen kunnen hebben. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat het tegengaan van seksueel geweld om een andere aanpak vraagt dan het tegengaan van psychisch en fysiek geweld. Een gevolg van het containerbegrip ‘huiselijk geweld’ was dat er minder aandacht leek te zijn voor seksueel geweld. In voorlichting waar ik samen mocht werken met het Steunpunt Huiselijk Geweld, merkte ik dat het Steunpunt het zwaartepunt legde bij ‘de klap’. Niet alleen leek er meer aandacht uit te gaan naar ‘mildere’ vormen van geweld, ook werd het principe van meervoudige partijdigheid gehanteerd.

Samen verder

Een belangrijke ontwikkeling bij de aanpak van huiselijk geweld is dat niet de veroordeling en de schuldvraag de boventoon voert, maar de vraag hoe het zover is gekomen dat er sprake is van huiselijk geweld. Veel plegers van huiselijk geweld geven aan dat zij uit machteloosheid hebben gehandeld. Deze gezinnen zijn gebaat bij een meer neutrale benadering: het geweld is afkeurenswaardig, maar de leidende hulpvraag is: hoe kunnen het gezin met elkaar weer verder. Hoe kan het thuis voor iedereen weer veilig worden?

Risico’s

Deze benadering brengt echter ook risico’s met zich mee. Onderzoeken hebben aangetoond dat 1 op de 7 vrouwen en 1 op de 10 mannen, als kind te maken hebben gehad met een vorm van seksueel misbruik. In de campagne moet ‘Veilig thuis’ de aandacht verdelen over ouderenmishandeling (waaronder financiële uitbuiting), partnergeweld, geweld door ‘opvoedonmacht (schelden en slaan) en seksueel misbruik. Opvoedonmacht vraagt om een andere benadering dan incest. Bij de laatste vorm van huiselijk geweld zal veel nadrukkelijker over onrecht worden gesproken. Bij de eerste vorm van geweld zal meer ruimte zijn voor begrip. Wanneer de focus van Veilig thuis komt te liggen bij het incidentele geweld en ‘mildere’ vormen van geweld, zal het lastiger worden om aandacht te vragen voor seksueel misbruik. Is er nog ruimte voor een morele stellingname?

Een tweede risico is dat de processen van dader en slachtoffer niet gelijktijdig zullen verlopen, terwijl wel wordt ingezet op het gesprek met hen beiden. Wanneer een dader tot inzicht komt (of wanneer een dader m/v door  -gedeeltelijk- schuld te erkennen hoopt om de episode snel achter zich te kunnen laten) zal het kwartje snel vallen en zal de dader open staan voor veranderingen. Vaak is de dader ook toegankelijker in de gesprekken: h/zij wil immers verder, is schuldbewust en zoekt naar verontschuldigingen. Slachtoffers hebben vaak tijd nodig om te beseffen wat de gevolgen zijn van het geweld en kunnen pas echt met hun verhaal naar buiten komen wanneer ze zich veilig voelen. Dit proces kost tijd, en maakt dat slachtoffers niet altijd ‘gemakkelijke’ gesprekspartners zijn: ze zoeken bevestiging, erkenning en veiligheid.

 

Aandacht blijven vragen voor morele stellingname

De ontwikkelingen rond huiselijk geweld hebben positieve kanten in zich. Veel stellen en gezinnen zijn gebaat bij een nuchtere en open houding ten opzichte van de misstanden in het gezin. Door die opstelling kunnen ze het geweld onder ogen zien en lukt het hen vaak om te veranderen. Het lijkt er op dat de behoefte om met allen in gesprek te raken soms belangrijker gevonden wordt dan een heldere stellingname. Zo sprak een hulpverlener over ‘degene de klap geeft, en degene die de klap ontvangt’.  Ontvangen is een actieve handeling. Door zo te spreken over geweld kan het voor slachtoffers lastiger worden om met hun verhaal naar buiten te komen. Is het dan toch mijn schuld?

 

Enkele opmerkingen bij de PKN-brochure ‘Wij en ons lichaam’

22 jan

Op de synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland van 15 november 2014 is de brochure ‘Wij en ons lichaam’ besproken. Het is waardevol dat de synode met regelmaat thema’s op de agenda zet die gaan over geloof en leven. De synode levert zo een belangwekkende stimulans voor het geloofsgesprek in de plaatselijke gemeenten. Ik ben verheugd dat de synode ook het thema ‘lichamelijkheid’ onder de aandacht brengt. Spreken over het lichaam kan raken aan het kostbare en het kwetsbare van ons mens-zijn. Het is nodig om handreikingen te krijgen om een weg te zoeken tussen het verheerlijken van lichaam enerzijds en het ontkennen van het het lichaam anderzijds. Afgaande op de verslagen van de synodebijeenkomst leverde de brochure een levendige discussie op, die resulteerde in de opdracht om de brochure te herschrijven. De kritiek van de synodeleden spitste zich toe op de toon van de brochure die als te negatief werd ervaren, op de inhoud soms te weinig concreet zou zijn en op het missen van thema’s als orgaandonatie, obesitas en homoseksualiteit.

David

Kanttekeningen

Nu de brochure toch wordt herschreven, zou ik ook graag nog enkele kanttekeningen willen maken. De brochure richt zich op drie thema’s rond het lichaam: seksualiteit, gezondheid en schoonheid. Wat ik zelf erg mis in deze brochure is aandacht voor de soms vernietigende uitwerking van seksueel misbruik op het kunnen ervaren van het eigen lichaam, intimiteit en schoonheid. In de brochure wordt dit wel aangestipt, maar niet uitgewerkt: “Naast de ‘verering van het lichaam’ staan de grensoverschrijdende ervaringen van seksueel misbruik die leiden tot onmacht, pijn en lijden in seksuele relaties. Het lichaam spreekt een eigen taal en liegt niet. Beschadigende ervaringen maken seksualiteit beladen. Het lijf gaat ‘op slot’.” (pagina 6). En: “Seksualiteit is instrument van macht, geweld, list en bedrog. Dat is van alle eeuwen. Laten we het niet mooier maken dan het is.” (pagina 9).

Meer aandacht voor de gevolgen van misbruik

Deze citaten maken duidelijk dat het thema van seksueel misbruik meer aandacht nodig heeft om te kunnen spreken over de positieve beleving van lichamelijkheid. Uit de verschillende onderzoeken naar seksueel misbruik komt vrijwel altijd een hoog percentage naar voren. Gesteld kan worden dat 10% van de mannen en 30% van de vrouwen te maken heeft gehad met een vorm van seksueel misbruik. Het betekent dat een groot deel van de Nederlandse bevolking en van onze gemeenteleden moeite heeft (gehad) met lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit.

Overrompelende schoonheid

Het is van belang om dit mee te wegen in het spreken en schrijven over het lichaam. Temeer daar in de brochure over schoonheid wordt gesproken en als voorbeeld van ‘overrompeld worden door schoonheid’ verwezen wordt naar het verhaal van David en Batseba. Dit verhaal is echter bij uitstek te lezen als een verhaal van ongewenste grensoverschrijdingen.

In de steek gelaten door het lichaam

Slachtoffers van geweld voelen zich vaak in de steek gelaten door hun eigen lichaam, of zijn hun verbondenheid met het lichaam verloren. Een zwevend bestaan, omdat het lichaam door het misbruik is onteigend. Slachtoffers van geweld hebben veel meer lichamelijke klachten. Slachtoffers van geweld worstelen vaak met eigenwaarde waardoor termen als schoonheid en lichaam bij voorbaat al belast zijn.

Het is goed en uitermate belangrijk om in de kerk te spreken over lichamelijkheid, seksualiteit en schoonheid. Laten we echter ook aandacht besteden aan seksueel misbruik zodat ook degenen die worstelen met de gevolgen van geweld zich gekend mogen weten en de ruimte krijgen om hun verhaal te vertellen en op adem te komen.

Serious Request – belangrijke bewustwording

21 dec

Het is elk jaar opnieuw indrukwekkend hoeveel mensen in beweging komen voor Serious Request van 3FM. Deze actie verenigt mensen en brengt verbondenheid. Op veel adressen waar ik kom, staat de TV of de radio aan en komen nummers en verhalen de huiskamers binnen. Dit jaar roept Serious Request op om in actie te komen voor meisjes en vrouwen die slachtoffer worden van seksueel geweld in oorlogen en conflicten. “Hands off our girls”.  Het is van groot belang om hier aandacht voor te vragen, omdat elk onderzoek in welke context dan ook steeds weer laat zien dat seksueel geweld een grootschalig probleem is. Bewustwording is noodzakelijk om deze verschrikkelijke misstanden te kunnen bestrijden.

Hands-off-our-Girls

Ernstige gevolgen

De reportages die tussen de nummers te horen zijn, zijn hartverscheurend. Het roept bij mij de vraag op waarom mensen dit anderen aandoen? Hoe kun je leven met het gegeven dat je het leven van een ander zo kapot hebt gemaakt? Overigens niet alleen van het directe slachtoffer, maar ook van zoveel mensen om het slachtoffer heen. De gevolgen van seksueel geweld zijn ingrijpend. Slachtoffers kunnen lijden aan psychische problemen (posttraumatische stressstoornis, depressies, suïcidale gedachten, dissociatieve stooornissen, etc.), hebben moeite om anderen te vertrouwen en relaties aan te gaan, en lijden aan een gebrek aan eigenwaarde. Hun leven zal nooit meer hetzelfde zijn.

Machtsmisbruik

Waarom doe je dit een ander aan? In literatuur worden verschillende verklaringen beschreven: verlangen naar intimiteit, seksualiteit en/of macht. Welke motieven er ook meespelen, het is nooit goed te praten, omdat de dader alleen uitgaat van zijn/haar eigen behoeften en op geen enkele manier rekening wenst te houden met het slachtoffer. De pijn en beklemming van slachtoffers door de bedreigingen of manipulaties van daders zijn indringend in beeld gebracht door stichting Revief. Welke motieven er ook mogen meespelen, seksueel geweld heeft alles te maken met machtsmisbruik. Het beschadigt slachtoffers op een diep niveau. Door iemand op seksuele wijze te misbruiken, wordt de lichamelijke integriteit geschonden. Het raakt aan de kern van ons mens zijn.

Daarom worden meisjes en vrouwen in oorlogen en conflictgebieden zo vaak slachtoffer van geweld.  Hoewel de meeste slachtoffers meisjes en vrouwen zijn, vindt er ook op grote schaal seksueel geweld tegen jongens en mannen plaats. Seksueel geweld gaat vaak samen met andere lichamelijke en psychische vormen van geweld. Het is een middel om tegenstanders te demoraliseren, te vernederen en samenlevingen te vernietigen.

Het begint met bewustwording

Het is goed en van groot belang om hier aandacht voor te vragen. Niet alleen in oorlogen worden mensen slachtoffer van geweld. Ook dicht bij huis, in onze eigen straten, in onze eigen geloofsgemeenschappen, lijden mensen door seksueel geweld. Een recent Europees onderzoek naar geweld tegen vrouwen laat schokkende cijfers zien voor de Nederlandse context:. Bijna driekwart (73%) van de Nederlandse vrouwen is ooit seksueel geïntimideerd; dit komt neer op 4,3 miljoen vrouwen. 18% van de Nederlandse vrouwen heeft ooit seksueel geweld meegemaakt, variërend van verkrachting of poging daartoe tot het onder dwang of bedreiging deelnemen aan seksuele activiteiten. Een op de 10 Nederlandse vrouwen is ooit in haar leven verkracht. Ander onderzoek laat zien dat tenminste 4% van de mannen voor hun 16 jaar te maken heeft gehad met seksueel geweld.

Ook in Nederland zelf hebben we te maken met seksueel geweld. Onderzoek laat zien dat het een grootschalig probleem is en dat de gevolgen van seksueel geweld ernstig zijn. Laten we de handen ineen slaan om dit kwaad te stoppen.

Misbruik in de kerk – moeten we het hier echt over hebben?

9 okt

Van verschillende kanten wordt mij de vraag gesteld of ik niet eens zou stoppen met het bloggen en twitteren over seksueel misbruik binnen de kerkelijke context. Sommigen wijzen mij erop dat het schrijven over misbruik de kerk in een negatief daglicht stelt. De pers zit er immers direct bovenop als er weer een verhaal binnen de kerkelijke context bekend wordt. Wat win je ermee om die negatieve berichten te versterken? Anderen vragen zich af of het niet tijd wordt om deze episode achter ons te laten. Er is al zoveel veranderd in de verschillende kerken. Het is tijd om vooruit te kijken. Weer anderen merken op dat het beter zou zijn om de kerk niet in een uitzonderingspositie te plaatsen. Misbruik komt ook voor bij hockeyverenigingen, scouting, instellingen – waarom niet binnen die bandbreedte bespreekbaar maken? Als je al zo nodig de kerkelijke context apart zou willen benoemen  – waarom richt je je dan niet op de breedte van sociale onveiligheid? Spreek dan ook over pesten, over uitsluiten, en niet alleen over seksueel misbruik.

horen zien en zwijgen

Op zich kan ik deze reacties goed begrijpen. De mensen die met mij hierover in gesprek gaan, maken zich zorgen over de beeldvorming van de kerken. Er is zoveel meer te vertellen over geloofsgemeenschappen. Er gebeuren zoveel goede, opbouwende en inspirerende dingen. Door steeds maar in te gaan op het misbruik wordt de toch al negatieve opinie gevoed: de kerk zou niet te vertrouwen zijn en vooral een instituut zijn dat misbruikers hun gang laat gaan. De reacties op mijn schrijven en twitteren worden ingegeven door liefde voor de kerk, door een verlangen naar ruimte om weer trots te mogen zijn op de kerk. Misschien worden deze reacties bij sommigen ook ingegeven voor de angst om wat misbruik teweeg brengt. Uit angst dat de wereld zoveel onveiliger blijkt te zijn dan je zou willen.

Waarom blijf ik spreken over misbruik in de kerk? Waarom richt ik mij niet op het positieve van de kerk of breng ik de thematiek in een breder verband aan de orde? Het eerste is dat er nog steeds – op het moment dat u/jij dit blog leest – er kinderen en jongeren binnen een kerkelijke context worden misbruikt. Terwijl u/jij dit leest, worden mannen en  vrouwen slachtoffer van seksueel misbruik. Soms in gezinnen, soms op het werk, soms op school. Terwijl u/jij dit leest worstelen er talloze mensen die lid zijn van geloofsgemeenschappen of er inmiddels uit zijn gestapt met de gevolgen van seksueel misbruik. Steeds weer maken onderzoeken duidelijk dat seksueel misbruik een maatschappelijk probleem is. Er is geen reden om aan te nemen dat het in de religieuze context de cijfers anders zouden zijn dan in een seculiere setting. Het is in zichzelf een schokkend gegeven dat misbruik in geloofsgemeenschappen net zoveel voorkomt als daarbuiten. Onderzoeken maken duidelijk dat 1 op de 10 mannen en 1 op 3 vrouwen in hun leven te maken hebben gehad met een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

De kerk hoort een veilige plek te zijn. Dat bereiken we niet door te zwijgen over het misbruik, maar juist door het bespreekbaar te maken. Preventie van seksueel misbruik begint met het doorbreken van het taboe. Een kerk kan vertrouwen terugwinnen door duidelijk te maken waar grenzen getrokken worden. We kunnen niet voorkomen dat er zich in geloofsgemeenschappen daders bevinden. We kunnen wel duidelijk maken dat geen enkele ongewenste grensoverschrijding getolereerd wordt. We kunnen helpen om mensen weerbaar te maken. Juist door te spreken over misbruik werken we aan een veilige kerk.

De onderzoeken laten zien dat seksueel grensoverschrijdend gedrag erg veel voorkomt. Die onderzoeken maken ook duidelijk dat seksueel misbruik ernstige gevolgen kan hebben en vaak lang het leven van slachtoffers kan bepalen. Dat is reden om specifiek voor seksueel misbruik aandacht te vragen. Deze thematiek komt zoveel voor en trekt zulke diepe sporen, en vraagt specifieke kennis van dynamieken en processen dat het noodzakelijk is om dit apart onder de aandacht te brengen.

Misbruik binnen een kerkelijke context voegt nog een extra dimensie toe: die van het geloof. Mensen die in een kerkelijke context misbruikt worden, worstelen vaak met hun godsbeeld, lijden onder de te snelle oproep om te vergeven, gaan gebukt onder zondebesef dat gevoed wordt door schuldgevoel. De context van kerk en geloof roept een eigen dynamiek op die aparte aandacht verdient.

Daarom blijf ik spreken over misbruik in de kerk. Omdat ik de kerk liefheb. Omdat ik de mensen liefheb en het me pijn doet om te zien dat slachtoffers de kerk verlaten omdat zij het gevoel hebben dat er voor hen geen plaats in. Ik blijf schrijven over kerk en misbruik, omdat het in onze geloofsgemeenschappen voorkomt. Omdat voorgangers te weinig kennis hebben. Omdat er geen tijd te verliezen is.

Ik blijf schrijven over misbruik in de kerk totdat het kwaad is overwonnen.