Hoe zou Petrus zich voelen? Hoe zou hij vanochtend zijn opgestaan? Het kan niet anders dan dat hij overspoeld wordt door allerlei emoties. Zou hij de stem van Jezus nog elke dag in zijn hoofd horen galmen? ‘Nog voor de haan gekraaid heeft, zul je mij driemaal verloochend hebben’. Zou Petrus de blik van Jezus zien als hij zijn ogen dicht doet? De laatste uren van Jezus heeft hij niet meer meegemaakt. Overmand door schuldgevoelens en door schaamte huilde hij bittere tranen in de nacht van de overlevering. Leegte
Hij zocht steun bij andere discipelen. Zou hij gesproken hebben over hoe schuldig hij zich voelde? Hij was er bij toen de vrouwen met dat wonderlijke bericht kwamen dat het graf leeg was. Hij is naar het graf gerend en heeft met eigen ogen de leegte gezien. Vol vragen en vertwijfeling zocht hij het gezelschap van de discipelen weer op. Petrus was erbij toen Jezus in hun midden verscheen. Nu was Petrus niet haantje de voorste. Zou hij geworsteld hebben met zijn verraad?
Op zoek naar vroeger
Het is in de dagen na de opstanding. Jezus is verschenen aan zijn volgelingen, maar Petrus blijft onrustig. Petrus is met een paar vrienden bij het meer van Tiberias. ‘Ik ga vissen’ zegt hij. (Johannes 21, 3). In mijn beleving zoveel meer dan een onschuldige opmerking. Ik ga vissen. Het was zijn oude beroep. Visser. Het was Jezus die hem geroepen had, die richting en bestemming aan zijn leven had gegeven. Maar nu weet hij het allemaal niet meer. Zelfs de ontmoeting met de opgestane Heer kan de onrust in hem niet doven. Zou het kunnen dat de pijn van het verraad, het onvermogen om het uit te spreken, het onvermogen om zichzelf te vergeven zijn leven heeft stil gezet? Het wordt nacht en als een bezetene probeert hij terug te keren naar vroeger. Naar de tijd voordat hij Jezus had ontmoet. Naar de tijd voor de pijn. Maar het is vruchteloos. Ze vangen bot, maar er kraait nu geen haan naar.
Ongemakkelijk heden
Dan in de ochtend staat er iemand op de oever. Johannes herkent in de gestalte op de oever in de ochtendschemering Jezus. Petrus springt overboord om zo snel mogelijk aan land te komen. Met al zijn energie en zijn impulsiviteit probeert hij controle over de situatie te krijgen. De vrienden gebruiken samen met Jezus de maaltijd. Maar ergens blijft het ongemakkelijk. De onuitgesproken gebeurtenissen van de nacht van de overlevering blijven haken en schuren. Jezus mag dan opgestaan zijn, maar voor Petrus overheerst zijn eigen schaduw, zijn eigen duisternis. Hij worstelt om zicht te houden op wie hij altijd hoopte, maar het licht lijkt verder weg dan ooit. Zeker wanneer Jezus het brood breekt …. Vlucht vooruit? Het is Jezus zelf die Petrus de hand reikt om op te staan. Hij spreekt Petrus aan: ‘Heb je mij lief?” Petrus voelt de ogen van zijn vrienden branden. Hij ziet de ogen van Jezus. Hij denkt terug aan die blik van Jezus toen de haan kraaide. Alles – alles heeft hij ervoor over om zijn verloochening ongedaan te maken. Niet meer herinnerd worden aan wat gebeurd is, vergeten en naar voren kijken.
Door de pijn naar de vreugde
Jezus vraagt Petrus tot drie maal toe: “Heb je mij lief?” Bij de derde maal breekt Petrus. In het stil staan bij de pijn, in het realiseren van wat Petrus heeft gedaan, komt ook de ruimte voor heelwording, voor heil. Jezus doorbreekt het zwijgen en brengt in zijn vragen de verloochening ter sprake. Dat brengt de ruimte voor verzoening. De vragen van Jezus brengen het verlangen van Petrus aan het licht. In het doorvragen van Jezus wordt Petrus aan het licht gebracht.
Het licht van de opstanding gaat op aan de oever van het meer van Tiberias. Het licht dat verzoening brengt. Het licht dat ons uitnodigt om na te volgen.
Geef een reactie