Vandaag (zaterdag 23 januari 2016) is in dagblad Trouw een interview te lezen met dichter / schrijver Rodaan al-Galidi. Aanleiding voor het interview is zijn boek ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg‘ over de negen jaar die hij in een asielzoekerscentrum heeft door gebracht. Omdat het in mijn ogen een bijzonder waardevol interview is, wil ik graag enkele citaten delen. Ik ben in ieder geval benieuwd naar zijn boek.
Over het belang van schrijven
“In 2007 kreeg hij een verblijfsvergunning dankzij het algemeen pardon. Aan het azc dacht hij daarna zo min mogelijk terug. ‘Ik blokkeerde dat. Je sliep daar in een kamer met drie of vier mannen. Altijd vreemdelingenpolitie in de buurt. Het was geen gevangenis, maar vrij was je ook niet. Een vriend van mij hielp mij om het boek toch te schrijven. Hij stond erop dat ik hem elke maand een brief schreef over die tijd. Zo vorderde ik gestaag. Halverwege vroeg ik: ‘Mag ik vakantie van dit boek?’ Ik was doodmoe nadat een personage zich van het leven beroofde, zoals ook zeven anderen dat hadden gedaan. Na die vakantie ontdekte ik: ik ben luchtiger geworden. Het boek werd een bevrijding. Absoluut.'”
De Nederlandse procedure
“Wat hij in het azc over Nederland leerde? Nou niets. (…) De enige Nederlandse taalles die Al-Galidi ooit kreeg, duurde een maand. Zijn docent was een 10-jarig meisje in Assen, dochter van een boer bij wie hij werd ondergebracht toen er niet genoeg bedden waren in het opvangcentrum. Hij heeft 15 boeken en dichtbundels geschreven, in het Nederlands. In 2011 kreeg hij de prijs voor literatuur van de Europese Unie voor de roman ‘De autist en de postduif’. In hetzelfde jaar zakte hij bizar genoeg, voor de inburgeringscursus”.
“Ik heb van het Nederlandse volk mijn verblijfsvergunning veel eerder gekregen dan van de IND.”
“In zijn boek beschrijft hij het leven in het azc, de tol van doelloos wachten. Zijn eigen lange procedure dankte hij aan de formuliertjes. ‘Tijdens mijn eerste verhoor vroeg de vrouw mij: op welke dag ben jij de grens van Irak overgestoken? Ik zei: Ik weet het niet, ik had geen agenda bij me. Zei ze: Ik moet het weten, want ik moet dat invullen op mijn formulier. U krijgt 20 minuten. Na 20 minuten komt ze terug. En nu weet u het. Ik zei: Goed, mevrouw. Het was vier augustus. Om ervan af te zijn, snap je? In het tweede verhoor keek de beambte naar het verslag van het eerste verhoor en vroeg: U zei eerst dat u niet wist op welke dag u de grens overstak. Maar na 20 minuten wist u het precies. Hoe komt dat? En zo werd ik niet geloofd door het systeem.”
“In Nederland heb ik geleerd: het gaat erom dat je het formulier juist invult. Een nette leugen is beter dan de rommelige waarheid.”
“Ik hoop trouwens dat er in de hemel geen Nederlandse ambtenaren bij de deur staan. Met hun formuliertjes. ‘Hoe laat ging u precies dood.’ Hahaha”
“Nederlanders zijn goed in het temmen van honden en mensen. (…) Niet de politie temt jou. Dat doen de sociale diensten. Zij gaan op een psychologische manier met jou om. Je hebt een afspraak met een ambtenaar om twee uur in het azc. Je komt om tien voor twee. Dan worden ze boos. Echt extreem boos. Je komt twee over twee – ook extreem boos. Je komt om twee uur precies. Ze glimlachen vriendelijk. Ik kan het niet goed uitleggen. Als ik naar de huisarts ga, mán, dan ben ik doodsbang om te vroeg of te laat te zijn. Ik, die raketten heb overleefd, ben bang voor een Nederlandse huisarts. Ik ben getemd.”
“Nederlanders zijn zo zorgzaam, maar ook totaal gespleten. De vrouw die mijn eerste verhoor afnam: achter haar computer was ze volkomen emotieloos. In de pauze bracht ze me koffie en was ze opeens vol warmte en menselijkheid. Van de ene op de andere seconde, een andere vrouw. Kun jij het begrijpen?”
De schoonheid van de Nederlandse taal
“Ik voel me rijker door de Nederlandse taal, mijn poëzie kreeg er een dimensie bij. Wil je weten hoe de taal is, kijk dan naar de vrouwen van een land. De vrouw is het standbeeld van de taal. De Nederlandse vrouw! Ze is vrij. Onafhankelijk. Druk ook, ze heeft niet veel tijd. Maar ze luistert naar haar gevoel. Een Arabische vrouw toont niets van zichzelf, soms zelfs haar ogen niet. (…) In de Nederlandse taal kun je niet teveel temperament stoppen. De taal is een beetje koud, hard zelfs, maar hij is heel direct en gevoelig. Het Nederlands, dat is een heel eerlijke taal hoor.”
“Uit zijn hoofd citeert hij een gedicht: ‘Ik zei: leven kom met mij samenwonen / Deel met mij niet alleen de woonkamer en de slaapkamer / Maar ook mijn hart en elke seconde. Zo’n gedicht is onmogelijk in het Arabisch. Wij hebben het woord ‘samenwonen’ niet. Ik zie nieuwe beelden door de Nederlandse taal. Neem het woord ‘volgen’. In het Arabisch klinkt het zó goedkoop. Je volgt je vaderland, je leider. Volgen is een soort slavernij. Maar in het Nederlands gaat het altijd om je gevoel volgen. Je hart, je dromen. Voor Nederlanders is dat vanzelfsprekend, maar voor mij was het een ontdekking. Jezelf volgen. Dat kan niet in het Arabisch. We hebben die cultuur niet. Eerst komt God, dan je familie. In het Nederlands ontdekte ik het woordje ‘ik’. Dat was het mooiste woord dat ik leerde. Maar daarna dacht ik: het is ook het eenzaamste woord dat ik ken.”
Geef een reactie