In In de ban van de ring is Osgiliath een voorpost van Minas Tirith. Osgiliath ligt op de grens van goede en kwade machten en in het voortdurende strijdgewoel is het vervallen tot ruïnes. De commandant, Faramir, die deze voorpost moet verdedigen, ervaart weinig begrip en steun van Minas Tirith. Op het moment dat Osgiliath overlopen wordt, blijkt Faramir er met zijn manschappen alleen voor te staan. Ondanks dapper verzet moet hij de voorpost opgeven en wordt Minas Tirith zelf bedreigd.
Voor de Missionaire Specialisatie werd ons gevraagd om onze gedachten op te schrijven over kerk, Koninkrijk van God en missionair actief zijn. Wanneer is een activiteit kerkelijk? Wanneer begint een kerk kerk te zijn in de context van pionieren, en wat is de bedoeling van kerk? Wat ik bij mijzelf merk, is dat ik veel verwarring meedraag als het over deze thema’s gaat. Het zijn grote woorden: ‘de kerk’, ‘Rijk van God’, ‘wereld’. Vaak gaan er vele betekenissen en beelden achter schuil, ingekleurd door de eigen biografie.
Als ik over ‘kerk’ nadenk, word ik heen en weer geslingerd. Soms ervaar ik kerk als een plaats van bemoediging. Soms helpt kerk mij om hoop te houden, om te blijven geloven dat het anders kan zijn. Soms betekent kerk dat er liefde wordt gedeeld door omzien naar elkaar, door de zegen, door diaconaat. Tegelijkertijd ervaar ik door kerk ook teleurstelling, beklemming en pijn. Soms zie ik dat kerk juist gekwetste en gebutste mensen in de steek laat. Soms word ik onrustig van de gelatenheid in kerk, soms ervaar ik pijn, omdat kerk ook hypocrisie in haar draagt. Kerk verwart me.
Misschien is dat ook precies wat kerk is – die beide polen.Kerk door de eeuwen heen. Kerk als verzameling van geloofsgemeenschappen. De Protestantse Kerk als het landelijk verband. Mijn eigen plaatselijke gemeente. Het zijn plaatsen waar mensen mogen schuilen en op adem komen. Plaatsen waar mensen iets opdoen aan God. Waar liefde gedeeld, geloof bemoedigd en hoop ontdekt wordt. Kerk als een gemeenschap waarin iets oplicht van Gods Koninkrijk.
Is die pretentie niet veel te groot? Is de hoop, het Koninkrijk niet ook om ons heen te vinden? Is kerk niet teveel bezoedeld door machtsmisbruik en kerkpolitiek? Heeft het instituut de beweging niet tot staan gebracht?
Misschien is kerk wel die ruïne op de grens van leven en dood. Op de grens van recht en onrecht. Daar waar een groep mensen zich verzet tegen machten die mensen beknellen en klein houden. Daar waar mensen in Christus’ naam samenkomen. Kerk als grenservaring. Die ervaring kan zowel in de gevestigde kerk plaatsvinden als in de soms kleine en kwetsbare ‘voorposten’. In In de ban van de ring werden zowel Minas Tirith als Osgiliath bedreigd. Hoge muren en naar binnen gericht zijn zijn geen waarborgen voor vrede en geborgenheid. Beide plaatsen voeren een eigen strijd en hebben elkaar nodig.
Ik beweeg mij heen en weer tussen Minas Tirith en Osgiliath. Soms voel ik me thuis in de gevestigde kerk. Een plek om op adem te komen. Soms strijd ik met het instituut. Soms voel ik me thuis in de ruïnes, in de voorposten. Dan bid en hoop ik op steun en bewogenheid. Ik geloof in Gods Koninkrijk, omdat het Koninkrijk staat voor gerechtigheid en barmhartigheid. En ja, dat Rijk kan oplichten in de kerk. Daarom geloof ik ook in de kerk, omdat we weet hebben van het Koninkrijk. Dat kwam Jezus ons immers aanzeggen?
Het is ook mijn ervaring dat de kerk verwart. Ik weet me er doorgaans geen raad mee. Voor de één ben ik te rekkelijk, voor de ander te precies. En soms is het bungelen tussen godservaring en intellectuele vraagtekens met een grote V. En toch: de maximale winst is waar gemeenschap wordt ervaren en gevonden, het woord spreekt en infiltreert. Daarom zal de kerk me nooit loslaten.