Ze kijkt me aan. De lijnen in haar gezicht vertellen van vreugde en verdriet. Ze is van nature monter, maar vanochtend laten haar ogen het verdriet zien dat al zo lang in haar binnenste huist. De ogen zijn rood van de emotie. Een traan rolt over haar wang. Het is het verhaal van haar buurmeisje. Meer tranen wellen op in haar ogen. Elke traan verbeeldt een ervaring uit de oorlog waar ze als kind zo onder geleden heeft.
Met een zakdoek veegt ze de tranen weg, duwt ze ze weer naar binnen zoals ze steeds geprobeerd heeft om die nare herinneringen weg te duwen en weg te stoppen. Nu dringen ze zich echter op. Onontkoombaar. Alle berichten over 75 jaar na de bevrijding roepen de verhalen in herinnering – brengen haar in de pijn, het verdriet en de machteloosheid van toen.
Dat doet het oorlogstrauma.
Ze zag dingen die voor ieder mens te groot zijn, maar zeker voor kinderen. Een jonge man die weigerde om in dienst te gaan en door het hoofd werd geschoten. Schuilen in een kolenopslag, omdat vliegtuigen de trein beschoten. Over het vernietigde spoor lopen tussen de slachtoffers van een bombardement door. De aframmeling van de Binnenlandse Strijdkrachten na de bevrijding, omdat ze niet op de juiste manier reageerde bij een versperring.
De Joodse buurvrouw die terugkwam. De oorlog ging nooit meer uit haar lijf en hoofd. Het buurmeisje, enigst kind, dat voor haar moeder bleef zorgen. “Ja, Nederland is bevrijd. Maar wij leven elke dag in oorlogstijd”.
Als we al ergens voor willen strijden, laten we strijden tegen de polarisatie, tegen uitsluiting en voor de vrede. Wat is vrede kwetsbaar en kostbaar.
Het is 75 jaar geleden. Ze heeft 75 jaar geleden. Vaak in stilte.